ECLI:NL:RBAMS:2023:5652

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
13-054314-23 (zaak A) en 13-063131-23 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, vuurwapenbezit, drugshandel en verkeersdelicten na vluchtpoging

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2023 in Amsterdam betrokken was bij een vluchtpoging voor de politie. Tijdens deze vluchtpoging reed de verdachte met hoge snelheid achteruit en botste tegen een politieauto, waardoor een agent uit angst zijn voertuig moest verlaten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar veroordeelde hem voor bedreiging, het bezit van een vuurwapen en munitie, en het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan witwassen van een bedrag van ongeveer € 40.000,-. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen bij het bewijs. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten die een grote impact hebben op de maatschappij, waaronder drugshandel en het bedreigen van een politieagent.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-054314-23 (hierna: zaak A) en 13-063131-23 (hierna: zaak B)
Datum uitspraak: 5 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie, mr. L. Bertels, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Eekhout, en de benadeelde partij in zaak [benadeelde partij 1] , naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt in
zaak Ana toewijzing van de vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging op de zitting – kort samengevat – beschuldigd van:
Feit 1: poging tot doodslag op surveillant [verbalisant 1] door met een auto met hoge snelheid in zijn richting te rijden en vervolgens tegen het voertuig van [verbalisant 1] te botsen (primair). Voor het geval poging tot doodslag niet kan worden bewezen, is dit feit tenlastegelegd als poging tot zware mishandeling (subsidiair) en voor het geval dat ook niet kan worden bewezen als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling (meer subsidiair);
Feit 2: het voorhanden hebben van een pistool en zeven kogelpatronen;
Feit 3: het opzettelijk aanwezig hebben van 3,3 kilogram cocaïne, 22,6 kilogram en 66 tabletten MDMA, 4,57 gram 2C-B en 4,11 gram metamfetamine;
Feit 4: het opzettelijk aanwezig hebben van 513,4 gram hennep en 54,1 gram
hasjiesj;
Feit 5: het witwassen van € 40.805,88 (primair). Voor het geval dit niet kan worden bewezen, is dit feit tenlastegelegd als eenvoudig witwassen (subsidiair).
In
zaak Bwordt verdachte verweten dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer op die weg heeft gehinderd door met zijn auto met hoge snelheid achteruit te rijden, tegen een dienstauto van de politie te botsen en vervolgens, terwijl hij zijn voertuig niet onder controle had, tegen meerdere auto’s aan te rijden die daar geparkeerd stonden.
Alle feiten in zaak A en zaak B zijn gepleegd op 21 februari 2023 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De beantwoording van de voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van partijen over het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling (zaak A, feit 1 primair en subsidiair). De bedreiging kan wel worden bewezen (zaak A, feit 1 meer subsidiair). Ook kan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (zaak A, feit 2), het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs (zaak A, feit 3), het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs (zaak A, feit 4) en witwassen (zaak A, feit 5 primair) worden bewezen. Tot slot kan ook worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg en hindering van het verkeer (zaak B).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in zaak A op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling (zaak A, feit 1 primair en feit 1 subsidiair). Ten aanzien van de bedreiging heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank (zaak A, feit 1 meer subsidiair).
De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte in zaak A moet worden vrijgesproken van feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Primair is deze vrijspraak gegrond op de omstandigheid dat bij het voorbereidende onderzoek sprake is van onherstelbare vormverzuimen waardoor ingevolge artikel 359a, lid 1 onder b en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bewijsuitsluiting moet volgen. Gelet op het dossier was geen sprake van een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van verdovende middelen in het voertuig van verdachte zodat de politie, gelet op artikel 9, lid 1 sub a, van de Opiumwet (Opw), niet bevoegd was zich de toegang tot de auto waar verdachte in reed te verschaffen. Door zich deze toegang wél te verschaffen, is een zwarte tas met hennep aangetroffen. Hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat moet leiden tot bewijsuitsluiting zodat vrijspraak volgt voor het aanwezig hebben van de aangetroffen hennep (zaak A, feit 4). Omdat de doorzoeking van de auto van verdachte onrechtmatig was, bestond er geen verdenking (de rechtbank begrijpt: van overtreding van de Opiumwet) en dus ook geen bevoegdheid vervolgens de woning aan [adres 2] te betreden. Het daarop in die woning aantreffen van het vuurwapen en de munitie (zaak A, feit 2), de (overige) verdovende middelen (zaak A, feit 3 en feit 4) en de geldbedragen (zaak A, feit 5) vloeien rechtstreeks voort uit deze onrechtmatige betreding van de woning. Hiermee is eveneens sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat moet leiden tot bewijsuitsluiting zodat verdachte ook van deze (overige) feiten van zaak A moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank van oordeel is dat de politie de woning aan [adres 2] wel mocht betreden, dan moet de daaropvolgende doorzoeking door de politie van de Uber-tas in de woning onrechtmatig worden geacht. De politie mocht ingevolge artikel 96 Sv immers enkel zoekend rondkijken. De chemische geur is pas geroken nadat de Uber-tas daadwerkelijk door de politie was opengemaakt.
Subsidiair, indien de rechtbank de doorzoeking van de auto en de woning aan [adres 2] wel rechtmatig oordeelt (en dus van oordeel is dat geen sprake is van (een) vormverzuim(en)), dient vrijspraak te volgen omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de in deze woning aangetroffen verdovende middelen, het vuurwapen en de munitie en álle geldbedragen. Het aangetroffen DNA-profiel op het vuurwapen betreft een DNA-mengprofiel. Dat hier vermoedelijk DNA van verdachte bij zit is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen. Ten aanzien van het witwassen kan in dat geval enkel een bedrag van € 19.080,00 worden bewezen (zaak A, feit 5). Het overige tenlastegelegde bedrag is niet gespecificeerd en niet met een betaaloverzicht onderbouwd.
De raadsvrouw heeft zich in zaak B wat betreft de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] en [kenteken 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van de overige kentekens – en van het verwijt met hoge snelheid achteruit te hebben gereden (eerste gedachtestreepje) – moet verdachte worden vrijgesproken, omdat met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte tegen de hierbij behorende voertuigen is aangereden.

5.Het bewijsoordeel van de rechtbank

5.1.
Vrijspraak van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling (zaak A, feit 1 primair en subsidiair)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling. Verdachte zal daarvan in zaak A feit 1 primair en zaak A feit 1 subsidiair worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijsoverweging voor bedreiging (zaak A, feit 1 meer subsidiair)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging (zaak A, feit 1 meer subsidiair) en gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 21 februari 2023 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat verdachte in een personenauto voorzien van kenteken [kenteken 4] reed naar de [straat 1] te Amsterdam. Zij zagen dat de collega’s van de AD1042 in een opvallend dienstvoertuig een stopteken gaven aan verdachte met de tekst “STOP POLITIE”. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben hun opvallende dienstvoertuig ongeveer 15 meter achter het voertuig van verdachte gezet om een mogelijke vluchtpoging te voorkomen. [verbalisant 1] deed zijn linkerbeen uit het voertuig om uit te stappen en op dat moment zag hij dat verdachte met hoge snelheid achteruitreed en op hun dienstvoertuig afkwam. [2] Verbalisant [verbalisant 3] zag dat het voertuig met enorme snelheid achteruitreed en hoorde dat het voertuig hoge toeren maakte. [3] [verbalisant 1] zag dat verdachte, terwijl hij achteruit reed en geen snelheid terugnam, met zijn rechterarm de achterkant van de bijrijdersstoel vasthad, naar achteren keek en geen snelheid terugnam. [verbalisant 1] is toen net op tijd zijn voertuig terug ingestapt en zag vervolgens dat verdachte tegen hun dienstvoertuig aanreed aan de voorzijde van de bestuurderskant. [verbalisant 1] heeft hierover verklaard: “
Als ik niet had gezien dat [verdachte] achteruit op mij afreed dan was ik helemaal uitgestapt en had ik mijn deur dichtgedaan. Ik was dan waarschijnlijk geraakt door het voertuig van [verdachte], omdat ik geen kant op kon op dat moment”.
Hoewel niet is vast te stellen met welke snelheid verdachte achteruitreed, vindt de rechtbank op grond van de verklaringen van getuigen [verbalisant 1] en [verbalisant 3] bewezen dat verdachte in ieder geval met aanzienlijke snelheid heeft gereden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de gedragingen van verdachte bij [verbalisant 1] , de redelijke vrees doen ontstaan dat hij – in het geval van een aanrijding – zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De wil van verdachte was, mede gelet op de omstandigheid dat hij tijdens het achteruitrijden over zijn schouder keek en (het dienstvoertuig van) [verbalisant 1] dus moet hebben gezien, gericht op het teweegbrengen van die vrees. [verbalisant 1] is ook daadwerkelijk op de hoogte geraakt van de bedreiging. Dit betekent dat zaak A feit 1 meer subsidiair kan worden bewezen.
5.3.
Verwerping van het verweer tot bewijsuitsluiting
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Het observeren van verdachte op 18 februari 2023
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] kregen op 18 februari 2023 een melding dat een voertuig met kenteken [kenteken 4] betrokken was bij de handel in drugs. Dit bleek uit eerdere politieregistraties en een getoonde politie briefings dia. [4] Verbalisant [verbalisant 4] hoorde dat collega AD1020 zei dat de bestuurder van het voertuig vermoedelijk zojuist had gehandeld in verdovende middelen. De bestuurder had een persoon opgehaald, is daarna een klein rondje met hem gaan rijden en heeft hem na ongeveer vijf minuten weer terug op de ophaallocatie gezet. Het is verbalisant [verbalisant 4] ambtshalve bekend dat dit één van de werkwijzen is waarop wordt gehandeld in verdovende middelen. [verbalisant 4] is achter het voertuig met kenteken [kenteken 4] aangereden en zag dat de bestuurder van dit voertuig op de [straat 2] ter hoogte van perceel [nummer 1] tot stilstand kwam, parkeerde en contact maakte met een man die uit de woning kwam lopen. [verbalisant 4] zag dat zij elkaar iets overhandigden. De bestuurder is vervolgens de woning ingegaan en ongeveer 30 seconden in de woning geweest, waarop hij weer in het voertuig is gestapt en in de richting van [straat 3] is gereden. [5]
Het observeren van verdachte op 21 februari 2023
Op 21 februari 2023 zagen [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het voertuig met kenteken [kenteken 4]
weer rijden. [verbalisant 4] zag dat het voertuig stil stond, dat er twee personen in het
voertuig zaten en dat de bestuurder dezelfde persoon was als de bestuurder van 18 februari 2023. De bestuurder bleek later verdachte te zijn. Naast de bestuurder zat een onbekend gebleven persoon (NN1). [verbalisant 4] is langs het stilstaande voertuig gereden. Hij zag dat in het voertuig een witte (post)envelop en contant geld werd overgegeven. Na ongeveer twee minuten stapte NN1 weer uit het voertuig. Verdachte reed daarop meteen weg en zat alleen in deze auto.
[verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben hierop het voertuig met kenteken [kenteken 4] gevolgd en gezien dat het kwam stil te staan ter hoogte van [adres 3] . Een onbekend gebleven persoon (NN2) kwam uit een portiek lopen en liep naar de bestuurderskant van het voertuig toe. [verbalisant 5] zag dat NN2 contact maakte met verdachte. Hij zag NN2 niet het voertuig instappen, maar zag dat NN2 en verdachte met de handen naar elkaar toe reikten.
Verbalisanten hebben verdachte hierop gevolgd en zagen dat hij de [straat 2] inreed en ter hoogte van perceel [nummer 1] parkeerde. Verbalisanten zagen dat verdachte uit zijn voertuig stapte en vervolgens vanaf de achterbank een groene Uber Eats tas bij zich had die met veel tape was beplakt. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat dit soort tassen veelal wordt gebruikt bij het handelen in verdovende middelen. Verbalisanten zagen dat verdachte omstreeks 16:35 uur met deze groene tas de woning aan de [adres 2] binnenliep.
Verbalisanten hebben vervolgens geruime tijd zicht gehouden op het pand aan de [adres 2] en zagen dat verdachte rond 18:15 uur samen met een vrouwelijke persoon het pand uit kwam lopen. Dit bleek later de zus van verdachte, [zus van verdachte] (hierna: [zus van verdachte] ) te zijn. Verbalisanten zagen dat zij de eerder genoemde groene tas bij het verlaten van het pand niet bij zich hadden en dat verdachte instapte aan de bestuurderskant van het voertuig met kenteken [kenteken 4] en [zus van verdachte] aan de passagierskant. [6]
De aanhouding van verdachte en de toegang tot het voertuig
De politie heeft verdachte uiteindelijk, na de hiervoor in paragraaf 5.2 van het vonnis weergegeven bedreiging van verbalisant [verbalisant 1] , aangehouden ter zake van verdenking van overtreding van de Opiumwet. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben zich vervolgens, op grond van de Opiumwet, toegang verschaft tot de auto waar verdachte in reed. Op de bijrijdersstoel trof verbalisant [verbalisant 4] een zwarte rugtas aan waarin, na opening, 470 gram hennep bleek te zitten. Deze hennep is in beslag genomen. [7]
Het betreden en doorzoeken van de woning [adres 2]
De politie is om 21:05 uur met toestemming van de hulpofficier van justitie de woning aan de [adres 2] binnengetreden. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zagen bij het binnentreden van de woning, links in de woonkamer en in het zicht, de groene tas staan die zij eerder op de dag hebben gezien (de rechtbank begrijpt: de groene Uber Eats tas). Zij zijn daarop naar deze tas toegelopen en zagen dat deze tas deels open stond en dat je makkelijk in de tas kon kijken. Zij zagen blauwe pillen in de tas zitten, waarop zij in de tas hebben gekeken. Zij zagen dat deze tas vol zat met een grote hoeveelheid verpakte groene en blauwe pillen. Hierop hebben verbalisanten de situatie meteen bevroren om contact te leggen met de officier van justitie. [8]
Hierna heeft de rechter-commissaris op 21 februari 2023 om 21:38 uur de vordering van de officier van justitie om de woning aan [adres 2] te doorzoeken toegewezen. [9] Deze doorzoeking is om 21:41 uur geopend. In een aanvullend proces-verbaal hebben verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] geverbaliseerd dat zij zagen dat de groene Uber Eats bezorgtas aan de bovenzijde niet in zijn geheel gesloten was. [10] Zij zagen namelijk dat de ritssluiting deels stuk was, waardoor de ritssluiting niet in zijn geheel dicht kon. Verder zagen zij dat de bovenzijde van de bezorgtas (bij de kapotte ritssluiting) ingedrukt was. Zij konden daardoor met gebruik van een zaklamp deels in de bezorgtas kijken. Bij het naar binnenkijken in de tas, zagen zij direct blauw- en groenkleurige pillen, gelijkend op XTC-pillen. Zij zagen dat deze pillen in een transparante zak vervoerd werden. [verbalisant 4] heeft de tas deels geopend om zo de inhoud van de tas op camera beter in beeld te brengen voor in het procesdossier.
Oordeel rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en, zo ja, welke rechtsgevolgen hieraan moeten worden verbonden.
Bij de beantwoording van deze vraag zal de rechtbank het toetsingskader van artikel 9 lid 1 Opw en artikel 97 lid 1 tot en met lid 3 Sv hanteren. Artikel 9 lid 1 Opw schrijft – kort gezegd – voor dat opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang hebben tot vervoermiddelen (sub a) en plaatsen (sub b) waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat aldaar verdovende middelen (van lijst I of lijst II van de Opiumwet) aanwezig zijn, en ze zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen (lid 3). Voorts bepaalt artikel 97 lid 1 tot en met 3 Sv dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv de (hulp) officier van justitiebevoegd is een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken en dat daarvoor de machtiging van de rechter-commissaris vereist is.
Ten aanzien van de toegang tot het voertuig
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de waarnemingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op 18 en 21 februari 2023 in samenhang met de eerdere politieregistraties gekoppeld aan het voertuig met kenteken [kenteken 4] een redelijk vermoeden opleverden dat in dat voertuig middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet aanwezig waren. Het gaat immers om flitsbezoekjes / korte contactmomenten met personen, waarbij voorwerpen en/of geld werden overhandigd en de politie stelt dat volgens hen Uber Eats tassen vaker worden gebruikt bij de handel in verdovende middelen. Dit betekent dat verbalisanten bevoegd waren zich toegang te verschaffen tot het voertuig met kenteken [kenteken 4] ter inbeslagneming. De in de auto aangetroffen hennep is dus rechtmatig in beslag genomen.
Ten aanzien van het binnentreden van de woning
Op basis van de vondst in de auto en de eerdere waarnemingen bestond er naar het oordeel van de rechtbank vervolgens een redelijk vermoeden dat in de woning aan de [adres 2] , middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet aanwezig waren. In deze woning had verdachte immers een Uber Eats tas, waarvan ambtshalve bekend is dat dit soort tassen veelal wordt gebruikt bij het handelen in verdovende middelen, achtergelaten. Dit betekent dat verbalisanten ook bevoegd waren zich toegang tot voornoemde woning te verschaffen en zij deze woning dus mochten betreden.
Ten aanzien van de pillen in Uber Eats tas en daarop volgende doorzoeking woning
Uit vaste rechtspraak blijkt dat ‘betreden’ inhoudt ‘zoekend rondkijken’ zonder daarbij lades, kasten, kamers en ruimtes te openen of spullen te doorzoeken. Net als de raadsvrouw vindt de rechtbank dat de gang van zaken in de woning met betrekking tot de groene Uber Eats tas vragen oproept. De rechtbank kan namelijk op de foto van hoe de Uber Eats tas op 21 februari 2023 door de politie is aangetroffen niet zien dat de tas, zoals is geverbaliseerd, “deels openstond”. De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben echter in een aanvullend proces-verbaal nader toegelicht dat zij in deze tas konden kijken omdat de “ritssluiting deels stuk was” waardoor de ritssluiting niet in zijn geheel dicht kon en de bovenzijde van de tas op die plek was ingedrukt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze toelichting. De rechtbank merkt hierbij op dat – puur taalkundig bekeken – de eerste constatering dat “de tas deels open staat” reeds kon inhouden dat dit werd veroorzaakt door een ritssluiting die (deels) kapot was. De eerste constatering impliceerde, met andere woorden, niet per definitie dat verbalisanten in de tas konden kijken omdat deze via de gebruikelijke wijze (deels) was geopend (dat wil zeggen: een werkende ritssluiting die (deels) geopend werd aangetroffen). Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat verbalisanten in de woning aan de [adres 2] slechts zoekend aan het rondkijken waren toen zij de blauwe pillen met behulp van een zaklamp in de Uber Eats tas zagen liggen en zij dus, op dat moment, binnen hun bevoegdheid hebben gehandeld. De enkele omstandigheid dat zij
vervolgensmet hun hand deze tas wat meer hebben geopend teneinde een goede foto te kunnen maken, maakt dat niet anders. Vervolgens zijn verbalisanten pas
nadatde officier van justitie de machtiging van de rechter-commissaris had ontvangen de woning gaan doorzoeken. Aan deze doorzoeking lag, gelet op de aangetroffen blauwe pillen in de Uber Eats tas, een verdenking van een misdrijf ex artikel 67 lid 1 Sv ten grondslag. Dit betekent dat verbalisanten de woning rechtmatig hebben doorzocht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat geen sprake is van vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit betekent dat de in het voertuig met kenteken [kenteken 4] én de in de woning aan de [adres 2] aangetroffen voorwerpen (zoals deze hierna in paragraaf 5.4 worden besproken) voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer van de raadsvrouw strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
5.4.
Bewijsoverweging voor vuurwapenbezit (zaak A, feit 2), drugsbezit (zaak A, feiten 3 en 4) en witwassen (zaak A, feit 5)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 21 februari 2023 is de woning aan de [adres 2] te Amsterdam doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is op diverse plekken van de woning een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen. [11]
Verder is in de keuken een vuurwapen inclusief munitie aangetroffen. [12] Uit onderzoek is gebleken dat dit wapen een pistool betreft van het merk Norinco, model M1911 A1 en kaliber .45 ACP. Dit pistool is een (vuur)wapen in de vorm van een pistool in de zin van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM). De munitie die in het patroonmagazijn zat betreft 4 patronen met het kaliber 9x19mm, munitie in de zin van categorie III van de WWM. Ook werden los in de plastic tas 3 patronen aangetroffen. Het ging in totaal om 7 patronen van het merk Sellier & Bellot. [13] Op het vuurwapen zat een DNA-mengprofiel waarvan forensisch deskundigen stellen dat de resultaten van het onderzoek aan de bemonstering veel waarschijnlijker zijn als dit mengprofiel DNA bevat van verdachte en twee onbekende, niet verwante personen dan van drie onbekende, niet verwante personen. [14]
Tijdens de doorzoeking zijn, behalve geldbedragen en een wapen en munitie, ook verdovende middelen aangetroffen. Een deel van deze verdovende middelen is niet aangetroffen in de woning, maar in het voertuig met kenteken [kenteken 4] of in de jaszak van verdachte tijdens zijn aanhouding. Het gaat in totaal om ongeveer 3,3 kilogram cocaïne, [15] 22,6 kilogram MDMA, [16] 64 tabletten MDMA, [17] 4,57 gram 2C-B, [18] 4,11 gram metamfetamine, [19] 513,4 gram hennep [20] en 54,1 gram hasjiesj. [21] Het totaal in beslag genomen geldbedrag bedraagt € 40.805,88. [22]
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam is het paspoort van verdachte aangetroffen. [23] De zus van verdachte, [zus van verdachte] , staat ingeschreven op het adres [adres 2] in Amsterdam, maar verblijft daar naar eigen zeggen feitelijk niet. [24] [zus van verdachte] is sinds 1 februari 2022 huurder van de woning. [25]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het inkomen en vermogen van verdachte in de periode van 21 februari 2018 tot en met 21 februari 2023. [26] Hieruit is gebleken dat het eindsaldo van zijn bankrekening met nummer [nummer 2] van 2018 tot en met 2022 € 0,00 is. Het eindsaldo van zijn bankrekening met nummer [nummer 3] was in 2018 € -44,00; in 2019 € -9,00; in 2020
€ -53,00; in 2021 € 214,00 en in 2022 € 4,00. Er zijn geen gegevens bekend over 2023. Verdachte heeft in 2018 € 0,00 loon ontvangen. [27] In de jaren 2018 tot en met 2023 ontving verdachte enkel zorgtoeslag. Niet gebleken is dat verdachte in deze jaren ander legaal inkomen of vermogen ontving.
Oordeel rechtbank
Wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen, de munitie en de verdovende middelen
De rechtbank stelt voorop dat zowel voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en munitie als voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is vereist dat verdachte zich “in meer of mindere mate bewust is geweest” van de aanwezigheid van deze voorwerpen op het adres [adres 2] in Amsterdam en dat hij ook beschikkingsmacht had over deze voorwerpen.
Anders dan de raadsvrouw (subsidiair) heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze voorwerpen in de woning en hier ook beschikkingsmacht over had. Hiervoor is het volgende van belang. Het vuurwapen, de kogelpatronen en de verdovende middelen lagen in de woning waar verdachte op de dag dat deze voorwerpen daar zijn aangetroffen nog binnen is geweest (21 februari 2023). In de woning lag het paspoort van verdachte. De uitkomsten van het DNA-onderzoek op het wapen kunnen worden gekoppeld aan verdachte. De groene Uber Eats tas die op 21 februari 2023 in de woning is aangetroffen – en waarin 22,6 kilogram aan MDMA-pillen bleek te zitten – is dezelfde tas die verdachte zelf ruim anderhalf uur eerder die dag in zijn voertuig heeft vervoerd en de woning in heeft gedragen. Hieruit volgt dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (zaak A, feit 2) en aan het opzettelijk aanwezig hebben van zowel harddrugs (zaak A, feit 3) als softdrugs (zaak A, feit 4), waarvan een groot deel is aangetroffen in de auto waarin verdachte reed.
Ten aanzien van het contante geld
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een geldbedrag in het kader van witwassen is vereist dat verdachte “feitelijke zeggenschap” had over dit geldbedrag. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aangetroffen grote hoeveelheden contant geld in de woning [adres 2] in Amsterdam voorhanden gehad.
De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of bewezen kan worden dat het geldbedrag “afkomstig is uit enig misdrijf”. Dit betekent dat bekeken moet worden of sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het gaat om geldbedragen van behoorlijke omvang, in contante coupures, die niet terug zijn te vinden in (officiële) boeken en evenmin kunnen worden verantwoord met stukken van reguliere handelsactiviteiten. Bovendien gaat het om het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, zonder noodzaak daartoe op grond van beroep of bedrijf. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder het bezit van harddrugs, gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld. Daar komt bij dat van verdachte in de jaren 2018 tot en met 2023, anders dan zorgtoeslag, geen legaal inkomen of vermogen bekend is. Er is dus sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van verdachte een concrete, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de alternatieve (legale) herkomst van het aangetroffen geldbedrag mag worden verlangd. Verdachte heeft zich, ook ter terechtzitting, op zijn zwijgrecht beroepen.
Bij deze stand van zaken concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, nu het witwasvermoeden niet door verdachte is weerlegd. Onder bovenvermelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook wist dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
5.5.
Veroordeling voor het veroorzaken van gevaar en mogelijke hinder op de weg (zaak B)
Het in zaak B tenlastegelegde ziet op hetzelfde feitencomplex dat hiervoor in paragraaf 5.2 is weergegeven. Naast de daar vastgestelde gedragingen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Verdachte reed nadat hij op de [straat 4] een stopteken negeerde en tegen de dienstauto van de politie met kenteken [kenteken 3] was gebotst, met het voertuig [kenteken 4] achteruit de [straat 5] in. Hierbij heeft hij in totaal elf voertuigen geraakt die links en rechts geparkeerd stonden op de [straat 5] . De betrokken voertuigen met schade zijn volgens de politie, voor zover hier relevant: [kenteken 5] en [kenteken 6] en [kenteken 7] en [kenteken 8] en [kenteken 9] en [kenteken 2] en [kenteken 10] en [kenteken 11] en [kenteken 12] en [kenteken 13] . [28] Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gezien en gehoord dat verdachte met hoge snelheid achteruit reed (het voertuig maakte hoge toeren), dat hij van links naar rechts door de straat slingerde terwijl hij achteruit reed, hij hierbij de macht over het stuur verloor en dat hij nadat hij meerdere voertuigen raakte halverwege de [straat 5] tot stilstand kwam tegen de personenauto met het kenteken [kenteken 1] . [29]
Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank het proces-verbaal van aanrijding voldoende redengevend voor de bewezenverklaring dat verdachte tegen alle in de tenlastelegging vermelde voertuigen is aangereden. De omstandigheid dat niet alle eigenaren van de beschadigde voertuigen aangifte hebben gedaan maakt dat niet anders, omdat dit voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 WVW niet is vereist.
Het in zaak B tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen.
6. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten van dit vonnis vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A:
Feit 1, meer subsidiair:
op 21 februari 2023 te Amsterdam [verbalisant 1] (werkzaam als surveillant bij de Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met zware mishandeling door opzettelijk dreigend met een personenauto
- een door een verbalisant gegeven stopteken te negeren en
- vervolgens met aanzienlijke snelheid in de richting van voornoemde [verbalisant 1] te rijden en blijven rijden zonder zijn snelheid te minderen waardoor voornoemde [verbalisant 1] in zijn voertuig moest stappen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen en
- vervolgens te botsen tegen het voertuig waarin voornoemde [verbalisant 1] net was gestapt;
Feit 2:
op 21 februari 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Norinco, type M1911 A1, kaliber .45 ACP zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten 7 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,3 kilogram cocaïne en
- 22,6 kilogram en 64 tabletten MDMA en
- 4,57 gram 2C-B en
- 4,11 gram metamfetamine;
Feit 4:
op 21 februari 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 513,4 gram hennep en 54,1 gram hasjiesj;
Feit 5:
op 21 februari 2023 te Amsterdam een geldbedrag van in totaal 40.805,88 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Zaak B:
op 21 februari 2023 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 4] ), daarmee rijdende op de weg, de [straat 5] en de [straat 4] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd, immers:
- is verdachte, met snelheid, achteruit gereden en
- vervolgens is verdachte tegen een dienstauto van de politie (kenteken [kenteken 3] ) gereden en gebotst en
- vervolgens is verdachte met snelheid, achteruit rijdend, de [straat 5] ingereden, waarbij verdachte zijn voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 4] ) niet onder controle had, immers is verdachte tegen voertuigen gekentekend [kenteken 5] en [kenteken 6] en [kenteken 7] en [kenteken 8] en [kenteken 9] en [kenteken 2] en [kenteken 10] en [kenteken 11] en [kenteken 12] en [kenteken 13] , welke aldaar geparkeerd stonden, gereden en
- vervolgens is verdachte met zijn voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 4] ) tot stilstand gekomen tegen een aldaar geparkeerd voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ).

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.De strafoplegging

9.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in zaak A moet worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 52 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hierbij is het volgende aangevoerd. Verdachte is kennelijk betrokken bij drugshandel, daarover kan geen twijfel bestaan bij het bezit van dit soort hoeveelheden verdovende middelen, samen met een vuurwapen en dergelijke cashbedragen. Drugshandel heeft een grote impact op de maatschappij. Los van de gezondheidsrisico’s voor gebruikers heeft de keiharde en nietsontziende georganiseerde criminaliteit die achter de drugshandel schuilgaat een ondermijnende en soms ronduit ontwrichtende uitwerking op onze maatschappij. Verdachte heeft hieraan bijgedragen en is medeverantwoordelijk te houden voor deze uitwassen door de criminele keten op zijn minst in stand te houden. Het vuurwapenbezit onderstreept dat. In zaak B heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte de bevoegdheid moet worden ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, passend is, omdat verdachte first offender is, het vuurwapen ongeladen en niet onmiddellijk gereed voor gebruik was, de munitie niet bestemd was om af te schieten met het aangetroffen vuurwapen en omdat verdachte voornemens is een opleiding te gaan volgen en een fietsenwinkel te beginnen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Ten eerste heeft hij een politieagent bedreigd met zware mishandeling door op hem af te rijden met een auto. Dit gedrag ondermijnt niet enkel het gezag voor de autoriteiten, het levert ook angst op voor de politieagent in kwestie die gewoon zijn werk deed en een vluchtpoging van verdachte probeerde te voorkomen. Bovendien heeft verdachte met zijn gedrag schade berokkend aan het dienstvoertuig van de politie. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg en mogelijke hinder van het verkeer door met snelheid achteruit te rijden, waarbij tevens aan particuliere voertuigen schade is berokkend. Het is een uiterst agressieve en brutale actie geweest van verdachte.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van meerdere kilo’s verdovende middelen (waaronder zowel hard- als softdrugs), het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het witwassen van ruim € 40.000,00. Verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid en van wapenbezit gaat een dreigend en gevaarlijk karakter uit waardoor levens letterlijk kunnen worden verwoest. Vanuit de gedachte dat misdaad niet mag lonen, is het witwassen van criminele gelden laakbaar. Met zijn handelwijze heeft verdachte in belangrijke mate bijgedragen aan het in stand houden van een crimineel circuit en de ondermijnende invloed daarvan op de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verdachte had geen zinvolle dagbesteding voorafgaand aan zijn voorarrest, en van hem is ook geen legaal inkomen bekend. De reclassering heeft, blijkens het advies van 4 mei 2023, de indruk dat de instabiele leefsituatie van verdachte een bewuste keuze is, mede omdat hij over voldoende copingsvaardigheden en zelfstandigheid lijkt te beschikken. Dit vindt de rechtbank zorgelijk, net als het feit dat verdachte geen inzicht in zijn handelen heeft gegeven en daar geen verantwoordelijkheid voor heeft genomen. De reclassering ziet geen aanknopingspunt om een reclasseringstoezicht met (gedrags)interventies te adviseren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over strafoplegging (de LOVS oriëntatiepunten) als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten gaan voor bedreiging door het inrijden op een persoon uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Ook voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning is vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan twintig kilogram harddrugs gaan de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 36 maanden. Wat betreft het aanwezig hebben van een hoeveelheid van (iets) meer dan 500 gram softdrugs vormt een taakstraf van 100 uur het uitgangspunt. Het voorhanden hebben van de 7 kogelpatronen rechtvaardigt de oplegging van een geldboete. Op het witwassen van € 40.805,88 staat tot slot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden of een taakstraf.
Kortom, hoewel strafoplegging meer is dan een kale optelsom van oriëntatiepunten, maakt de samenloop van deze feiten dat enkel een forse deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is in deze zaak. Verdachte heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij nu pas, vanwege het voorarrest, weet wat zijn vrijheid waard is en dat hij zich nooit meer in deze situatie wil begeven. Mede gelet op de relatief jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad ziet de rechtbank aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Naast het afstraffen van verdachte en het afgeven van een signaal naar verdachte en de samenleving wil de rechtbank met de straf immers ook bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst niet laat verleiden om opnieuw de (drugs)criminaliteit in te gaan en dat hij zich zal weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank in zaak A een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren op zijn plaats.
Voor het veroorzaken van gevaar op de weg en zich zodanig te gedragen dat verkeer op de weg kon worden gehinderd, legt de rechtbank aan verdachte een rijontzegging motorrijtuigen te besturen op van 6 maanden, conform de eis van de officier van justitie.

10.Het beslag

Onder verdachte zijn de nader in het dictum gespecificeerde voorwerpen in beslag genomen.
De in beslag genomen geldbedragen, het handgeschreven papiertje met drugsnamen, aantallen en bedragen en de in de woning aangetroffen weegschaal worden verbeurdverklaard, nu met betrekking tot die voorwerpen het in zaak A onder 3, 4 en 5 bewezen geachte is begaan en/of met behulp van deze voorwerpen deze feiten zijn begaan of voorbereid.
De in beslag genomen verdovende middelen, het vuurwapen en de munitie, het vuurwerk, de dealtelefoons met goednummers 6305171 en 6305184 waarop drugsgerelateerde communicatie is aangetroffen en de gps-trackeer (‘geluiddrager’) worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak A onder 2, 3 en 4 bewezen geachte is begaan en/of tot het begaan van deze feiten zijn bestemd en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De overige in beslag genomen voorwerpen, te weten de overige telefoons, worden aan verdachte terug gegeven. De rechtbank heeft van de officier van justitie begrepen dat het notitieblok reeds aan [zus van verdachte] is teruggeven. Ten aanzien van dat voorwerp zal de rechtbank daarom geen beslissing meer nemen.

11.De vorderingen van de benadeelde partijen

Ten aanzien van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 169,47 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is betwist. De raadsvrouw vindt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de schade aan het voertuig heeft veroorzaakt dan wel wegens onvoldoende onderbouwing. De officier van justitie vindt dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en stelt vast dat verdachte deze schade heeft veroorzaakt, nu is bewezen dat verdachte met zijn auto onder andere tegen de auto met kenteken [kenteken 9] van [benadeelde partij 2] is gereden. De rechtbank wijst de vordering toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 14.998,31 aan schadevergoeding, bestaande uit € 11.360,12 aan vergoeding van materiële schade, € 12.048,00 aan vergoeding van immateriële schade en minus een bedrag van € 8.409,81 wegens reeds vergoede schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is betwist. De raadsvrouw vindt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de gevorderde materiële - en immateriële schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie vindt de vordering van [benadeelde partij 1] toewijsbaar tot een bedrag van € 302,51 aan huurkosten en vindt dat de benadeelde partij voor het overige materiële - en immateriële deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens onvoldoende onderbouwing en onvoldoende rechtstreeks verband met het tenlastegelegde.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het merendeel van de schadeposten onvoldoende is onderbouwd en/of onvoldoende rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde. Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 302,51 voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank wijst de vordering tot dat bedrag toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het overige deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft op de zitting toegelicht waarom de vordering onvoldoende onderbouwd is en heeft aangevoerd dat zij de vordering (alsnog) nader kan onderbouwen. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij wordt daarom voor het overige deel van de gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan het overige deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

12.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 62, 285 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 5 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

13.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zaak A, feit 1 meer subsidiair:
bedreiging met zware mishandeling;
zaak A, feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
zaak A, feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 5:
witwassen;
zaak B:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden.
Verklaart verbeurd:
4. 195,38 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305210)
5. 282,55 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305204)
6. 19080 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305203)
7. 7000 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305206)
8. 1040 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305209)
9. 10500 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305212)
10. 2990,5 EUR
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305199)
22 1 STK Papier
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6306303)
27. 1 STK Weegschaal
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305181)
38. 1 STK Weegschaal
(Omschrijving: PL1300-2023041887-6305211, zwart)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305187)
2. 1 STK Xtc
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305191)
3. 1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305190)
11. 1 STK Vuurwerk
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305180, bruin)
12. 1 STK Vuurwerk
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305205, zwart)
13. 2 STK Vuurwerk
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305202, Bruin)
17. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305171, wit, merk: Aiphone)
20. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305184, Samsung)
23. 20 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G63063299)
24. 3 STK Cocaïne
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6306301, wit)
25. 1 STK Pil
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6306302)
26. 1 STK Geluidsdrager
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305354)
28. 1 STK Hennep
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305183)
29. 1 STK Hennep
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305167)
30. 1 STK Hashish
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305168)
31. 1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305170)
32. 1 STK Poeder
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305173, geel)
33. 1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305186)
34. 9 STK Pil
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305177, Beige)
35. 10 STK Pil
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305178, Grijs)
36. 13 STK Pil
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305179, Roze)
37. 1 STK Xtc
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305193)
39. 11 STK Pil
(Omschrijving: PL1300-2023041877-G6305176, roze)
40. 1 STK Pistool
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305164, Norinco)
41. 1 DV Patroon
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305165, Sellier & Bellot)
Gelast de teruggaveaan verdachte
van:
14. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041887-G6305182, Iphone)
16. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305169, wit, merk: Aiphone)
19. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305185)
21. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023041830-G6305353, zwart, merk: Samsung)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[benadeelde partij 2], van dit bedrag, bestaande uit
€ 169,47 (honderd negenenzestig euro en zevenenveertig cent)materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde partij 2] ,van een bedrag van
€ 169,47 (honderd negenenzestig euro en zevenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van maximaal
3 dagen.
De rechtbank bepaalt dat als en voor zover door of namens verdachte is voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[benadeelde partij 1], van dit bedrag, bestaande uit
€ 302,51 (driehonderdtwee euro en eenenvijftig cent)materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde partij 1] ,van een bedrag van
€ 302,51 (driehonderdtwee euro en eenenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van maximaal
6 dagen.
De rechtbank bepaalt dat als en voor zover door of namens verdachte is voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en N.M. Simons, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker en A.V. Koppelman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2023.
[(...)]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan zaak A of zaak B ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-11, p. 008 e.v. en een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-38, p. 105 e.v.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-40, P. 111 e.v.
4.Onder andere het aantreffen van 50 doosjes Oxycodon medicatie in het voertuig na het vluchten van de twee inzittenden, waaronder verdachte, op 11 oktober 2022, een ontmoeting van iemand met de naam [naam] met een man via het open raam van het voertuig op 18 november 2022 en het aantreffen van een jonge bestuurder met een klein beetje hasj en rond de € 570,00 of € 620,00 op 4 januari 2023 en een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041887-52, p. 102 e.v.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-31, p. 001 e.v.
6.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-31, p. 001 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-31, p. 001 e.v.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041830-31, p. 001 e.v.
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2023041887-4, p. 021 e.v.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-43, ongenummerd.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-31, pag. 001 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-39, p. 68 e.v.
13.Proces-verbaal van definitief wapenonderzoek met nummer 2023041887, p. 96 e.v.
14.Een geschrift: Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek met zaaknummer TMFI2023.0819 en referentie opdrachtgever PL1300-2023041887 van 7 april 2023, p. 126 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-39, p. 068 e.v. Hierin staat dat in de woning aan [adres 2] in Amsterdam drie witte blokken waren aangetroffen in een tas met een sterk chemische geur. Proces-verbaal forensisch onderzoek stoffen ( [adres 4] Amsterdam) met nummer PL1300-2023041887-45. Hierin staat dat de drie blokken een totaal gewicht hadden van 3,2 kilogram en dat het witte poeder indicatief positief is getest op cocaïne. Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-35, p. 129 e.v. Hierin staat op 24 februari 2023 in de binnenzak van de jas van verdachte wit poeder van 2,49 gram (6306301) en 1 pil van 0,77 gram (6306302) in aangetroffen. Geschrift, zijnde een laboratoriumrapport van 22 mei 2023. Hierin staat dat het itemnummers 6306301 en 6306302 cocaïne bevatten. In totaal betreft de hoeveelheid cocaïne dus
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-31. Hierin staat dat in de woning aan de [adres 2] in Amsterdam een tas vol met groene - en blauwe pillen is aangetroffen. Een proces-verbaal forensisch onderzoek stoffen ( [adres 4] Amsterdam). Hierin staat dat de zakken met blauwkleurige pillen in totaal 11,3 kilogram wegen (goednummer 6305191) en dat de zakken met groenkleurige pillen in totaal 11,3 kilogram wegen (goednummer 6305193). Geschrift, zijnde een laboratoriumrapport van 27 maart 2023. Hierin staat dat zowel het monster uit de zak met blauwe pillen (item 6305191) als het monster uit de zak met groene pillen (item 6305193) MDMA bevatten. 11,3 kilogram + 11,3 kilogram =
17.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-8, p. 63 e.v. Hierin staat dat op 21 februari 2023 tijdens de doorzoeking op [adres 2] in Amsterdam de volgende goednummers in beslag zijn genomen: 6305176, 6305177, 63305178 en 6305179. Een geschrift: Een Laboratoriumrapport met nummer 0223N23 van 1 juni 2023 van het Laboratorium Forensische Opsporing, opgemaakt door [persoon] , ongenummerd. Hierin staat dat sprake is van 44 tabletten MDMA (itemnummers: 6305176, 6305177, 6305178 en 6305179). Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-35. Hierin staat dat op 24 februari 2023 in de binnenzak van de jas van verdachte 20 stuks pillen zijn aangetroffen (goednummer 6306299). Geschrift, zijnde een laboratoriumrapport van 22 mei 2023. Hierin staat dat het itemnummer 6306299 MDMA bevat. Het gaat dus in totaal om (44+20=)
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-8, p. 63 e.v. Hierin staat dat op 21 februari 2023 tijdens de doorzoeking op [adres 2] in Amsterdam het volgende goednummer in beslag is genomen: 6305173. Een geschrift: Een Laboratoriumrapport met nummer 0223N23 van 1 juni 2023 van het Laboratorium Forensische Opsporing, opgemaakt door [persoon] , ongenummerd. Hierin staat dat sprake is van
19.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-8, p. 63 e.v. Hierin staat dat op 21 februari 2023 tijdens de doorzoeking op [adres 2] in Amsterdam het volgende goednummer in beslag is genomen: 6305170. Een geschrift: Een Laboratoriumrapport met nummer 0223N23 van 1 juni 2023 van het Laboratorium Forensische Opsporing, opgemaakt door [persoon] , ongenummerd. Hierin staat dat sprake is van
20.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041830-31, pp. 001 e.v. Hierin staat op 21 februari 2023 in de auto waar verdachte in reed 470 gram hennep is aangetroffen. Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-8, p. 063 e.v. Hierin staat dat tijdens de doorzoeking van [adres 2] in Amsterdam op 21 februari 2023 één zakje van 43,4 gram gelijkend op hennep aangetroffen (goednummer 6305167). Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-43, p. 072 e.v. Hierin staat dat verbalisant [verbalisant 6] constateert op basis van uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en geur dat het bij goednummers 6305167 (gewicht van 43,4 gram) en 6305183 (gewicht van 470 gram) om hennep gaat. Het gaat dus in totaal om (470+43,4=)
21.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-8, p. 063 e.v. Hierin staat dat op 21 februari 2023 tijdens de doorzoeking van [adres 2] in Amsterdam een bruine substantie in beslag is genomen (goednummer 6305168). Een geschrift: Een Laboratoriumrapport met nummer 0223N23 van 1 juni 2023 van het Laboratorium Forensische Opsporing, opgemaakt door [persoon] , ongenummerd. Hierin staat dat item 6305168
22.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-81, p. 203.
23.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-53, p. 104.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2023041887-40, p. 2012 e.v.
25.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-80, p. 113.
26.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023041887-78, p. 141 e.v.
27.Het proces-verbaal vermeld ‘2028’. Dit is een kennelijke typefout. De rechtbank leest dit verbeterd als ‘2018’.
28.Proces-verbaal aanrijding overtreding met nummer PL1300-2023041835-1, ongenummerd.
29.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023043523-3, ongenummerd en Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023043523-4, ongenummerd.