Op 29 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een financiële dienstverlener, gevestigd te Rotterdam. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van drie van haar vestigingen in Amsterdam door de burgemeester, die deze sluiting had opgelegd op 29 mei 2023 voor de duur van zes maanden. De sluiting was gebaseerd op de vrees voor een crimineel conflict en de mogelijkheid van herhaling van gewelddadige incidenten, waaronder explosies bij de vestigingen van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de sluiting afgewezen, omdat het algemeen belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om haar activiteiten te hervatten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die de vrees voor gevaar voor de openbare orde rechtvaardigen. Ondanks de financiële gevolgen voor verzoekster, waaronder het risico op faillissement en het verlies van vergunningen, was de rechter van mening dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en dat de sluiting van de vestigingen noodzakelijk was om de veiligheid van omwonenden en voorbijgangers te waarborgen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de belangen van de verzoekster en de publieke veiligheid.