ECLI:NL:RBAMS:2023:5576

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
13/335859-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor rijden onder invloed van cannabis en veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een snorfietser

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die op 3 september 2022 in Amsterdam Nieuw-West een snorfietser aanreed terwijl hij onder invloed was van cannabis. De man werd veroordeeld tot 100 uur taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden. Tijdens de zitting op 17 augustus 2023 werd vastgesteld dat de verdachte met een THC-concentratie van zes keer de toegestane waarde reed en geen voorrang verleende aan de snorfietser, wat resulteerde in een verkeersongeval waarbij de snorfietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder traumatisch hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de aanrijding. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet schuldig was aan het ongeval, maar de rechtbank vond de bewijzen overtuigend. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en het lage recidiverisico. De opgelegde straf is in lijn met de landelijke richtlijnen voor straftoemeting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/335859-22
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboortegegevens] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 17 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.T. Çaylak naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er - kort en feitelijk weergegeven - van beschuldigd dat hij op 3 september 2022 in Amsterdam:
1.
primair: onder invloed van THC/cannabis als bestuurder van een personenauto geen voorrang heeft verleend aan een snorfietser op de kruising Radarweg/Kwadrantweg waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan de bestuurder van een snorfiets, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiair: zich zodanig heeft gedragen dat gevaar of hinder op de weg is veroorzaakt;
2. voornoemde auto heeft bestuurd onder invloed van een te hoge concentratie THC/cannabis in zijn bloed.
De gehele tekst is in
bijlage Ivan dit vonnis opgenomen. De taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. Waardering van het bewijs
3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Feit 1 primair en feit 2 kunnen worden bewezen. Verdachte heeft onder invloed van THC/cannabis in een auto gereden en op de kruising geen voorrang verleend aan een voor hem van rechts komende snorfietser, waardoor hij tegen de snorfietser is aangebotst. Door dit aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag is aan de snorfietser zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet van feit 1 primair worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte zich als bestuurder van zijn personenauto zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij de snorfietser. Subsidiair heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat gevaar op de weg is veroorzaakt. Ten aanzien van feit 2 (rijden onder invloed van THC/cannabis) heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.3.1.
Beoordeling van feit 1 primair (verkeersongeval door schuld)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 3 september 2022 op de
T-kruising van de Kwadrantweg en de Radarweg in Amsterdam een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Bij dit ongeval was verdachte betrokken die als bestuurder van een personenauto op de rijbaan van de Kwadrantweg in de richting van de kruising reed. Ook was bij dit ongeval betrokken [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) die als bestuurder van een snorfiets over het fiets/bromfietspad op de Radarweg, komende uit de richting van de Basisweg en gaande in de richting van de Westhavenweg, reed. Gekomen ter hoogte van de kruising kwamen de auto en de snorfietser met elkaar in botsing. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] traumatisch hersenletsel opgelopen.
Beoordelingskader
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 gaat het er - volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad - niet alleen om dat uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, maar komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om - minst genomen - aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
Geen voorrang verleend
Verdachte heeft in zijn auto over de Kwadrantweg in Amsterdam in de richting van de kruising met de Randweg gereden, waarop een kruisend fiets/bromfietspad ligt. De verplichting om voorrang te verlenen aan de kruisende (brom)fietsers is op het wegdek aangegeven middels haaientanden en een verkeersbord. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij bekend is met de desbetreffende kruising. Hij heeft ook verklaard dat als je deze kruising nadert, je (brom)fietsers voor moet laten gaan, omdat die voorrang hebben. De voorrangssituatie op de kruising was dan ook duidelijk voor verdachte. Het betoog van de raadsvrouw dat de haaientanden op de rijbaan waren vervaagd, maakt het voorgaande niet anders.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de auto van verdachte stilstond vóór de haaientanden en dat de snorfietser, rijdend op de verkeerde weghelft van het fiets/bromfietspad, tegen de stilstaande auto is aangebotst en dat de auto (een automaat) een stukje is doorgerold nadat verdachte was uitgestapt. De rechtbank vindt het door de raadsvrouw geschetste scenario niet aannemelijk geworden, omdat deze lezing geen steun vindt in het dossier. Ook de getuigen hebben niets van dien aard verklaard. Getuige [getuige 1] zag dat de auto stopte op het fietspad en dat de snorfietser de auto nog probeerde te ontwijken. Getuige [getuige 2] zag dat de snorfietser naar rechts moest uitwijken en dat de auto niet meer op tijd kon afremmen. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de laatstgenoemde getuigenverklaring. De stelling dat de snorfietser te hard zou hebben gereden en bezig zou zijn geweest met zijn telefoon, is ook niet aannemelijk geworden.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij afremde om de van links komende auto voorrang te verlenen en dat hij de voor hem van rechts komende snorfietser wel had gezien, maar dat hij de snelheid van de snorfietser verkeerd heeft ingeschat. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte, terwijl hij voorrang wilde verlenen aan de van links komende auto, niet voldoende heeft opgelet dat het fiets/bromfietspad (nog steeds) vrij was van enig kruisend verkeer en dat hij de voor hem van rechts komende snorfietser ten onrechte geen voorrang heeft verleend, waardoor hij op het fiets/bromfietspad tegen hem is aangebotst.
Onder invloed van cannabis gereden
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op het moment van de aanrijding onder invloed van cannabis verkeerde, te weten zes keer de toegestane waarde. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de avond voor het ongeval meerdere joints heeft gerookt. Het standpunt van verdachte dat dit geen invloed had op zijn geestelijke gesteldheid, treft geen doel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs de rijvaardigheid en het reactievermogen van een verkeersdeelnemer negatief beïnvloedt, waardoor andere verkeersdeelnemers in gevaar kunnen worden gebracht.
Schuld aan het verkeersongeval
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat verdachte, mede als gevolg van de door hem gerookte cannabis, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, door vanaf de Kwadrantweg de kruising met de Radarweg op te rijden en ten onrechte geen voorrang te verlenen aan de door hem waargenomen snorfietser op het kruisende fiets/bromfietspad, waardoor verdachte tegen de snorfietser is aangebotst. Verdachte had, ook omdat hij bekend was met de verkeerssituatie aldaar en met een aanhangwagen reed, alert moeten zijn op eventueel voorrangsverkeer. Verdachte heeft deze vereiste alertheid niet in acht genomen, door zich niet voldoende te (blijven) vergewissen dat het fietspad vrij was van enig kruisend verkeer. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank het daardoor ontstane ongeval aan zijn schuld te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het toegebrachte letsel bij [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ‘ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden’. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Factoren die van belang zijn voor het oordeel of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zijn de aard en de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het (ontbreken van) uitzicht op (volledig) herstel.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel, gelet op het ontbreken van voldoende medische gegevens in het dossier.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] na het verkeersongeval naar het ziekenhuis is gebracht. Uit de brief van het Amsterdam UMC van 14 september 2022 volgt dat in het ziekenhuis is vastgesteld dat [slachtoffer] (onder meer) traumatisch hersenletsel had opgelopen. Hij was laag belastbaar met duizeligheid en hoofdpijn, cognitieve problemen (geheugen en overprikkeling) en dynamische balansstoornissen. In onbekende omgevingen had hij hulp nodig met lopen vanwege de route en dynamische balans. [slachtoffer] heeft tot 15 september 2022 in het ziekenhuis gelegen. Door de fysiotherapeut van de Afdeling revalidatie geneeskunde is geadviseerd te revalideren in revalidatiecentrum Heliomare. Uit de verklaring van [slachtoffer] in het kader van het spreekrecht op de zitting, blijkt dat hij in totaal 36 dagen klinisch opgenomen is geweest in Heliomare en dat hij aldaar tot op heden poliklinisch onder behandeling is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
3.3.2.
Beoordeling van feit 2 (rijden onder invloed van cannabis)
De rechtbank vindt feit 2 bewezen. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
1
op 3 september 2022 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Radarweg/Kwadrantweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten traumatisch hersenletsel met
- epiduraal bloed links ocdpitaal en
- subduraal bloed tentorium links en
- subarachnoidaal bloed links frontaal
- een fractuur os occipitale (achterhoofdsbeen),
werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Kwadrantweg, gaande in de richting van de Radarweg, terwijl verdachte onder invloed van verdovende middelen (THC/cannabis) verkeerde, verdachte heeft de kruising van de Radarweg en de Kwadrantweg genaderd, waarop een fietspad is gelegen, verdachte heeft zich vervolgens hierbij niet voldoende vergewist of is zich niet voldoende blijven vergewissen dat het fietspad vrij was van enig kruisend verkeer, verdachte heeft vervolgens de snorfietser (voornoemde [slachtoffer] ), die aldaar ter plaatse het fietspad van de Radarweg, komende uit de richting van de Basisweg en gaande in de richting van de Westhavenweg, bereed en doende was om de weg over te steken, in strijd met artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en artikel 80 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang verleend en aldus geen gevolg gegeven aan de op het wegdek aangegeven haaientanden en bord B6 van bijlage 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangebotst, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 3 september 2022 te Amsterdam een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 18 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en de verklaring die verdachte op de zitting heeft afgelegd. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 100 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring te volstaan met de oplegging van een taakstraf van 80 uur. Verdachte heeft er veel spijt van dat hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Ten overstaan van het slachtoffer heeft verdachte zijn oprechte spijt betuigd en hij staat al lange tijd open voor een herstelgesprek. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit en hij is vastberaden niet opnieuw de fout in te gaan. Uit het reclasseringsrapport volgt dan ook dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Ook is verzocht geen (onvoorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting en uit het reclasseringsadvies van
1 augustus 2023 is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf. Verdachte heeft met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Als verdachte geen cannabis had gerookt en beter had opgelet dan had het ongeval waarschijnlijk niet plaatsgevonden.
Het slachtoffer heeft op de zitting het spreekrecht uitgeoefend. Hij heeft op een invoelbare wijze naar voren gebracht welke lichamelijke en emotionele gevolgen het ongeval voor zijn leven heeft. Het gezinsleven, de vriendschapsrelaties en de vitaliteit van het slachtoffer zijn na het ongeval totaal veranderd. Het slachtoffer heeft veel last van prikkels in zijn omgeving en hij is tot op heden, bijna een jaar na het ongeval, nog niet volledig aan het werk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 juli 2023, waaruit blijkt dat hij niet recent is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht. Verdachte heeft spijt betuigd voor zijn gedrag in het verkeer en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer.
Gelet op de mate van schuld van feit 1 primair en feit 2, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan, vindt de rechtbank met de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 100 uur passend en geboden en legt dit aan verdachte op. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het
Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair en 2
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
100 (honderd) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
50 (vijftig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Tal en A.E. van der Burg, griffiers,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 31 augustus 2023.