In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek op grond van de Huisvestingswet (Hvw). Eiser had op 4 januari 2021 verzocht om handhaving tegen een woning in Amsterdam, die volgens hem in strijd met de Hvw door meerdere huishoudens werd bewoond. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 6 december 2021 afgewezen. Eiser ging in bezwaar, maar het college bleef bij de afwijzing. De rechtbank behandelde de zaak op 30 augustus 2023, waarbij eiser en de gemachtigden van het college en de eigenaar aanwezig waren. De eigenaar was echter niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat het college het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen, omdat er geen overtredingen zijn geconstateerd. Eiser stelde dat er al meerdere huishoudens in de woning woonden voordat de vergunning voor woningvorming was verleend. De rechtbank concludeert dat er zicht was op legalisatie, omdat de vergunning voor woningvorming al was aangevraagd ten tijde van het handhavingsverzoek. Dit werd ook aan eiser gecommuniceerd. De rechtbank oordeelt verder dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door essentiële stukken niet tijdig aan eiser te verstrekken, maar dat dit niet heeft geleid tot schade voor eiser, omdat hij alsnog kon reageren op de stukken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt het college op om het griffierecht aan eiser te vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen en is openbaar uitgesproken op 7 september 2023.