ECLI:NL:RBAMS:2023:5586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
13/285039-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel en medeplegen zware mishandeling

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2022 in een nachtclub in Amsterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen een vrouw, resulterend in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de vrouw heeft geslagen en haar bij de keel heeft gegrepen, wat leidde tot een gebroken kaak en andere verwondingen. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen als bewijs gebruikt om de feiten te onderbouwen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat hij handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het geweld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/285039-22
Datum uitspraak: 15 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. de Bont, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.E. Brink, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 17 juli 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij] met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge;
2. het medeplegen van zware mishandeling (primair), dan wel medeplegen van een poging zware mishandeling (subsidiair) van [benadeelde partij] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Uit de camerabeelden van [naam club] is gebleken dat [benadeelde partij] verdachte wegduwde nadat hij zijn arm richting de borsten van [benadeelde partij] bracht. [medeverdachte] hield daarbij de schouder van [benadeelde partij] vast. Verdachte maakte een slaande beweging in de richting van [benadeelde partij] . Nadat verdachte de eerste keer [benadeelde partij] sloeg, greep [medeverdachte] haar met kracht bij haar keel. Op dat moment werd [benadeelde partij] nog een keer geslagen, gestompt en geduwd door verdachte. Daarna verplaatste het gevecht zich naar iets verderop in de club en kreeg [benadeelde partij] nog meer klappen van verdachte en [medeverdachte] . De camerabeelden worden ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij] . Uit de letselverklaring blijkt dat als gevolg van de mishandeling de kies van [benadeelde partij] is afgebroken en dat haar kaak op meer plekken is gebroken. Het letsel van [benadeelde partij] moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft met zijn handelen tenminste voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen hiervan. Ook het medeplegen kan worden bewezen, omdat tussen verdachte en [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij hebben samen het geweld geïnitieerd en allebei daarmee een actieve bijdrage aan het geweld geleverd. Beiden hebben zich op geen enkel moment gedistantieerd. Het geweld heeft in een voor publiek toegankelijke ruimte plaatsgevonden, waardoor ook de openlijke geweldpleging kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte van de ten laste gelegde feiten integraal vrij te spreken.
Uit de camerabeelden van [naam club] blijkt niet dat sprake is geweest van enige vorm van handelen in vereniging of dat verdachte geweld tegen [benadeelde partij] heeft uitgeoefend, althans dat hij zodanig geweld tegen haar heeft uitgeoefend dat zij ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel kan hebben bekomen. Uit de camerabeelden blijkt dat [benadeelde partij] als eerste geweld heeft uitgeoefend tegen verdachte toen hij zijn bril probeerde terug te krijgen. Zij maakt met haar arm stotende bewegingen richting verdachte en raakt hem daarbij. Verdachte heeft dit geweld, zonder hierop gewelddadig te reageren, ontweken. Nadat verdachte zijn bril terug had, maakte [benadeelde partij] opnieuw stotende en slaande bewegingen in de richting van verdachte. Toen maakte verdachte voor het eerst een ‘maaiend slaande’ beweging in de richting van [benadeelde partij] . Hij kwam daarbij echter geenszins in de buurt van (het gezicht van) [benadeelde partij] . Zij werd namelijk door een ander bij haar nek vastgehouden en met haar hoofd achterover tegen een hek geduwd. Er werden over een weer ‘maaiende’ bewegingen gemaakt. Hierna lijkt [benadeelde partij] met name in gevecht met een jongen met donkere krullen. Op enig moment rende [benadeelde partij] op iemand af en maakte zij slaande dan wel maaiende bewegingen. Veel mensen lijken zich er dan mee te bemoeien. Er is een groep van druk bewegende mensen zichtbaar, waaronder security van [naam club] . Niet is te zien wat er dan precies gebeurt. Het is daarmee goed mogelijk dat [benadeelde partij] toen het letsel heeft opgelopen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
In de vroege ochtend van 17 juli 2022 is verdachte in [naam club] in Amsterdam waar hij met enkele vrienden de verjaardag van zijn neef ( [medeverdachte] ) viert. Rond 04:50 uur ’s ochtends bevinden verdachte, [medeverdachte] en aangeefster [benadeelde partij] zich in het VIP-gedeelte van de club. Uit het proces-verbaal bevindingen camerabeelden met de beschrijving van de camerabeelden blijkt het volgende. Verdachte en [benadeelde partij] praten met elkaar en op enig moment pakt [benadeelde partij] de bril van het hoofd van verdachte en stopt de bril tussen haar borsten in haar topje. Even later doet verdachte zijn rechterhand en een gedeelte van zijn arm in de voorkant van het topje van [benadeelde partij] . Daarop ontstaat vrijwel onmiddellijk een ruzie tussen hen, waarbij over en weer wordt geduwd en slaande bewegingen worden gemaakt. [medeverdachte] staat in de nabijheid en mengt zich in het geweld. Hij grijpt [benadeelde partij] bij de keel en houdt haar enkele seconden bij de keel vast, terwijl verdachte slaande bewegingen maakt richting het gezicht van [benadeelde partij] . Nadat de drie uit elkaar worden gehaald door omstanders, vindt tussen [benadeelde partij] , verdachte en [medeverdachte] opnieuw een schermutseling plaats. Daarbij is te zien dat verdachte tot twee keer toe uithaalt met zijn rechterarm en een stotende beweging maakt in de richting van het gezicht van [benadeelde partij] , waarna [benadeelde partij] naar achteren beweegt. Het volgende is daarbij van belang.
De camerabeelden van [naam club] zijn door de politie bekeken en beschreven. Deze beelden zijn tevens ter terechtzitting bekeken. De beschrijving van de beelden komt overeen met wat [benadeelde partij] heeft verklaard. Zo heeft [benadeelde partij] verklaard dat zij zag en voelde dat NN2
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] )haar heel hard bij haar keel greep en dat zij voelde dat haar keel dichtgeknepen werd. Uit de beschreven camerabeelden blijkt dat het hoofd van [benadeelde partij] horizontaal naar achteren ging op het moment dat zij bij haar keel werd gegrepen door een man met een horloge. Haar hoofd wordt ook enige tijd, ongeveer 7 seconden, in deze positie gehouden, waarbij het gehele bovenlichaam over de afscheiding wordt gedrukt. De rechtbank stelt op basis van de aangifte, de camerabeelden en de beschrijving daarvan vast dat [medeverdachte] [benadeelde partij] met kracht bij de keel heeft gegrepen en deze dichtgeknepen heeft gehouden. [benadeelde partij] werd ondertussen geslagen door verdachte, althans is te zien dat verdachte meermalen een maaiende beweging maakt richting het gezicht van [benadeelde partij] . Daarna verplaatst het gevecht zich iets verderop in de club en krijgt [benadeelde partij] wederom klappen, waaronder van verdachte en [medeverdachte] . Dit heeft [benadeelde partij] in haar aangifte verklaard en dit wordt ondersteund door het meergenoemde proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden, waarin wordt omschreven dat tussen [benadeelde partij] , verdachte en [medeverdachte] een schermutseling plaatsvindt.
Uit de letselverklaring en de aangifte van [benadeelde partij] blijkt dat zij na het gepleegde geweld meerdere fracturen heeft in haar kaak, dat een kies is afgebroken en dat een tand los zit. De in haar kaak geplaatste schroeven moesten minimaal zes weken blijven zitten en [benadeelde partij] kon gedurende meerdere weken alleen vloeibaar voedsel nuttigen. Dergelijk omvangrijk letsel en langdurig herstel kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zulk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, door haar meermalen te slaan op de wijze zoals hiervoor beschreven. Het dossier bevat bovendien, gelet op het voorgaande, voldoende aanwijzingen dat verdachte bij het door hem toegepaste geweld nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] . Dat betekent dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de onder feit 2 primair tenlastegelegde zware mishandeling van [benadeelde partij] .
De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat het geweld heeft plaatsgevonden in een nachtclub, een voor het publiek toegankelijke ruimte en daarmee dus openlijk. Daarnaast blijkt hieruit dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en daar opzet op had. Verdachte heeft namelijk [benadeelde partij] geslagen, deels terwijl zij door een ander bij de keel werd vastgehouden.
De rechtbank vindt daarbij ook bewezen dat verdachte degene is geweest die het letsel bij [benadeelde partij] heeft veroorzaakt. Op de beelden is namelijk te zien dat hij tijdens de schermutseling tot twee keer toe met zijn rechterarm een stotende beweging maakt richting het gezicht van [benadeelde partij] , waarna zij naar achteren beweegt. Dat het letsel toen is ontstaan, past ook bij de verklaring van [benadeelde partij] . Zij vertelt namelijk dat zij het letsel, waaronder het knakken en verschuiven van de kaak, voelde tijdens de vechtpartij die ontstond nádat zij de man die haar bij de keel vasthield van zich had afgeduwd. Voor een andere oorzaak van het letsel biedt het dossier geen aanknopingspunt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 17 juli 2022 te Amsterdam, met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten [naam club] Amsterdam ( [adres club] ), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] , welk geweld bestond uit het:
- met kracht bij de keel grijpen en dichtgeknepen houden van de keel van voornoemde
[benadeelde partij] en
- meermalen met kracht slaan en/of stompen en/of duwen tegen de wangen en/of de kin en/of de kaak en/of de mond en/of het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [benadeelde partij] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken kaak (meervoudige mandibula fractuur) en een gebroken en/of losse tand en kies) ten gevolge heeft gehad;
2
op 17 juli 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer een gebroken kaak (meervoudige mandibula fractuur) en een gebroken en/of losse tand en kies, heeft toegebracht, door opzettelijk:
- met kracht de keel van voornoemde [benadeelde partij] vast te grijpen en/of dichtgeknepen te houden en
- meermalen met kracht tegen de wangen en/of de kin en/of de kaak en/of de mond en/of het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [benadeelde partij] te slaan en/of te stompen en/of te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

5.1.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, heeft de raadsman verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft zich verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn goed, te weten zijn bril, door deze – na meermalen om teruggave te hebben verzocht en vervolgens te hebben aangekondigd dat hij deze zelf zou pakken – terug te pakken uit haar top. De grenzen van noodzakelijke verdediging zijn hierbij niet overschreden, omdat het gestelde kaakletsel niet aan verdachte te wijten is.
5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep kan doen op noodweer, omdat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Het volgende is hiervoor redengevend. Het stelen of vernielen van een goed kan onder omstandigheden een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding opleveren, waartegen men zich mag verdedigen. Uit de camerabeelden blijkt echter geenszins van zo'n situatie. Er was geen sprake van een diefstal of vernieling waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Uit de camerabeelden blijkt dat de bril van verdachte door [benadeelde partij] van zijn hoofd werd gepakt, waarna zij met elkaar in gesprek raakten. Er was op dat moment sprake van een prettige sfeer, waarbij over en weer werd gelachen. Pas op het moment dat verdachte met zijn hand richting de top van [benadeelde partij] gaat om de bril terug te halen, slaat de sfeer om. Er is geen sprake van een verdediging, maar eerder van een aanval.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft subsidiair een beroep op noodweerexces gedaan, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het letsel van [benadeelde partij] aan verdachte is te wijten.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen over het beroep op noodweer. Nu geen sprake is van een noodweersituatie, kan een beroep op noodweerexces evenmin slagen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op zijn standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken of dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
In de nacht van 17 juli 2022 heeft verdachte zich samen met zijn neef schuldig gemaakt aan de mishandeling van een vrouw in [naam club] in Amsterdam. Wat begon als een gezellige avond, eindigde voor het slachtoffer in een nachtmerrie. Zij en verdachte raakten aanvankelijk op een gezellige wijze met elkaar in gesprek, nadat het slachtoffer de zonnebril van zijn hoofd pakte en deze in haar topje deed. De sfeer sloeg om toen verdachte besloot de bril met zijn eigen handen terug te pakken uit haar topje. De vrouw liet merken dat zij daarvan niet gediend was en probeerde verdachte van haar af te duwen. Daarop greep de neef van verdachte haar bij de keel, waarna zowel verdachte als zijn neef meermaals slaande en stompende bewegingen maakte richting het gezicht van het slachtoffer. Nadat de drie door omstanders uit elkaar werden gehaald, rende het slachtoffer – duidelijk overstuur – achter verdachte en zijn neef aan. Op dat moment gaat het geweld verder. De vrouw wordt meermalen geslagen en het zijn uiteindelijk de twee vuistslagen van verdachte die ervoor hebben gezorgd dat het slachtoffer haar kaak op drie plekken breekt, haar tand kwijtraakt en haar kies breekt.
Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij door de operatie aan haar kaak, waarbij acht schroeven zijn geplaatst, wekenlang niet kon praten en eten. Ze heeft veel pijn gehad. Naast lichamelijke klachten kampt(e) het slachtoffer ook met mentale klachten, zoals slaapproblemen, hyperventilatieaanvallen en PTSS klachten, vastgesteld door een psycholoog.. Zij heeft tot op de dag van vandaag nog steeds last van die PTSS klachten. Voor die klachten is het slachtoffer met EMDR-therapie gestart
Verder weegt de rechtbank mee dat het geweld plaatsvond op een populaire uitgaansnacht (zaterdag op zondag) in een volle club in Amsterdam. Het uitgaanspubliek, dat de stad in gaat ter ontspanning en vermaak, is daarmee ongevraagd geconfronteerd met deze hevige geweldsuitbarsting. Dit heeft bij de getuigen vermoedelijk gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk. Hij is niet alleen degene die zich als eerst op agressieve wijze uitte richting het slachtoffer, maar hij is ook degene die het grootste aandeel heeft gehad in de daaropvolgende geweld. Hij heeft zich op geen enkel moment teruggetrokken, terwijl daar wel gelegenheid toe bestond. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 26 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De op te leggen straf
De rechtbank vindt, alles overwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zekere duur passend en geboden. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 5.165,25 aan vergoeding van materiële schade en € 7.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet aannemelijk geworden is dat verdachte verantwoordelijk en daarmee aansprakelijk is voor de door [benadeelde partij] geleden schade. Subsidiair heeft hij verzocht [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding met zich brengt, gelet op de gebrekkige onderbouwing van deze vordering.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade bestaat uit de ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 35,00), kosten voor medicatie (€ 111,26), kosten voor psycholoog (€ 586,56) en de eigen bijdrage hiervoor (€ 305,99). De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor deze schadeposten niet onrechtmatig of ongegrond voor. De geleden schade is voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.038,81.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering waar deze ziet op de kosten voor de tandarts (€ 680,69) en de gemiste inkomsten (€ 3.445,75). Deze onderdelen van de vordering zijn onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het niet-ontvankelijke deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.3.2.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 7.000,00.
8.3.3.
Conclusie
De rechtbank vindt gelet op bovenstaande een schadevergoeding van € 8.038,81 toewijsbaar. Deze schadevergoeding moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 17 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij een ander het hele bedrag al heeft betaald.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, feit 2 primair:
de eendaadse samenloop van
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
en
medeplegen van zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 8.038,81 (achtduizendachtendertig euro en eenentachtig eurocent),bestaande uit
€ 1.038,81 (duizendachtendertig euro en eenentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 17 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 8.038,81 (achtduizendachtendertig euro en eenentachtig eurocent) te betalen, bestaande uit € 1.038,81 (duizendachtendertig euro en eenentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 17 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 75 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.M.M. van Gessel voorzitter,
mr. Ch.A. van Dijk en mr. S.I.E. de Graaff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2023.
[...]
[...]
[...]