ECLI:NL:RBAMS:2023:5540

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
13-125535-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het District Court Nitra in Slowakije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 8 april 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen, specifiek amfetamine, en heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd.

De rechtbank heeft de garantie van de Slowaakse autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Slowakije wordt veroordeeld. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is. De verdediging heeft verzocht om de overlevering te weigeren op basis van artikel 13 van de Overleveringswet, maar de rechtbank oordeelt dat de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen niet overlappen met een lopende strafvervolging in Nederland. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en staat de overlevering toe.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/125535-23
Datum uitspraak: 3 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 25 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 april 2021 door de
District Court Nitra (Okresný súd Nitra),Slowakije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 juli 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrant of the District Court Nitra (Okresný súd Nitra) of 7 April 2021, reference number 21Tp/13/2021.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Slowaaks recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Slowakije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat hij, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
judge for pre-trial proceedingvan de
District Court Nitraheeft de volgende garantie gegeven:
With reference to Article 5 (3) of the Framework Decision on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States, the District Court Nitra hereby declares that in case accused [opgeëiste persoon] is found guilty within the territory of the Slovak Republic and is sentenced for unconditional punishment of imprisonment, he may serve the imposed sentence in the Netherlands, however, only after permitting of surrender of the sentenced person for service of imprisonment in foreign country. Surrendering of the sentenced person for service of imprisonment in foreign country is subject to decision of the Ministry of Justice of the Slovak Republic and such decision is issued upon motion of either the sentenced person, or of the country whereto the person is to be surrendered or of the court that issued the sentencing judgment in the first instance.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Minister van Justitie bij zijn beslissing over de terugkeer naar Nederland verplicht is om de Slowaakse wetgeving kaderbesluitconform toe te passen en uit te leggen.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De raadsman heeft verzocht de overlevering op grond van artikel 13 OLW te weigeren.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en heeft daartoe aangevoerd dat Slowakije met het uitvaardigen van het EAB heeft aangegeven de opgeëiste persoon te willen vervolgen, het onderzoek in Slowakije is aangevangen, de amfetamine in Slowakije is ingevoerd en het Openbaar Ministerie in Nederland niet voornemens is om een vervolging in te stellen voor de amfetamine die in Slowakije is ingevoerd.
De rechtbank stelt voorop dat:
1. aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
2. de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt het gegeven dat de feiten worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Overige verweren

7.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9 OLW
De raadsman heeft primair bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW, omdat sprake zou zijn van overlap tussen de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht en de feiten die ten grondslag liggen aan de verdenking in een Nederlandse strafzaak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de overlevering te bevriezen, zodat de opgeëiste persoon zich in de Nederlandse strafzaak tegen hem adequaat kan verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van overlap. De Slowaakse autoriteiten verzoeken de overlevering voor amfetamine die vanuit Mexico Slowakije is ingevoerd in de periode van juli 2019 tot en met mei 2020. De Nederlandse vervolging in onderzoek ‘Kiwi’, ziet op andere hoeveelheden van het verdovend middel cocaïne in de periode van 27 maart 2020 tot 29 mei 2020 in Den Haag, Spanje en Engeland. Het subsidiaire verzoek tot het uitstellen van de feitelijke overlevering, komt pas aan de orde in de fase van feitelijke overlevering nadat de overlevering reeds is toegestaan, zodat dit niet aan de beslissing tot overlevering in de weg staat.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW overlevering van de opgeëiste persoon niet wordt toegestaan voor een feit ter zake waarvan tegen hem een strafvervolging in Nederland gaande is.
De rechtbank dient derhalve te beoordelen of in Nederland een strafvervolging tegen de opgeëiste persoon loopt en dat die strafvervolging betrekking heeft op hetzelfde feit als het EAB.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat dit niet het geval is. Uit het EAB volgt dat de overlevering wordt verzocht voor betrokkenheid bij het produceren en vervoeren van amfetamine in de periode van juli 2019 tot en met mei 2020. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 19 mei 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon in Nederland wordt vervolgd voor soortgelijke feiten met een overlappende pleegperiode, maar voor een andere drugssoort, namelijk cocaïne in plaats van amfetamine. Verder betreft het blijkens de toelichting van de officier van justitie ter zitting andere hoeveelheden en pleeglocaties. Naar het oordeel van de rechtbank ziet het overleveringsverzoek dus op een ander feit, dan waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland wordt vervolgd.
De rechtbank verwerpt het verweer en wijst ook het subsidiaire verzoek van de raadsman af.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
District Court Nitra (Okresný súd Nitra)(Slowakije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.