ECLI:NL:RBAMS:2023:5629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10295111 CV EXPL 23-1149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichting huurder in huurcontract met stichting Duwo

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Duwo, als verhuurder, en een gedaagde huurder. De huurder had een huurovereenkomst gesloten met Duwo voor een woning, maar had vanaf mei 2022 de huur niet meer betaald, wat leidde tot een huurachterstand. Duwo heeft herhaaldelijk betalingsherinneringen gestuurd, maar de gedaagde heeft de huur met ingang van 15 juli 2023 opgezegd en de woning verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2023 heeft Duwo haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst ingetrokken, maar vorderde alsnog betaling van de achterstallige huurtermijnen, die in totaal € 8.338,56 bedroegen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen, ondanks haar verweer dat de huurachterstand was ontstaan door problemen met de automatische incasso. De kantonrechter heeft de vordering van Duwo toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter heeft de huurovereenkomst en de huurvoorwaarden ambtshalve getoetst aan het consumentenrecht, maar geen oneerlijke bedingen vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
fno.: 598
Zaaknummer: 10295111 \ CV EXPL 23-1149
Vonnis van 1 september 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING DUWO,
gevestigd te Delft,
eisende partij,
hierna te noemen: Duwo,
gemachtigde: S. Azouagh,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 januari 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 21 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de dagbepaling mondelinge behandeling,
- de akte indiening producties van de zijde van Duwo.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 21 juli 2023 plaatsgevonden. Namens Duwo is gemachtigde mr. A.Y. Lai verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt die bij het dossier zijn gevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 juli 2020 is tussen Duwo als verhuurder en [gedaagde] als huurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn Huurvoorwaarden van Duwo van september 2014 (hierna de huurvoorwaarden) van toepassing.
2.2.
Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] maandelijks aan Duwo huurtermijnen verschuldigd. De huurprijs bestaat uit een kale huurprijs en servicekosten. Zowel de kale huurprijs als de servicekosten zijn sinds het sluiten van de huurovereenkomst verhoogd. Laatstelijk was [gedaagde] een totale huurprijs van € 562,05 verschuldigd.
2.3.
Vanaf mei 2022 heeft [gedaagde] de huur niet meer betaald. Hierdoor is er een huurachterstand ontstaan.
2.4.
Duwo heeft op 27 oktober 2022 per post en op 22 november 2022 per post en e-mail aan [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd.
2.5.
[gedaagde] heeft de huur met ingang van 15 juli 2023 opgezegd. Zij heeft de woning verlaten en de sleutels ingeleverd.

3.Het geschil

3.1.
Duwo heeft ter zitting de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning ingetrokken, omdat [gedaagde] inmiddels zelf de huurovereenkomst heeft opgezegd en de woning heeft verlaten. Verder heeft Duwo ter zitting een nieuwe berekening overgelegd van het totale bedrag aan achterstallige huurtermijnen tot en met 15 juli 2023.
3.2.
De kantonrechter begrijpt dat Duwo daarmee haar eis heeft gewijzigd en nu – zakelijk weergegeven – vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van:
€ 8.338,56 (bestaande uit de hoofdsom, de verschenen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente,
de proceskosten,
de nakosten.
3.3.
Duwo stelt – zakelijk weergegeven – dat [gedaagde] door het niet betalen van de huurtermijnen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen aan Duwo.
3.4.
[gedaagde] heeft erkend dat sprake is van een huurachterstand. Volgens haar is echter sprake van een misverstand. Zij betaalde altijd door middel van automatische incasso, maar door een verandering in het systeem is zij vergeten die opnieuw in te stellen. [gedaagde] heeft verder geen brieven van Duwo ontvangen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing oneerlijke bedingen
4.1.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten met een consument. Dit betekent dat de kantonrechter de huurovereenkomst en de huurvoorwaarden ambtshalve moet toetsen aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen). Nu Duwo de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en de toepasselijke huurvoorwaarden in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter ambtshalve toetsen of de daarin opgenomen bedingen een oneerlijk karakter hebben.
4.2.
De kantonrechter heeft de bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten de bedingen in de artikel 7 van de huurvoorwaarden, getoetst. Deze artikelen worden niet oneerlijk bevonden.
De achterstallige huurtermijnen
4.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij vanaf mei 2022 de huurtermijnen niet meer aan Duwo heeft betaald. Op grond van de huurovereenkomst is zij echter gehouden die huurtermijnen aan Duwo te betalen. [gedaagde] heeft weliswaar nog naar voren gebracht dat de huurachterstand is ontstaan door problemen met de automatische incasso, maar dit ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. Bovendien heeft Duwo voldoende onderbouwd dat [gedaagde] geen gebruik maakte van automatische incasso. Verder heeft [gedaagde] te kennen gegeven de huurachterstand te willen betalen, maar zij heeft niet aangetoond dat zij dit inmiddels heeft gedaan. Dit betekent dat zij de achterstallige huurtermijnen alsnog aan Duwo dient te betalen.
4.4.
Volgens Duwo bedraagt de huurachterstand tot en met 15 juli 2023 in totaal € 8.008,98. Nu [gedaagde] de hoogte van dit bedrag niet heeft weersproken, gaat de kantonrechter uit van de juistheid daarvan. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen. Ter zitting heeft Duwo te kennen gegeven dat de wettelijke rente alleen over de achterstallige huurtermijnen wordt gevorderd. De wettelijke rente zal dan ook vanaf de verschillende vervaldata van de verschuldigde huurtermijnen worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.5.
Duwo heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] heeft weliswaar te kennen gegeven dat zij geen betalingsherinneringen heeft ontvangen, maar dit betreft slechts een algemene betwisting. Bovendien blijkt uit de adressering van deze brieven dat die naar haar huisadres zijn gestuurd alsmede naar het e-mailadres waarmee [gedaagde] ook met de rechtbank heeft gecommuniceerd. Er kan dan ook genoegzaam van worden uitgegaan dat [gedaagde] de brieven heeft ontvangen. Duwo maakt daarom aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
4.6.
Het door Duwo gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het tarief zoals bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag van € 618,23 inclusief btw is dan ook toewijsbaar.
4.7.
Na de dagvaarding heeft een verrekening van de stookkosten plaatsgevonden. [gedaagde] heeft op grond daarvan recht op een tegemoetkoming van € 380,-. Van dit bedrag worden op grond van artikel 6:44 BW eerst de kosten betaald. Dit betekent dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incasso kosten tot een bedrag van € 238,23 (€ 618,23 minus € 380,-) zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal eveneens worden toegewezen.
De proceskosten
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Duwo worden begroot op:
dagvaarding € 128,31
griffierecht € 514,-
salaris gemachtigde € 660,- (2 punten x € 330,-)
totaal € 1.302,31
4.9.
Verder zal [gedaagde] worden veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Duwo van € 8.008,93 aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de verschillende vervaldata van de verschuldigde huurtermijnen tot de dag van voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Duwo van € 238,23 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van voldoening;
III. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Duwo tot op heden begroot op € 1.302,31;
IV. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,- aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Coumou, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.