ECLI:NL:RBAMS:2023:5546

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
23/4342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging noodopvang voor vrouw met drie kinderen

Op 17 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een vrouw met drie minderjarige kinderen, verblijft sinds 15 januari 2020 in de noodopvang. Na het weigeren van een woningaanbod op 5 juni 2023, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten dat verzoekster de noodopvang per 24 juli 2023 moet verlaten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij in de noodopvang kan blijven tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak is vastgesteld dat de belangen van de kinderen onvoldoende zijn meegewogen in het besluit van de verweerder. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gevolgen van beëindiging van de noodopvang voor de kinderen ernstig zijn, waaronder het risico op uithuisplaatsing en scheiding van de kinderen van hun moeder. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat verzoekster in de noodopvang mag blijven tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Daarnaast is de verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 1.674,- aan verzoekster, evenals € 7,06 aan reiskosten. De voorzieningenrechter benadrukt dat het belang van de kinderen in de besluitvorming moet worden betrokken, in overeenstemming met de verplichtingen onder het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4342
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Marhabi).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoekster in de noodopvang mag blijven tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 7,06 aan reiskosten aan verzoekster.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit dat zij de noodopvang per
24 juli 2023 moet verlaten.
1.2.
Verzoekster verblijft sinds 15 januari 2020 in de noodopvang. Zij verblijft daar met haar drie minderjarige kinderen van nu 3, 5 en 6 jaar. Op 5 juni 2023 heeft zij een woningaanbod gekregen in Amsterdam dat zij heeft geweigerd. Daarom heeft verweerder haar urgentieverklaring ingetrokken en op 7 juli 2023 bepaald dat zij de noodopvang per
24 juli 2023 moet verlaten.
1.3.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat zij bij wege van voorlopige voorziening toegang tot opvang krijgt tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens te kennen gegeven dat verzoekster in de noodopvang mag blijven tot twee weken nadat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.

Standpunt verzoekster

2. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat het weigeren van de voortgezette noodopvang voor de kinderen zal leiden tot een schrijdende situatie. Zij moeten vrezen voor een uithuisplaatsing en zullen daardoor van hun moeder en van elkaar worden gescheiden. De belangen van de kinderen moeten door verweerder in ogenschouw worden genomen en er dient toepassing te worden gegeven aan de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2.
De voorzieningenrechter wijst de voorlopige voorziening toe en overweegt daartoe als volgt.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster een woning heeft geweigerd en wist dat ze dat niet mocht doen. De grondslag voor het beëindigen van de noodopvang is dan ook niet betwist.
3.4.
De voorzieningenrechter is het met verzoekster eens dat verweerder in het besluit de belangen van de kinderen had moeten betrekken. Het besluit heeft grote gevolgen voor de kinderen. Indien verzoekster uit de noodopvang wordt gezet, komen zij en de kinderen op straat te staan. Verzoekster heeft met stukken onderbouwd dat er een grote kans bestaat dat in dat geval de kinderen uit huis zullen worden geplaatst en in een pleeggezin terecht zullen komen. Ook is er een grote kans dat de drie kinderen niet in één pleeggezin worden geplaatst. Dit betekent dat er een reële kans is dat de kinderen van hun moeder en van elkaar worden gescheiden. Verweerder heeft dit ook niet betwist. Uit de overgelegde stukken van Levvel, Veilig Thuis en de Kinderombudsman volgt dat scheiding van de kinderen van moeder en elkaar te allen tijde moet worden voorkomen en zeer schadelijk is voor de kinderen. De overheid heeft op basis van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind een positieve verplichting om de belangen van kinderen te betrekken in de besluitvorming. Het belang van de kinderen is niet zichtbaar betrokken in het besluit tot beëindiging van de noodopvang. Hiervoor is onvoldoende dat moeder op de hoogte is gesteld van de gevolgen en de belangen van de kinderen in haar besluit heeft kunnen meenemen. Verweerder dient te motiveren hoe het algemeen belang bij beëindiging van de noodopvang opweegt tegen het belang van de kinderen om bij hun moeder en bij elkaar te blijven. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen in het dossier dat de situatie waarin moeder zich al jaren begeeft van invloed is op haar beslissingsvaardigheden en het overzien van de consequenties van haar beslissingen. Ook dit punt kan in bezwaar nader worden onderzocht.

Conclusie en gevolgen

4.1.
De voorzieningenrechter is op basis van voorgaande dan ook van oordeel dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter laat daarom het belang van verzoekster bij voortzetting van de noodopvang zwaarder wegen dan het algemeen belang van verweerder bij het uitvoeren van het primaire besluit. Dit betekent dat de voorlopige voorziening wordt toegewezen die inhoudt dat verzoekster tot zes weken na de beslissing op bezwaar in de noodopvang mag blijven.
4.2.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden. Ook zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-. Ook dient verweerder de reiskosten van de gemachtigde van verzoekster te vergoeden, welke € 7,06 bedragen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023 door
mr. M.H.W. Franssen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.