ECLI:NL:RBAMS:2023:5651

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
13.135035.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met mes in noodweersituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 8 november 2021 in Amsterdam haar ex-partner met een mes in de rug gestoken. Tijdens de zitting op 10 augustus 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat het primair tenlastegelegde bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak op basis van gebrek aan opzet en een beroep op noodweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een noodweersituatie, waarbij de verdachte zich moest verdedigen tegen de agressie van haar ex-partner, die haar fysiek bedreigde en tegenhield in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin zij geen andere uitweg had dan zich te verdedigen met het mes. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, maar oordeelde dat haar handelen proportioneel was in het licht van de dreigende situatie. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.135035.22
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon of verblijfpplaats in Nederland,
wonende op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.M. van Drumpt, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. M.S. Gerson, en de benadeelde partij, [aangever] , naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort samengevat – beschuldigd van:
Poging tot zware mishandeling van [aangever] op 8 november 2021 te Amsterdam door een mes in zijn rug te steken. Subsidiair is er mishandeling tenlastegelegd.
De tenlastelegging staat in de bijlage die aan het vonnis is gehecht en geldt als hier ingelast.

3.De beantwoording van de voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit bij gebrek aan opzet op het tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij een beroep op noodweer dan wel een putatief noodweer verweer gedaan hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte erkent dat zij zich heeft moeten verdedigen tegen aangever.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan. [1]
Aangever heeft verklaard dat verdachte op 8 november 2021 te Amsterdam een mes in zijn rug heeft gestoken. [2] Verdachte heeft dit zowel bij de politie als op de zitting bekend. [3] Zij heeft verklaard dat het een groot mes was. De kans dat bij het steken van een groot mes in het bovenlichaam vitale organen worden geraakt is naar het oordeel van de rechtbank reëel en niet te verwaarlozen. Verdachte was zich hiervan bewust, nu dit in beginsel algemeen bekend is. Het met deze wetenschap alsnog steken met een groot mes in een bovenlichaam is zodanig gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte:
op 8 november 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met kracht die [aangever] met een mes in de rug te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte: Ontslag van alle rechtsvervolging

Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte een beroep op noodweer toekomt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet in ieder geval aannemelijk zijn dat sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank vindt dat daarvan sprake was en gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever en verdachte bevonden zich in de woning van aangever. Aangever zei tegen verdachte dat hij een relatie met haar wilde en dat hij niet wilde dat zij naar de kamer ging die zij had gehuurd. Toen verdachte tegen aangever zei dat zij geen relatie wilde en naar de deur liep om de woning te verlaten hield aangever haar tegen, zodat zij niet kon weggaan. Hij blokkeerde haar de uitgang. Toen verdachte vroeg of aangever aan de kant wilde gaan, zodat zij weg kon gaan zei aangever: “Dat wil ik niet, dat ga ik niet doen. Ik wil dat jij in mijn appartement blijft.” Ook zei aangever tegen verdachte dat als zij niet van hem zou zijn, zij van niemand zou zijn en dat zij daar zou blijven. Terwijl aangever de uitgang had belemmerd is verdachte op zoek gegaan naar andere manieren om de woning te verlaten. Dit was enkel nog mogelijk via het balkon, maar de uitgang naar het balkon was ook geblokkeerd, want de deur naar het balkon zat op slot. De deur van de woonkamer, waar aangever voor stond, was ook afgesloten. Verdachte zat opgesloten in de woning. Toen verdachte op enig moment probeerde om langs aangever te komen pakte hij haar bij haar armen vast. Verdachte heeft toen geprobeerd om telefonisch hulp te vragen aan een vriend. Toen aangever de stem van een andere man aan de telefoon hoorde werd hij heel agressief en kregen aangever en verdachte voor de eerste keer fysieke ruzie. Terwijl verdachte langs aangever heen probeerde te komen hield aangever verdachte tegen met zijn armen en drukte hij haar plat met zijn armen. Verdachte stond toen met haar hoofd naar het lichaam van aangever gericht en heeft toen in de tepel van aangever gebeten. Aangever heeft verdachte toen op de grond gegooid, geslagen, geschopt en fysiek bedreigd. Toen verdachte om hulp riep zei aangever tegen haar dat zij zo luid en zo vaak kon schreeuwen als zij wilde, maar dat niemand haar zou horen, omdat zijn appartement totaal geïsoleerd was. Verdachte probeerde op alle manieren om langs aangever heen te komen en toen kregen zij weer een fysiek gevecht. Aangever pakte verdachte vast bij haar schouders en blokkeerde haar. Zij bewogen zich toen samen naar de keuken en kwamen vlakbij het bestek en het afgewassen vaatwerk terecht. Verdachte zag toen een mes, heeft dat mes met haar rechterhand gepakt en heeft met één beweging om aangever heen met het mes linksboven in het schouderblad van aangever gestoken. Op het moment dat verdachte het mes pakte hield en klemde aangever haar vast.
De rechtbank merkt op dat zij bij de vaststelling van de feiten, zoals hiervoor weergegeven, verdachte volgt in haar verklaringen zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting. Zij verklaart consistent en gedetailleerd en haar verklaring vindt op meerdere onderdelen steun in de verklaring van aangever. Dit in het bijzonder ten aanzien van de omstandigheid dat aangever verdachte graag terug wilde als partner en dat hij niet wilde dat verdachte naar haar gehuurde verblijf zou gaan, voorts ook op het punt dat hun gesprek in de woning ontaarde in ruzie en dat hij boos werd omdat zij telefoneerde met een andere man.
Verder vindt de verklaring van verdachte dat zij door aangever is geslagen en geschopt steun in het letsel dat bij haar is waargenomen (blauwe plekken op haar bovenbeen). Het bij aangever geconstateerde letsel (een kleine wond linksboven in het schouderblad) strookt daarentegen niet met zijn eigen verklaring dat verdachte achter hem stond en een hakkende beweging met het gekarteld mes heeft gemaakt met een messteek tot gevolg die voelde als een klap. Immers, bij een hakkende beweging en zo’n harde messteek van achteren met een gekarteld mes zou naar het oordeel van de rechtbank ernstiger letsel waarschijnlijker zijn en ligt het meer in de rede dat de wond in het rechterschouderblad van aangever zou zijn toegebracht. De aard, ernst en locatie van het letsel van aangever passen derhalve beter bij het scenario van verdachte dan van aangever. Bij deze stand van zaken concludeert de rechtbank dat aangever verdachte heeft vastgehouden in zijn woning en haar meermalen heeft aangevallen en bedreigd.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat aangever de initiator was van het fysieke geweld door verdachte gegijzeld te houden en meermalen vast te pakken, op de grond te gooien, te schoppen, te slaan, te bedreigen en vervolgens weer bij de schouders vast te pakken en tegen te houden, is zij van oordeel dat daarmee voldoende aannemelijk is dat er sprake was van een (tweede) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Verdachte mocht zich dus verdedigen, maar was haar handelen, het steken met een mes, ook proportioneel? De rechtbank vindt van wel. Uit de verklaring van verdachte volgt hoe de situatie in de woning is geëscaleerd en dat er een opeenstapeling van agressie en geweld vanuit aangever ontstond. Hierbij heeft verdachte heel duidelijk en consequent omschreven hoe het geweld steeds heftiger werd en hoe haar angst, paniek en wanhoop zich opbouwden. Hierbij speelde ook de voorgeschiedenis van de psychische problemen van aangever een rol, alsmede dat aangever op dat moment aangaf dat om hulp roepen nutteloos was. Op het moment dat verdachte het mes pakte was zij inmiddels radeloos en besefte zij dat verdachte haar niet vrijwillig uit de woning liet vertrekken. Het doel van de messteek was dat aangever haar los zou laten en naar achteren zou bewegen en haar niet nogmaals zou schoppen, slaan, gooien of nog iets ergers zou doen. Verdachte heeft dan ook maar één keer gestoken en blijkens de beweging die zij heeft gemaakt en de ernst van het bij aangever geconstateerde letsel was dit geen harde steek, althans was het een steek met beperkte kracht. Deze verdedigingshandeling staat in redelijke verhouding tot de golf van geweld en agressie die tot dan toe vanuit aangever kwam.
Ook voldoet het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan het vereiste van subsidiariteit, aangezien zij geen kant op kon. Bovendien had zij al eerder geprobeerd om (langs verdachte heen) weg te komen, telefonisch om hulp te vragen en om hulp te roepen. Zij heeft het eerste wat voorhanden lag, het mes, gebruikt om zich te verdedigen tegen een man die groter en sterker was dan zij en haar niet liet weglopen. Kortom, weglopen was voor verdachte geen optie.
Het beroep op noodweer slaagt. Verdachte wordt mitsdien ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij, [aangever] , zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
primair:
poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor
niet strafbaaren
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij, [aangever] ,
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en M.J.A. Grimmelikhuijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus
[(...)]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte met nr. PL1300-2021230040-8, pag. 27 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nr. PL1300-2021230040-9, pag. 15 e.v. en de door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden ter terechtzitting van 10 augustus 2023.