Eiseres stelt dat gedaagde met haar een of meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet heeft afgesloten. Op de tussen partijen gesloten verzekeringen zijn algemene voorwaarden van toepassing.
Eiseres vordert dat gedaagde bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 129,95 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente, incassokosten en proceskosten.
Eiseres stelt dat gedaagde de uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst verschuldigde premie niet (op tijd) heeft betaald. Aan de dagvaarding is als productie 1 een specificatie van de onderhavige hoofdsom openomen. Uit deze specificatie blijkt op welk verzekeringsjaar de premie betrekking heeft. Dit blijkt ook uit het overgelegde polisblad.
De voorwaarden die van toepassing zijn op de onderhavige vordering zijn gedeponeerd bij de rechtbank Amsterdam. In productie 3 is een overzicht van de gedeponeerde stukken opgenomen. De citaten van de artikelen van de voorwaarden over rente en buitengerechtelijke kosten zijn opgenomen in productie 2 of 3, aldus eiseres.
De gevorderde hoofdsom bestaat uitsluitend uit onbetaald gelaten basisverzekeringspremie. Deze hoofdsom is als niet bestreden toewijsbaar, nu er een wettelijke verplichting bestaat om een zorgverzekeringsovereenkomst af te sluiten. Betaling van basisverzekeringspremie is in zoverre verplicht. Daarom is ambtshalve toetsing ten aanzien daarvan (vooralsnog) niet aan de orde.
Over de rente en de incassokosten geldt het volgende.
Omdat gedaagde een consument is moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen in de overeenkomst waarop de gebruiker zich beroept of zich zou kunnen beroepen, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Op grond van het Dexia arrest van 27 januari 2021, C-229/19 en het Gupfinger arrest HvJ EU C-625/21 moet de kantonrechter immers ook als eiseres zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de toepasselijke algemene voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien dit beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan eiseres ingevolge deze arresten geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
Eiseres heeft de algemene voorwaarden die op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn gedeponeerd bij de rechtbank. Zij heeft echter niet in de dagvaarding gesteld op welke bedingen uit de algemene voorwaarden zij zich beroept of zou kunnen beroepen. Evenmin zijn de bedingen in de dagvaarding geciteerd. Eiseres verwijst weliswaar naar een productie waarin de bedingen geciteerd zouden zijn, maar in geen van de producties zijn bedingen geciteerd. Echter ook als eiseres de bedingen geciteerd zou hebben in een productie, zou dat niet volstaan. Het is eiseres namelijk bekend dat zij alleen een beroep kan doen op de bij de rechtbank gedeponeerde algemene voorwaarden indien zij de voor de vordering van belang zijnde bedingen in de dagvaarding noemt, citeert en zich uitlaat over de eerlijkheid daarvan. Door het enkel verwijzen naar de algemene voorwaarden die in respectievelijk 2018, 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023 van toepassing zijn, is ambtshalve toetsing van bedingen op oneerlijkheid niet mogelijk.
Eiseres had dus in de dagvaarding moeten toelichten op welke bedingen de vordering tot betaling van rente en incassokosten is gegrond of konden worden gegrond. Nu zij dat niet heeft gedaan, zijn de beoordeling van belang zijnde feiten niet volledig aangevoerd en heeft eiseres niet voldaan aan haar stelplicht.
De rechtbank hanteert beleidsmatig een overgangsperiode, waarin de gelegenheid wordt gegeven om de hiervoor genoemde tekortkomingen te herstellen. Weliswaar loopt deze termijn tot 1 september 2023, maar strikte handhaving van deze termijn is niet aangewezen, omdat tot op heden onvoldoende terugkoppeling is gegeven.
Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld haar stellingen aan te vullen overeenkomstig het bepaalde in overwegingen 7 tot en met 9. De zaak wordt voor het nemen van een akte door eiseres verwezen naar de rol over vier weken.
Eiseres dient de akte en een kopie van dit vonnis tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting aan gedaagde te sturen, vergezeld met de mededeling dat gedaagde daar op die rolzitting op mag reageren, dan wel uitstel kan vragen en op welke wijze gedaagde dat kan doen. Eiseres wordt verzocht naast de akte ook de brief aan gedaagde te overleggen waaruit een en ander blijkt.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.