ECLI:NL:RBAMS:2023:5588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
13/338911-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van jeugddetentie en PIJ-maatregel voor gewapende overvallen met schoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die betrokken was bij twee gewapende overvallen waarbij is geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 november 2021 in Amsterdam, samen met een of meerdere anderen, heeft geprobeerd om een slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. Dit gebeurde terwijl het slachtoffer op een scooter reed. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd om geld en een mobiele telefoon van een ander slachtoffer af te nemen door geweld en bedreiging met geweld. Op 29 november 2021 heeft de verdachte een derde slachtoffer met een vuurwapen bedreigd en gedwongen tot afgifte van zijn bezittingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, poging tot afpersing en afpersing, en heeft hem een jeugddetentie van 20 maanden opgelegd, alsook de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gedragsproblematiek van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens had ten tijde van de feiten, wat de oplegging van de PIJ-maatregel rechtvaardigt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.338911.21 (Promis)
Datum uitspraak: 3 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en gedetineerd op het adres van
[detentieplaats] ,
[adres detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.R. Zetsma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mw. [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mw. [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de psychiater B.G.J. Gunnewijk, de psycholoog L. Heukelom en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door een medewerkster van Slachtofferhulp Nederland naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 april 2023 – ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, (van dichtbij) met een vuurwapen (merk: Blow, type: TR34, kaliber: 7,65mm) in de (linker)heup, althans in het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft geschoten (terwijl die [benadeelde partij 2] op een scooter reed, althans in beweging was), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
(met een scooter) naar voornoemde [slachtoffer] (toe) is gereden en/of gegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader
- ( dreigend) van voornoemde scooter is/zijn afgestapt en/of in de richting van die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (merk: Blow, type: TR34, kaliber: 7,65mm) onder zijn kleding vandaan heeft/hebben gepakt en/of
- ( met) voornoemde vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) de woorden toe heeft/hebben gevoegd "Money, money, money" en/of "Give me your phone!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens, terwijl/nadat die [slachtoffer] naar een op een scooter aanrijdende omstander, te weten [benadeelde partij 2] , rende) met voornoemde vuurwapen (van dichtbij) in de richting van die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 2] heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 28 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) (met een scooter) naar voornoemde [slachtoffer] (toe) is gereden en/of gegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader
- ( dreigend) van voornoemde scooter is/zijn afgestapt en/of in de richting van die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (merk: Blow, type: TR34, kaliber: 7,65mm) onder zijn kleding vandaan heeft/hebben gepakt en/of
- ( met) voornoemde vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) de woorden toe heeft/hebben gevoegd "Money, money, money" en/of "Give me your phone!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens, terwijl/nadat die [slachtoffer] naar een op een scooter aanrijdende omstander, te weten [benadeelde partij 2] , rende) met voornoemde vuurwapen (van dichtbij) in de richting van die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 2] heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), althans alleen, een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 29 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] toebehoorde(n), door voornoemde [benadeelde partij 1]
- met kracht tegen een muur te duwen en/of
- de woorden toe te voegen "Geef me je geld, geef me je portemonnee, geef me je telefoon, geef me de pincode van je telefoon!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen (merk: Geco, type: Browning, kaliber: 7,65mm) te tonen en/of
- ( vervolgens) met kracht met voornoemd vuurwapen op/tegen (de zijkant van) het hoofd te slaan en/of (met) voornoemd vuurwapen naar/in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] te
richten en/of (vervolgens, toen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren weggerend en/of gevlucht) eenmaal met voornoemd vuurwapen in de lucht te schieten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht ).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het ten laste gelegde

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – in zijn schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat alle drie de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – in haar schriftelijke pleitaantekeningen uitgebreid en hier samengevat weergegeven – betoogd dat verdachte van alle hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich aan het hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt zoals hieronder in de bewezenverklaring is weergegeven. De rechtbank is op basis van de volgende overwegingen tot dat oordeel gekomen.
Op 28 november 2021 omstreeks 23.00 uur liep aangever [slachtoffer] op het fietspad aan de [straat 1] in Amsterdam, in de richting van het [station] . Toen hij ter hoogte van het viaduct bij de op- en afrit van de [weg 1] liep, hoorde hij een scooter aankomen uit de richting van [plaats 1] en zag dat die scooter naast hem ging rijden en hem de pas afsneed. Op de scooter zaten twee jongens, van wie hij een signalement geeft. Dat signalement is niet bijzonder specifiek, maar op basis van het signalement van NN1 kan wat de rechtbank betreft niet worden gezegd dat dit niet verdachte kan zijn geweest. De jongen die achter op de scooter zat, haalde een vuurwapen tevoorschijn, richtte dat op het hoofd van [slachtoffer] en eiste geld en vervolgens de telefoon van [slachtoffer] . [slachtoffer] hoorde nog een scooter aankomen, rende richting die scooter en riep dat hij werd beroofd. Op die tweede scooter zat aangever [benadeelde partij 2] , die vaart minderde en later weer vaart maakte om weg te rijden. De twee jongens op de scooter reden ook weg, [slachtoffer] hoorde een schot, hij voelde iets langs zijn linkerbeen suizen en rende weg. [benadeelde partij 2] blijkt in zijn heup te zijn geraakt door het schot. Op de plaats delict is een huls aangetroffen en in beslag genomen.
Een dag later, op 29 november 2021 omstreeks 23.30 uur liep aangever [benadeelde partij 1] op de [straat 2] in Amsterdam, hij zag 3 à 4 jongens staan en werd ineens tegen een muur werd geduwd. Een jongen ging voor hem staan en vroeg om geld, portemonnee, telefoon en pincode van de telefoon. De jongen had een vuurwapen in zijn hand en wees daarmee richting [benadeelde partij 1] . Vervolgens gaf de jongen [benadeelde partij 1] een harde klap op het hoofd met het vuurwapen. [benadeelde partij 1] gaf zijn spullen aan de jongen en begon te schreeuwen om omstanders te alarmeren. De jongen schrok daar van en gooide de afgegeven spullen terug naar [benadeelde partij 1] . De jongen en de jongens met wie hij was renden vervolgens weg, waarbij de jongen met het vuurwapen in de lucht schoot met het vuurwapen. Op de plaats delict is een huls aangetroffen en in beslag genomen.
Verdachte is op 14 december 2021 staande gehouden in [plaats 2] en bleek toen een vuurwapen bij zich te dragen. Uit onderzoek is gebleken dat de hierboven genoemde hulzen naar verwachting met dat vuurwapen zijn verschoten. Van het vuurwapen en de huls die op de plaats delict [straat 2] in Amsterdam is aangetroffen, zijn bemonsteringen genomen. Uit deze bemonsteringen is een DNA-spoor aangetroffen met een matchkans van 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert op basis van de rapporten die zich in het dossier bevinden, dat verdachte de donor is geweest van het celmateriaal op het vuurwapen en de huls.
Op de telefoons van verdachte, een iPhone 7 en een iPhone 11, zijn verschillende belastende berichten en screenshots aangetroffen. Op de iPhone 11 van verdachte is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en zijn moeder, waarin verdachte op 28 november 2021 om 22.28 uur tegen zijn moeder zegt dat hij in de [wijk 1] is. Ongeveer een half uur later, vonden de feiten 1 en 2 plaats. In een chatgesprek met zijn vader, heeft verdachte op 28 november 2021 om 22.33 uur aangegeven dat hij in [wijk 2] was. Op de daarop volgende berichten van zijn vader, reageert verdachte aanvankelijk niet. Ongeveer een uur later zegt verdachte tegen zijn vader dat er iets ergs is gebeurd, dat hij iets heeft gedaan en dat hij niet naar buiten kan. Dit chatgesprek vond plaats kort na de feiten 1 en 2. Op 29 november 2021 omstreeks 22.20 uur kan de vader van verdachte hem een tijd lang niet bereiken. Deze periode valt samen met de periode waarin het onder 3 ten laste gelegde feit plaatsvond.
De iPhone 7 heeft op 28 november 2021 uitgepeild in de (niet zeer nabije) omgeving van de plaats delict van de feiten 1 en 2. Ten tijde van beide incidenten op 28 en 29 november 2021, stonden beide telefoons van verdachte uit of zijn zij in ieder geval volgens de peilgegevens niet gebruikt.
Verdachte heeft gedurende het politieonderzoek lange tijd niets over de hem belastende feiten en omstandigheden willen verklaren. Dat recht heeft hij. Verdachte heeft uiteindelijk in april 2023, lang nadat het dossier gereed was, een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd die samengevat inhoudt dat een vriend van hem dat vuurwapen in zijn bezit had en dat hij met het vuurwapen heeft gespeeld en dat dit de aanwezigheid van zijn DNA op het vuurwapen en de huls kan verklaren. Hij heeft het vuurwapen op 5 december 2021 in bewaring gekregen van die vriend. Zijn naam en de locatie van de overdracht wil hij niet noemen. De chat over “iets ergs” ging over de diefstal van xtc. Ook daar wil verdachte desgevraagd niets naders over verklaren. Met de ten laste gelegde feiten heeft verdachte volgens zijn verklaring niets te maken. Op vragen om verduidelijking van zijn verklaring heeft verdachte niet willen antwoorden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in een zo laat mogelijk stadium een zo vaag mogelijke verklaring heeft afgelegd, die op geen enkele manier kan worden geverifieerd, die is afgestemd op de hem belastende feiten en omstandigheden en die hem zou moeten vrijpleiten. Met andere woorden: verdachte heeft een verklaring verzonnen, die past bij het bewijs dat in zijn richting wijst. Nu zijn verklaring op geen enkele manier kan worden geverifieerd of is onderbouwd, schuift de rechtbank die als ongeloofwaardig terzijde. Dat geldt ook voor het door de raadsvrouw geschetste scenario van wapenhandel. In de eerste plaats is dat niet een verklaring die door verdachte, maar door het Openbaar Ministerie is gesuggereerd en in de tweede plaats is wapenhandel in het geheel niet komen vast te staan.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de drie hem ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt, zoals dat hieronder in rubriek 5 is weergegeven.
Wat het schieten op aangever [benadeelde partij 2] betreft, overweegt de rechtbank dat verdachte door het in het donker, vanaf een rijdende scooter, schieten op een persoon die zich op een andere rijdende scooter bevindt, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde partij 2] daardoor dodelijk geraakt zou worden.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 en 2 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021245956-2 van 29 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] , [opsporingsambtenaar 2] , [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pag. Z1 1-3.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2021 omstreeks 23.07 uur, hoorden wij dat het operationeel centrum meerdere eenheden aanstuurde voor een schietpartij in de omgeving van het Amsterdam [station] in Amsterdam. Ik, [opsporingsambtenaar 2] zag dat daar op de hoek met de [straat 1] , naast het spoorviaduct, een persoon op de grond lag naast zijn scooter. Toen ik daar naartoe reed vroeg ik aan de man op de grond of hij was geraakt en hoe de personen eruit zagen die hadden geschoten. Ik hoorde dat hij zei: "Ja, ik ben geraakt. Het waren twee licht getinte jongens op een scooter. Ze zijn weggereden richting Zuidoost." Wij zagen in zijn linker bil een kennelijke schotwond. Wij zagen dat dit een wondje betrof van ongeveer een centimeter in diameter. Wij hoorden dat hij het slachtoffer verklaarde: "Ik reed daar verderop langs het water op mijn scooter. Ik zag dat er iemand beroofd werd. Ik zei daar wat van. Toen werd er op mij geschoten. Ik ben toen snel doorgereden naar hier. Het waren twee jongens die zijn weggegaan op de scooter." Middels de foto op het identiteitsbewijs en de eigen verklaring van het slachtoffer stelde ik, [opsporingsambtenaar 3] , vast dat het slachtoffer betrof: [benadeelde partij 2] , geboren [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 2] .
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021245956-5 van 29 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] , doorgenummerde pag. Z1 8-9.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2021 omstreeks 23.05 uur werd op het [straat 3] te Amsterdam het slachtoffer [benadeelde partij 2] aangetroffen. Het slachtoffer lag naast zijn scooter op de grond en verklaarde dat hij op zijn scooter langs het water reed, toen hij zag dat er iemand beroofd werd. Omstreeks 23:20 uur meldde zich bij de plaats delict een persoon welke opgaf te zijn
genaamd: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 3] . Hij verklaarde dat het incident verderop, onder de oprit/afrit [weg 1] ( [straat 1] ), had plaatsgevonden en dat hij het slachtoffer was van een poging tot beroving. In de directe omgeving van de aangegeven locatie werd vervolgens een huls aangetroffen. Deze is door de ter plaatse gekomen forensische opsporing in beslaggenomen.
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021245942-2 van 29 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7] , doorgenummerde pag. Z1 14-16.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2021 omstreeks 23.00 uur liep ik op het fietspad de [straat 1] in Amsterdam uit de richting van [plaats 1] in de richting van het [station] . Ik liep ter hoogte van het viaduct bij de op- en afrit van de [weg 1] toen ik achter mij een scooter aan hoorde komen. Ik zag dat scooter naast mij kwam rijden. Ik zag dat er twee jongens op de scooter zaten. Ik zag en hoorde dat de scooter naast mij vaart minderde en uiteindelijk voor mij stopte. Hierdoor sneden zij mij de pas af.
Ik noem de jongens vanaf nu NN1 en NN2 en kan hen als volgt omschrijven:
NN1:
- Man;
- 18 á 21 jaar oud;
- 1.75 meter lang;
- Bruine ogen;
- Slank postuur;
- Balaklava zwart van kleur;
- Donker gekleed;
- Licht getint.
NN2:
- Man;
- 20 á 25 jaar oud;
- Fors postuur;
- Balaklava;
- Donker gekleed;
- Licht getint.
Ik zag dat NNl achter op de scooter zat en hiervan af stapte. Ik zag dat NNl in mijn richting liep. Ik zag dat NNl iets uit of achter zijn kleren vandaan haalde. Ik zag dat het om een vuurwapen ging. Het vuurwapen leek op een revolver. Ik zag dat NNl het vuurwapen op mijn hoofd richtte. Ik deed mij handen voor mijn gezicht om de revolver af te wenden. Ik hoorde NN1 zeggen: "Money, money, money!" Ik hoorde NN1 zeggen: "Give me your phone!" Ik hoorde dat er achter mij nog een scooter aankwam. Ik rende richting deze scooter. Ik zag dat er een jongen op de scooter zat en schreeuwde dat hij moest stoppen. Ik
zag en hoorde dat hij vaart minderde en ik riep dat ik werd beroofd. Ik zag dat NN1
en NN2 wegreden op hun scooter terug in de richting van [plaats 1] . Op dat moment hoorde
ik een schot. Ik voelde iets langs mijn linker been suizen alsof de kogel langs mijn been vloog. Ik zag dat de jongen die ik liet stoppen er vandoor ging. Ik heb het toen zelf ook op
het rennen gezet.
4.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021245956-9 van 16 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] , doorgenummerde pag. Z1 20-22.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [benadeelde partij 2] , zakelijk weergegeven:
Ik ben op 28 november 2021 via Zuidoost en [plaats 1] richting Amsterdam Oost gereden. Na [plaats 3] kom je op de weg langs het water tussen [plaats 3] en het [station] . Die weg heeft een viaduct onder de [weg 1] door. Toen ik richting het laatste viaduct reed, zag ik dat daaronder drie jongens stonden, waarvan twee dichter bij een scooter. Op het moment dat ik vlak bij die jongens reed zag ik dat één van hen midden op de weg ging staan. Omdat die jongen zo op de weg stond moest ik afremmen. Ik hoorde dat deze jongens iets tegen mij zei van: 'Help!', 'serieus van help .... help'. De jongen ging rechts naast mijn voorwiel staan. Op het moment dat ik verder wilde rijden hoorde ik opeens aan mijn linker kant een knal en direct daarna voelde ik een steek in mijn linker lies. Ik keek naar links en zag daar twee jongens bij die scooter. Voorop zat één jongen en de tweede jongen zag ik met een gestrekte arm en een wapen in zijn hand. Hierop zag ik dat de scooter met die twee jongens weg reed in de richting van [plaats 3] / [plaats 1] . De dokter heeft wel gezegd dat mijn blaas niet geraakt is, maar wel de omgeving van mijn blaas. De jongens op de scooter waren lichte jongens. De jongens hadden volgens mij zwart haar. Ik weet dat deze jongen helemaal in het zwart gekleed, broeken en jassen met capuchons. De scooter waarop zij waren was een zwarte scooter en ik denk dat er rode accenten op zaten. Ik ben in mijn linker heup geschoten, waarna de kogelpunt naar voren is geschoten.
5.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van 3 december 2021 met nummer 2021-12-01.097, opgemaakt door een forensisch DNA-deskundige namens The Maastricht Forensic Institute, doorgenummerde pag. Z1 25-26.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum aanvraag: 29 november 2021.
Referentie Opdrachtgever: PL1300-2021245956.
Ontvangen van: Politie Eenheid Amsterdam.
Datum ontvangst: 1 december 2021.
Ontvangen sporenmateriaal: SIN AAPB1846NL.
Beschrijving: huls.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021246613 van 3 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] , doorgenummerde pag. Z2 20-24.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek heb ik de twee inbeslaggenomen telefoons onderzocht
De eerste telefoon betrof een iPhone 7 met IMEInummer: [nummer 1]
De tweede telefoon betrof een Phone 11 met IMEI nummers: [nummer 2] en
[nummer 3] .
De geweldsincidenten zijn geweest op zondag 28 november 2021 op de [straat 1] / [weg 2] en op maandag 29 november 2021 op de [straat 2] beide in Amsterdam. Op de iPhone 11 van de verdachte [verdachte] zijn meerdere screenshots gevonden welke refereren aan het gepleegde incident op de [straat 1] / [weg 2] te Amsterdam. Dit gaan dan onder andere om berichten van Twitter, AT5, YouTube, Telegraaf en AD. De screenshots gaan groot en deels over het incident op de [straat 1] waarbij 1 persoon gewond is geraakt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021246613-2 van 30 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10] , doorgenummerde pag. Z2 4-6.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [benadeelde partij 1] , zakelijk weergegeven:
Op 29 november 2021 omstreeks 23.30 uur parkeerde ik mijn auto op de [straat 4] in Amsterdam. Ik zag drie of vier jongens aan de overkant staan. Signalement jongens: Marokkaans, ongeveer 20 jaar oud, trainingspakken, straatjongens. Toen ik naar mijn huis liep, hoorde ik stemmen achter mij. Ik had het idee dat de jongens met mij meeliepen. Van het één op ander moment werd ik met mijn schouder geduwd tegen een muur. Ik zag toen dat er jongen voor mij kwam staan. Signalement Marokkaans, lichtgrijze hoodie. Ik hoorde de jongen: "Geef me je geld, geef me je portemonnee, geef me je telefoon, geef me de pincode van je telefoon." Ik zag dat de jongen een vuurwapen in zijn hand had. De jongen gaf mij daarna een klap met de achterkant van het vuurwapen. Ik voelde een klap aan de zijkant van mijn hoofd. Het was een harde klap op mijn hoofd. Ik voelde pijn aan mijn hoofd. Ik voelde dat er een wond op mijn hoofd ontstaan was. Ik voelde direct bloed stromen langs mijn hoofd. Ik zag dat de jongen toen het wapen op mij richtte. Ik gaf mijn portemonnee aan de jongen met het vuurwapen. Ik gaf daarna ook mijn tas. Ik hoorde de jongen zeggen: "Geef me je telefoon en je pincode van je telefoon." Ik gaf mijn telefoon aan de jongen. Ik begon toen te schreeuwen om mensen in de buurt te alarmeren. Ik zag dat de jongen nerveus werd. Ik zag de jongen al de spullen die ik hem had gegeven naar mij gooide. Toen zag ik dat de jongens wegrenden.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021246613-3 van 30 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 7] , doorgenummerde pag. Z2 1-2.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 29 november 2021 omstreeks 23.36 uur kregen wij de opdracht te gaan naar de [straat 2] in Amsterdam waar een beroving met een vuurwapen zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse troffen wij het slachtoffer [benadeelde partij 1] . Wij hoorden hem verklaren: “Opeens werd ik tegen de muur gedrukt en zag ik dat een jongen voor mij stond. Hij toonde mij een zwart handvuurwapen en zei dat hij geld van mij wilde. Hij wilde mijn portemonnee en telefoon hebben. Ik kreeg een klap op mijn hoofd met het vuurwapen. Ik begon om hulp te roepen en toen zijn ze weggerend. Op de hoek van de straat heeft de jongen met het wapen één keer geschoten. Dit was niet op mij gericht, maar meer in de lucht.” Wij, verbalisanten, troffen op de plaats delict een huls aan vermoedelijk afkomstig van het afgevuurde schot door de verdachte. Wij hebben de huls in beslag genomen.
3.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van 3 december 2021 met nummer 2021-12-01.098, opgemaakt door een forensisch DNA-deskundige namens The Maastricht Forensic Institute, doorgenummerde pag. Z2 12-14.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum aanvraag: 30 november 2021.
Referentie Opdrachtgever: PL1300-2021246613.
Ontvangen van: Politie Eenheid Amsterdam.
Datum ontvangst: 1 december 2021.
Ontvangen sporenmateriaal: SIN AAMM5680NL.
Beschrijving: huls.
Interpretatie DNA-resultaten: Onvolledig DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16008803 van 15 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 12] , doorgenummerde pag. Z2 98-99.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 28 en 29 november 2021 zijn er gewapende straatroven in vereniging gepleegd op de [straat 1] en de [straat 2] te Amsterdam.
PD 1: 28 november 2021 [straat 1] om 23.05-23.10 uur
PD 2: 29 november 2021 [straat 2] 23.15-23.59 uur
Naar aanleiding van deze berovingen zijn de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 4] gevorderd bij de telecom provider KPN. De gehele periode werd er gebruik gemaakt van het imeinummer [nummer 1] .
Op 29 november 2021 zijn er 3 registraties.
29-11-2021 uitgaande data registratie om 22.55 uur [adres 1] Amsterdam
29-11-2021 uitgaande data registratie om 22.58 uur [adres 1] Amsterdam
29-11-2021 uitgaande data registratie om 22.55 uur [adres 2] Amsterdam
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van onderzoek ombouw gas/alarmvuurwapen met patroonmagazijn en munitie, met bijlagen, met nummer PL1100-2021258513-30 van onbekende datum, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 13] , doorgenummerde pag. Z2 116-128.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2021 is een ombouw gas/alarmvuurwapen met patroonmagazijn en munitie aangetroffen en in beslag genomen. Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats 1] .
Volgnummer 1:
Goednummer: PL1100-2021258513-1324518
Spooridentificatienummer: AAPJ7914NL
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Blow Tr34
Het vuurwapen is voorzien van een bijpassend patroonmagazijn, welke van oorsprong geschikt is om 9 millimeter knal/gas patronen te laden. Ik stel proefondervindelijk vast dat dit patroonmagazijn geschikt is om 7,65 millimeter projectielpatronen te laden.
2.
Een geschrift, zijnde een rapport munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 28 november 2021, zaaknummer 2021-12-01-97, politie registratienummer PL1300-2021245956-7 van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 januari 2022.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Resultaat / conclusie
l. De afvuursporen in de huls [AAPB1846NL], worden verwacht wanneer deze is
verschoten met een omgebouwd gas-/alarmpistool van het kaliber 7,65mm Browning.
2. De resultaten van het indicatief vergelijkend onderzoek met de LVKH worden verwacht
wanneer de huls [AAPB1846NL] is verschoten met hetzelfde vuurwapen als de huls
[AAMM5680NL] die is opgenomen in de LVKH onder nummer 10190. Deze huls is
veiliggesteld na een schietincident in Amsterdam op 29 november 2021 en is
aangeboden aan het NFI onder het politieregistratienummer PL1300-2021246613-7.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 220202.1300.9950 van 2 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 14] , doorgenummerde pag. Z2 17-18.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2021 werd verdachte [verdachte] staande gehouden in verband met een verdachte situatie op de [straat 5] te [plaats 2] . Tijdens de controle van [verdachte] bleek dat hij registraties had ter zake handel harddrugs en overige wapens. Nadat aan [verdachte] werd medegedeeld dat hij gefouilleerd zou worden rende hij weg van de politie. Na een achtervolging zat [verdachte] geknield bij de bosschages waarbij hij in zijn rechterhand een vuurwapen vast hield. Na de aanhouding werden het vuurwapen voorzien van goednummer: 1324518 en de munitie voorzien van goednummer 1324524 in beslag genomen. Tijdens de insluitingfouillering van verdachte [verdachte] werden de volgende telefoons bij hem aangetroffen en in beslag genomen:
  • Apple iPhone 7, zwart, goednummer 1324512;
  • Apple iPhone 11, zwart, goednummer 1324514.
Op 24 december 2021 werd een onderzoek ingesteld naar de veilig gestelde data van de telefoon voorzien van goednummer 1324514. Uit dit onderzoek bleek onder andere dat het account gekoppeld was aan het Apple ID [apple ID 1] . Het account was gekoppeld aan het telefoonnummer + [nummer 5] . Op 24 december 2021 werd een onderzoek ingesteld naar de veilig gestelde data van de telefoon voorzien van goednummer
13245142. Uit dit onderzoek bleek onder andere dat het account gekoppeld was aan het Apple ID [apple ID 2] . Het account was gekoppeld aan het telefoonnummer: + [nummer 4] .
Op 30 december 2021 werd een biologisch onderzoek ingesteld aan het bij verdachte [verdachte] aangetroffen en in beslag genomen vuurwapen en munitie. Tijdens dit onderzoek werden de biologische sporen veilig gesteld en ingestuurd naar The Maastricht Forensic Institute. Op 17 januari 2022 heeft The Maastricht Forensic Institute een DNA-onderzoek ingesteld naar de veilig gestelde biologische sporen. Uit dit onderzoek bleek dat het DNA-profiel welke werd veilig gesteld op de binnenzijde slede, buitenzijde van het wapen, binnenzijde loop, metalen houder, vulopening en de vier kogelpatronen afkomstig was van verdachte [verdachte] . Hieruit kan worden geconcludeerd dat verdachte [verdachte] handelingen met het vuurwapen heeft verricht. Tevens bleek uit het deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek dat het DNA van verdachte [verdachte] was aangetroffen op een huls welke in het onderzoek van de politie-eenheid Amsterdam PL1300-2021246613 was veilig gesteld.
4.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van 17 januari 2022 met nummer TMFI2022.6113, opgemaakt door een forensisch DNA-deskundige namens The Maastricht Forensic Institute, niet doorgenummerd.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Tabel 3: resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering DNA-profiel Mogelijke donor van celmateriaal
Binnenzijde slede, DNA hoofdprofiel Het DNA hoofdprofiel
vrijgekomen delen afgeleid van een man matcht met het DNA-profiel
en veer frequentie kleiner dan één van verdachte
AAPC7726NL op één miljard [verdachte]
Gehele DNA profiel van een man Het DNA profiel matcht
buitenzijde frequentie kleiner dan één met het DNA-profiel van
wapen op één miljard verdachte [verdachte]
AAPC7728NL
Binnenzijde loop tot DNA profiel van een man Het DNA-profiel matcht met
halverwege frequentie kleiner dan één het DNA-profiel van
AAPC7729NL op één miljard verdachte [verdachte]
Metalen houder en DNA hoofdprofiel Het DNA hoofdprofiel
vulopening afgeleid van een man matcht met het DNA-profiel
AAPC7730NL frequentie kleiner dan één van verdachte [verdachte]
op één miljard
Vier DNA-profiel van een man Het DNA-profiel matcht met
kogelpatronen frequentie kleiner dan één het DNA-profiel van
AAPC7731NL op één miljard verdachte [verdachte] .
5.
Een geschrift, betreffende aanvullende informatie van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 maart 2022, opgemaakt door de rapporteur [rapporteur] , doorgenummerde pag. Z2 19.
Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van voornoemde rapporteur, zakelijk weergegeven:
Op 28 november 2021 heeft in Amsterdam een schietincident plaatsgevonden.
Hierbij is de huls (AAPB1846NL] veiliggesteld. Deze huls is voor onderzoek
aangeboden onder het politie registratienummer PL1300-2021245956-7.
Over de resultaten van het onderzoek aan deze munitiedelen is onder het
NFI-zaaknummer 2021.12.01.097 gerapporteerd op 10 januari 2022. Na NFI-onderzoek is de huls [AAPB1846NL] bewaard in de LVKH van het NFI onder nummer 10191. Op 14 december 2021 is in [plaats 2] een vuurwapen (AAPJ7914NL] veiliggesteld. Dit vuurwapen is voor onderzoek aangeboden onder het politie registratienummer
PL1300-2021246613-7. Tijdens het onderzoek aan het vuurwapen zijn aanwijzingen gevonden dat de huls [AAPB1846NLJ opgenomen onder nummer 10191 is verschoten met dit vuurwapen. Omtrent de overige informatie over de resultaten van dit onderzoek verwijs ik naar de rapportage van 15 maart 2022, onder NFI-zaaknummer 2021.12.01.098.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16650009 van 15 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 15] , doorgenummerde pag. Z2 104-112.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 15 juli 2022 was ik doende met het onderzoek verdachte [verdachte] . Op 14 december 2021 werd [verdachte] in [plaats 2] aangehouden, naar aanleiding van de aanhouding werden twee telefoons bij hem in beslag genomen. Uit dit onderzoek bleek dat verdachte [verdachte] een screenshot had van een gesprek met zijn moeder waarin zij een krantenartikel stuurde over het incident waarvan [verdachte] wordt verdacht. Om meer context te krijgen van dit gesprek bekeek ik de volledig chat met [verdachte] en zijn moeder. Ik zag dat verdachte [verdachte] op 28 november 2021 om 22.28 uur tegen zijn moeder zei dat hij in de [wijk 1] was. Op diezelfde zondag 28 november 2021 omstreeks 23.00 uur vond de poging straatroof plaats op het fietspad ter hoogte van de [straat 1] . Naar aanleiding van het gesprek tussen [verdachte] en zijn moeder heb ik ook het chatgesprek met zijn vader bekeken aangezien die aangeeft daar contact mee gehad te hebben. Ik zag dat [verdachte] op 28 november 2021 om 22.33 uur tegen zijn vader zei dat hij in de [wijk 2] was. Hij stuurde een foto ter ondersteuning, hierop was wazig een gebouw in het donker te zien. Ik zag tevens dat [verdachte] op 28 november 2021 om 23.32 uur tegen zijn vader zei dat er iets ergs was gebeurd, dat hij net iets had gedaan en dat het een probleem was als hij naar buiten ging. Opvallend is dat dit kort na het incident op de [straat 1] was. Ik zag ook dat op 29 november 2021 door vader om 22.20 uur wederom de vraag werd gesteld of verdachte [verdachte] al onderweg naar huis was. Er kwam hierop geen reactie.
7.
Een geschrift, zijnde een rapport wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in [plaats 2] op 14 december 2021 van 15 maart 2022, zaaknummer 2021.12.01.098, opgemaakt door [rapporteur] , niet doorgenummerd.
Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Te onderzoeken materiaal: SIN AAPJ7914NL, vuurwapen (pistool). Op 28 en 29 november 2021 zijn respectievelijk op de openbare weg [straat 1] en [straat 2] in Amsterdam, twee straatroven geweest, waarbij is geschoten. Naar aanleiding van het aantreffen van DNA van genoemde verdachte, is op 14 december 2021 de verdachte met een vuurwapen in [plaats 2] aangehouden. WEM onderzoek kan leiden of het onder
verdachte aangetroffen vuurwapen is gebruikt bij één of meerdere straatroven in Amsterdam, waarbij is geschoten.
Vraagstelling:
1. Is het aangeboden vuurwapen gebruikt bij het schietincident 2021245956 en/of
het schietincident 2021246613?
Van het schietincident op de [straat 1] op 28 november 2021, referentie 2021245956, is één huls [AAPB1846NL] opgenomen in de LVKH van het Nederlands Forensisch Instituut onder het nummer 10191. De huls is destijds onderzocht onder het NFI-zaaknummer 2021.12.01.097.
Van het schietincident in de [straat 2] op 29 november 2021, referentie 2021246613, is één huls [AAMM5680NL] opgenomen in de LVKH van het Nederlands
Forensisch Instituut onder het nummer 10190. De huls is destijds onderzocht onder het NFI-zaaknummer 2021.12.01.098.
Het vergelijkend hulsonderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat:
- de huls [AAPB1846NL], afkomstig van een schietincident op de [straat 1] in Amsterdam op 28 november 2021, en
- de huls [AAMM5680NL], afkomstig van een schietincident in de [straat 2] in Amsterdam op 29 november 2021, zijn verschoten met het vuurwapen [AAPJ7914NL], een semiautomatisch werkend omgebouwd gas-/alarmpistool Blow TR 34 van het kaliber 7,65mm Browning.
Voor elk van de twee hulzen [AAPB1846NL en AAMM5680NL], kaliber 7,65mm Browning, en vuurwapen [AAPJ7914NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 28 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen, merk Blow, type TR34, kaliber 7,65mm in de linker heup van die [benadeelde partij 2] heeft geschoten, terwijl die [benadeelde partij 2] op een scooter reed, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 28 november 2021, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en een mobiele telefoon, toebehorende aan die [slachtoffer] , met een scooter naar voornoemde [slachtoffer] toe is gereden, waarna hij, verdachte en zijn mededader:
  • van die scooter zijn afgestapt en in de richting van [slachtoffer] zijn gelopen en
  • een vuurwapen merk Blow, type TR34, kaliber 7,65mm hebben gepakt en
  • voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer] hebben gericht en
  • hem de woorden hebben toegevoegd: “Money, money, money” en “Give me your phone!” en
  • nadat die [slachtoffer] naar een op een scooter aanrijdende omstander, te weten [benadeelde partij 2] rende, met voornoemd vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] en die [benadeelde partij 2] hebben geschoten;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 29 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon, toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 1] , door voornoemde [benadeelde partij 1]
  • tegen een muur te duwen en
  • de woorden toe te voegen: “Geef me je geld, geef me je portemonnee, geef me je telefoon, geef me de pincode van je telefoon!” en
  • een vuurwapen te tonen en
  • met kracht met voornoemd vuurwapen op het hoofd te slaan en
  • voornoemd vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 1] te richten en
  • vervolgens, toen hij, verdachte en zijn mededaders waren weggerend, met voornoemd vuurwapen in de lucht te schieten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van een jaar, met aftrek van voorarrest en de maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel).
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht af te zien van de oplegging van de PIJ-maatregel, maar te volstaan met het opleggen van een (eventueel deels voorwaardelijke) vrijheidsstraf (eventueel met bijzondere voorwaarden). Het advies van de deskundigen tot het opleggen van de PIJ-maatregel is wat de verdediging betreft onvoldoende onderbouwd. Mocht de rechtbank daar anders over denken, dan heeft de raadsvrouw verzocht de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit toegepast. Bij
verdererecidive kan een verhoging worden toegepast van meer dan 50% of een andere strafmodaliteit.
Het betreft in de onderhavige zaak het oriëntatiepunt voor diefstal met geweld (straatroof). Als uitgangspunt voor strafoplegging voor een dergelijk feit geldt als oriëntatiepunt dat – bij een first offender – 60 uur werkstraf of een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen zal worden opgelegd. Strafverzwarende omstandigheden kunnen de strafmaat naar boven bijstellen, waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid geldt voor 60 uur werkstraf of 30 dagen jeugddetentie. Als strafverzwarende omstandigheden in dit geval gelden het gebruik van fysiek geweld, het ontstaan van letsel en bedreiging met een wapen. Volgens deze oriëntatiepunten is voor de twee straatroven als in deze zaak, in beginsel een jeugddetentie van 7 tot 8 maanden passend.
Voor poging tot doodslag, zoals dat onder 1 bewezen is verklaard, is geen oriëntatiepunt beschikbaar. Het behoeft geen nader betoog dat dit het meest ernstige feit is in deze zaak en dat dit feit het grootste aandeel in de op te leggen straf heeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 22 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar dat dat niet voor soortgelijke feiten is geweest. De rechtbank merkt hem daarom aan als first offender.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee straatroven, waarbij de nietsvermoedende aangevers plotseling door hem en zijn medeverdachte(n) zijn benaderd met een vuurwapen. De aangevers zijn door verdachte bedreigd en aangever [benadeelde partij 1] is door verdachte geslagen met het wapen. Verdachte heeft het wapen op aangever [benadeelde partij 1] gericht. Bij het wegrennen, heeft verdachte in de lucht geschoten. Na de poging om aangever [slachtoffer] te beroven, heeft verdachte op een toevallige voorbijganger, aangever [benadeelde partij 2] , geschoten. [benadeelde partij 2] is in zijn heup geraakt. Het is een gelukkige en toevallige omstandigheid dat alle aangevers de door verdachte gepleegde feiten kunnen navertellen. Het had heel anders kunnen aflopen en dan had verdachte zich, zonder aan de ernst van de onderhavige feiten iets te willen afdoen, moeten verantwoorden voor één of meer levensdelicten. Het voorhanden hebben en gebruiken van een vuurwapen is, letterlijk, levensgevaarlijk. De rechtbank neemt het verdachte erg kwalijk dat hij zich niets gelegen laat liggen aan het recht op leven, de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Verdachte ging – destijds pas zestien jaar oud – kennelijk niets te ver om zijn eigen honger aan geld en goederen te stillen. De rechtbank maakt zich mede daarom grote zorgen voor zijn toekomst. Daar komt nog bij dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat er in het geheel geen zicht is gekomen op hoe het zover heeft kunnen komen en wat er voor nodig is om herhaling in de toekomst te voorkomen. Verdachte is een slimme jongen en hij heeft voldoende capaciteiten en bagage om maatschappelijk succesvol door het leven te gaan, maar het lijkt erop alsof hij welbewust kiest voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft heel berekenend uiteindelijk een verklaring afgelegd die een (te magere) uitleg zou moeten geven voor de hem belastende feiten en omstandigheden, zoals de rechtbank bij de beoordeling van het ten laste gelegde heeft vastgesteld. Dat past bij de door de Raad gesignaleerde berekenende en manipulatieve houding van verdachte, waarin hij die keuzes maakt die hem zelf de minste schade berokkenen. Dit alles baart de rechtbank grote zorgen, zorgen die ook hieronder aan de hand van het multidisciplinair onderzoek verder zullen worden besproken.
Vanwege de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, is een jeugddetentie van twee jaren in beginsel een passende straf. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de veroordeling van verdachte in januari 2022. Daarom zal de rechtbank de op te leggen jeugddetentie matigen tot 20 maanden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • het rapport van de Raad opgemaakt op 6 april 2023;
  • het rapport van JBRA opgemaakt op 7 april 2023;
  • het klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia opgemaakt op 22 december 2022.
De gedragsdeskundigen in het voornoemde multidisciplinair onderzoek zijn tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Verdachte presenteert zich charmant, maar ook zelfbepalend, sterk autonoom en manipulatief en er worden ook narcistische persoonlijkheidstendensen herkend. Verder is sprake van een gebrek aan empathie en een spanningsgevoeligheid voor antisociaal gedrag. Drijfveren voor het antisociale en delinquente gedrag van verdachte worden gezien in het zoeken van spanning en het omgaan met een antisociale peergroup, waarbij verdachte niet gehinderd lijkt te worden door een adequaat werkend geweten. Agressie lijkt meer instrumenteel te zijn en eerder gericht op geldelijk gewin dan reactief van aard. De onderzoekers menen dat de door verdachte begane feiten hem volledig kunnen worden toegerekend. De kans op recidive is – onbehandeld – hoog. Behandeling van de gedragsproblematiek van verdachte is noodzakelijk om zijn antisociale ontwikkeling te keren en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te stimuleren. Ook is behandeling noodzakelijk om het risico op toekomstig gewelddadig of antisociaal gedrag te verminderen. De gedragsproblematiek van verdachte en zijn voortschrijdende antisociale ontwikkelingsgang, vereisen intensieve behandeling. In het verleden heeft verdachte zich in een ambulant kader niet geconformeerd aan behandeling, maar zich daar juist aan onttrokken. Verdachte heeft tijdens eerdere begeleiding niet laten zien dat hij beschikt over probleeminzicht of motivatie voor verandering. Vanwege de ernst van zijn gedragsproblematiek, het hoge recidiverisico en het eerder onvoldoende meewerken aan interventies, is een ambulant behandeltraject niet haalbaar. Dat maakt dat de deskundigen de oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ maatregel adviseren.
De Raad en JBRA hebben zich aangesloten bij het strafadvies van de deskundigen.
De rechtbank neemt de hierboven genoemde conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het zowel in het belang van verdachte als van de maatschappij is, dat hij behandeld wordt voor zijn ernstige en gevaarlijke gedragsproblematiek. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om de noodzakelijke behandeling van verdachte in een ambulant kader te laten plaatsvinden. Verdachte heeft geen probleeminzicht en is niet gemotiveerd voor behandeling en dat maakt dat het risico op onttrekking in een ambulant kader (te) groot is. Intramuraal is er geen mogelijkheid tot onttrekking aan behandeling en kan de eventueel nodige tijd worden genomen om tot behandelmotivatie te komen. De behandeling die nodig is om het recidiverisico te verminderen en om de ontwikkeling van verdachte ten goede te keren, moet daarom in een intramuraal kader plaatsvinden.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de gedragsdeskundigen, de Raad en JBRA in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.

9.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 1 STK Huls
(Omschrijving: PL1300-2021246613-G6126714)
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft gevorderd ook een tweede in beslag genomen huls te onttrekken aan het verkeer. Die huls staat niet op de beslaglijst en de rechtbank heeft ook overigens niet voldoende aanknopingspunten over de registratie van het beslag op die huls, om daar een beslissing over te kunnen nemen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 10.000,- aan materiële schadevergoeding,
€ 5.000,- aan immateriële schadevergoeding en € 5.000,- voor affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de immateriële schadevergoeding zal worden gematigd tot € 2.500,- en dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De raadsvrouw heeft bepleit de immateriële schadevergoeding te matigen tot € 1.500,- en de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade en affectieschade zijn niet onderbouwd.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend,, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.2.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 235,99 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde golden, dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van poging tot doodslag;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van poging tot afpersing;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 1 STK Huls
(Omschrijving: PL1300-2021246613-G6126714).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 2.500,-(tweeduizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen de som van € 2.500,-(tweeduizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de
gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 1.735,99(zeventienhonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent), waarvan € 235,99 (tweehonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent) voor materiële schade en € 1.500,- (vijftienhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , te betalen de som van € 1.735,99(zeventienhonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent), waarvan € 235,99 (tweehonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent) voor materiële schade en € 1.500,- (vijftienhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van
de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.P.G. Rietbergen en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.