ECLI:NL:RBAMS:2023:5587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
13/303191-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen cat. III, medeplegen poging tot afpersing en medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2022 te Amsterdam betrokken was bij een gewelddadige afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, medeplegen van poging tot afpersing en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tijdens de zitting op 1 augustus 2023 heeft de officier van justitie, mr. A.C. Lub, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Gaalen, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de [slachtoffer] op gewelddadige wijze heeft beroofd van zijn vrijheid en heeft geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van € 2.000,00. De rechtbank heeft de verklaringen van de [slachtoffer] en andere bewijsmiddelen in het dossier gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte de bestuurder was van de auto waarin de [slachtoffer] werd vastgehouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De rechtbank heeft ook diverse voorwerpen, waaronder een vuurwapen, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/303191-22
Parketnummer vordering tul: 13/280883-19
Datum uitspraak: 15 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.C. Lub, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 27 september 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie;
2. het medeplegen van poging tot afpersing van [slachtoffer] ;
3. het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3. Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen op 27 september 2022 [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd in een Volkswagen Polo, waarbij werd geprobeerd hem met geweld en onder bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 2.000,00. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de auto is geslagen, dat er vuurwapens op hem zijn gericht en dat met een mes in zijn is been is gestoken. De verklaring van [slachtoffer] wordt op essentiële onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. Dat [slachtoffer] op een later moment heeft verklaard dat verdachte er niet bij betrokken is geweest, doet hier niets aan af.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft verzocht hem daarvan vrij te spreken.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. In de Volkswagen Polo en op het vuurwapen is DNA gevonden van verdachte. Uit niets blijkt echter dat het DNA daar terecht is gekomen door direct contact. Ook is niet duidelijk wanneer het DNA daar terecht is gekomen en of dat ten tijde van het ten laste gelegde is gebeurd. Daar komt bij dat sprake is van DNA-mengprofielen. Van het vuurwapen kan bovendien niet worden vastgesteld dat dit het vuurwapen is waarover [slachtoffer] heeft verklaard. De betrokkenheid van verdachte zou verder blijken uit een in de auto aangetroffen telefoon, maar uit het dossier blijkt niet dat de telefoon daadwerkelijk in de Volkswagen Polo is aangetroffen. Ook kan niet worden gezegd dat deze in gebruik was bij verdachte. Dit zou blijken uit de contacten die worden gelegd met de telefoon, welke verband zouden houden met verdachte, alsook uit het feit dat met de telefoon zendmasten in [plaats] worden aangestraald, de woonplaats van verdachte. Er is echter geen bewijs dat verdachte de enige persoon is met die betreffende contacten of dat uit de aangestraalde zendmasten blijkt dat de gebruiker ook daadwerkelijk woont op het adres van verdachte. Tot slot heeft [slachtoffer] tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte niet betrokken is geweest bij het incident, nadat hij werd geconfronteerd met een foto van verdachte.
Indien de rechtbank toch van oordeel is dat verdachte betrokken is geweest, kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een poging tot afpersing. De verklaring van [slachtoffer] op dit punt vindt geen steun in het dossier. Ook blijkt niet van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer] verklaart immers dat hij vrijwillig plaatsnam in de auto en niet dat hij op enig moment heeft laten weten dat hij weg wilde en de anderen dit niet toestonden.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Wat is er op 27 september en 28 september 2022 gebeurd?
Op 27 september 2022 omstreeks 23:30 uur is [slachtoffer] met zijn vriendin naar [restaurant] in Amsterdam gereden. Hij heeft zijn bestelling binnen opgehaald, deze afgegeven aan zijn vriendin en is vervolgens ingestapt in de Volkswagen Polo die voor zijn auto stond. Op dat moment zaten er nog twee mannen in de Volkswagen Polo. Eén zat op de bestuurderstoel en één op de bijrijdersstoel. Er stapten vervolgens nog twee mannen in. Zij namen plaats aan weerszijde van [slachtoffer] . [slachtoffer] zat hierdoor klem in het midden op de achterbank. Ze reden direct weg. De bestuurder richtte een vuurwapen op [slachtoffer] en zei dat hij iemand had bestolen. Tijdens de rit heeft de bestuurder hem ook met het vuurwapen op zijn armen en benen geslagen. De twee personen die naast [slachtoffer] zaten hebben hem ook geslagen, met gebalde vuisten, op zijn gezicht, armen en benen. De auto is naar de parkeergarage [naam] in Amsterdam Zuidoost gereden, waar de bestuurder de auto heeft geparkeerd. Daar werd tegen [slachtoffer] gezegd dat hij € 2.000,00 moest betalen. [slachtoffer] gaf aan dat hij dit niet had. Hierop is de persoon rechts van hem uitgestapt, heeft een mes gepakt en [slachtoffer] in zijn rechteronderbeen gestoken. Er werd gedreigd dat als hij niet zou betalen, hij naar een loods gebracht zou worden. Ze stapten vervolgens uit de auto, behalve de persoon die links van [slachtoffer] zat. Hij hield [slachtoffer] bij zijn nek vast. De bestuurder liep naar zijn rechterkant en trapte en sloeg [slachtoffer] . De bestuurder bleef constant het vuurwapen op [slachtoffer] richten. Op enig moment kwam er een blauw, klein model auto aangereden met daarin twee mannen. Een van hen had een vuurwapen in zijn handen en richtte dat op [slachtoffer] . Ook hij zei dat [slachtoffer] iemand had bestolen en dat hij geld moest betalen. Vervolgens kwam er een politieauto de garage ingereden. Toen de mannen dit zagen, zijn zij weggegaan. Drie van hen zijn in de blauwe auto gesprongen. De rest heeft de parkeergarage rennend verlaten. Eén van de mannen heeft toen een vuurwapen onder de auto gegooid die tegenover de Volkswagen Polo geparkeerd stond.
Was verdachte de bestuurder van de Volkswagen Polo?
Op het stuur van de Volkswagen Polo is DNA van verdachte aangetroffen en ook op de binnenzijde van het bestuurdersportier. Daarnaast is zijn DNA gevonden op het vuurwapen dat is aangetroffen onder de auto die geparkeerd stond tegenover de Volkswagen Polo. Verdachte heeft gedurende het onderzoek noch op de zitting een aannemelijk geworden en hem ontlastende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in de auto.
Daarnaast is op de bijrijdersstoel van de Volkswagen Polo een telefoon aangetroffen die in gebruik was bij verdachte. Zo heeft de politie vastgesteld dat de gebruiker van de telefoon veelvuldig contact had met de vader en de moeder van verdachte, en met andere relaties van verdachte, waaronder diens neef. De telefoon valt bovendien het meest onder het bereik van cell-id’s in [plaats] , de woonplaats van verdachte. Ook voor deze feiten heeft verdachte geen redengevende en deze feiten ontzenuwende verklaring gegeven.
Tot slot past het signalement van verdachte binnen het signalement dat [slachtoffer] heeft gegeven van de bestuurder van de Volkswagen Polo, namelijk een Marokkaanse jongen van ongeveer 1.87 meter lang en rond de 23 à 24 jaar oud.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte de bestuurder van de Volkswagen Polo is geweest. Gelet op de overdaad aan bewijsmiddelen waaruit dit blijkt, hecht de rechtbank verder ook geen waarde aan de in juni 2023 afgelegde getuigenverklaring van [slachtoffer] dat verdachte niet bij het incident betrokken is geweest.
Conclusie
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat verdachte omstreeks 27 september 2022 samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en met geweld en bedreiging met geweld heeft geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van € 2.000,00. Ook volgt uit het voorgaande dat verdachte de betreffende dag een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving – gelet op de door de raadsman gevoerde verweren – in het bijzonder nog het volgende.
[slachtoffer] is weliswaar vrijwillig in de auto gestapt, maar vervolgens was het voor hem niet mogelijk om de auto ook weer te verlaten. Gelet op zijn positie op de achterbank, tussen twee mannen in, kon hij feitelijk gezien niet uit de auto. Ook de tegen hem geuite bedreigingen en het gepleegde geweld maakten dit voor hem onmogelijk. Uit het handelen van verdachte blijkt dat dit ook de bedoeling was, waardoor ook het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op of omstreeks 27 september 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Ekol, type Majör, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
op of omstreeks 27 september 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van €2000,- die aan die [slachtoffer] toebehoorde
- die [slachtoffer] in een auto op de achterbank heeft laten plaats nemen en
- vervolgens, terwijl er op de achterbank naast die [slachtoffer] twee personen kwamen zitten, met die auto is weggereden en,
- terwijl die [slachtoffer] klem zat tussen die twee personen,
- met een mes in het been van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- meermaals tegen de benen en armen en in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- aan die [slachtoffer] meermaals een wapen heeft getoond en dat wapen meermaals op die [slachtoffer] heeft gericht en
- daarbij de woorden heeft gebezigd: "je moet geld (2.000 euro) betalen" en "als je niet betaalt, brengen we je naar een loods”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op of omstreeks 27 september 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door:
- die [slachtoffer] in een auto op de achterbank te laten plaats nemen en
- vervolgens, terwijl er op de achterbank naast die [slachtoffer] twee personen kwamen zitten, met die auto is weggereden en,
- terwijl die [slachtoffer] klem zat tussen die twee personen,
- met een mes in het been van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- meermaals tegen de benen en armen en in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- aan die [slachtoffer] meermaals een wapen heeft getoond en dat wapen meermaals op die [slachtoffer] heeft gericht en
- daarbij de woorden heeft gebezigd: "je moet geld (2.000 euro) betalen" en "als je niet betaalt, brengen we je naar een loods”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op zijn standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] op gewelddadige wijze van zijn vrijheid beroofd om het zo te dwingen tot afgifte van geld. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij met een vuurwapen onder schot gehouden, hem geslagen met het wapen en hem getrapt. Zijn mededaders hebben [slachtoffer] eveneens geslagen, en hem onder meer met een mes in het been gestoken. Het incident moet voor [slachtoffer] angstaanjagend zijn geweest, zo blijkt ook wel uit zijn verklaringen bij de politie. Het geweld en de vrijheidsberoving is door komst van de politie beëindigd, niet door verdachte. De gevolgen voor [slachtoffer] hadden dus nog ernstiger kunnen zijn. De rechtbank vindt het voorval en de rol die verdachte daarin heeft gespeeld verontrustend, mede omdat het er alle schijn van heeft dat het hier gaat om een zakelijk geschil in het criminele circuit. Het baart haar des te meer zorgen dat verdachte klaarblijkelijk de beschikking heeft gehad over een vuurwapen en er ook niet voor schuwde om dit te gebruiken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft hier in strafverzwarende zin rekening mee gehouden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 april 2023. Daaruit blijkt dat de reclassering heeft vernomen dat verdachte niet met de reclassering in gesprek wil. Er wordt geadviseerd een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden op te leggen nu verdachte niet openstaat voor reclasseringsbemoeienis.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten zoals hierboven uiteengezet, het aandeel van verdachte hierin en het feit dat verdachte vaker onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en hem een langere vrijheidsbenemende straf op te leggen.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen.
De rechtbank gelast de teruggave aan [verdachte] van de volgende goederen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten heeft begaan:
1. STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-202204806-G6299438, zilver, merk: Apple S);
2. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299476, zwart);
3. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299466, zwart);
4. 1 STK Beelddrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299469, zwart, merk: tracemaster);
6. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-2022204806-G6299472, zwart)
Nu met behulp van het volgende voorwerp het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer:
5. 1 STK Pistool (omschrijving: PL1300-2022204806-G6240788, Ekol).

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 24 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/280883-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
11 maart 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten nu de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering niet is gedaan.
Bij de stukken bevindt zich een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 47, 57, 63, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 2
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1. STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-202204806-G6299438, zilver, merk: Apple S);
2. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299476, zwart);
3. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299466, zwart);
4. 1 STK Beelddrager (omschrijving: PL1300-202204806-G6299469, zwart, merk: tracemaster);
6. 1 STK Geluidsdrager (omschrijving: PL1300-2022204806-G6299472, zwart).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
5. 1 STK Pistool (omschrijving: PL1300-2022204806-G6240788, Ekol).
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 11 maart 2021, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mr. E.G.M.M. van Gessel en mr. S.I.E. de Graaff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2023.
[verdachte]

5.[verdachte][verdachte]

7.[verdachte][verdachte]

  • [verdachte]
  • [verdachte]
  • [verdachte]
  • [verdachte]
[verdachte]