ECLI:NL:RBAMS:2023:5537

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
13-132440-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van schending van verdedigingsrechten in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Timişoara District Court in Roemenië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1995 in Roemenië, geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De zaak werd behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. Mcgivern, en de opgeëiste persoon werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. Aytemür, met behulp van een tolk in de Roemeense taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. Het EAB was gebaseerd op een strafrechtelijke beslissing van het Timişoara District Court, waarbij de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en vier maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij de rechtszitting die leidde tot zijn veroordeling. Dit betekent dat zijn verdedigingsrechten mogelijk zijn geschonden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, en heeft de overlevering geweigerd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/132440-23
Datum uitspraak: 20 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 1 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 maart 2023 door de
Timişoara District Court(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 juli 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. Aytemür, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and enforceable court order: the criminal court decision no. 3473/ 16 December 2022 of Timisoara District Court, final for not being appealed on 31-st January 2023, on the basis of which the imprisonment warrant no.3865/2022 of 02.02.2023 of Timisoara District Court was issued,met
case file no.19623/325/2022.
Het EAB vermeldt verder een
criminal court decision no. 422111.02.2022 of Timişoara District Court, final by the criminal court decision no. 468/A/05.05.2022 of Timişoara Court of Appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en vier maanden, waarvan het voorarrest van één dag moet worden afgetrokken. Uit het EAB blijkt dat deze vrijheidsstraf aan de opgeëiste persoon voorwaardelijk is opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 5 mei 2022, en dat bij de hiervoor genoemde beslissing van 16 december 2022 de tenuitvoerlegging van die straf is bevolen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat zij alleen de procedure in hoger beroep, die heeft geleid tot het arrest van 5 mei 2022, hoeft te toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van 5 juli 2023 is het volgende te lezen:
(…) the defendant [opgeëiste persoon] was not personally served with the court decision ordering his conviction, but the court decision was served at his residence address in the town of [adres] , which is the address at which he was served with all the procedural documents in the case, given that, according to the database, that is the address at which the defendant is registered with his residence. The defendant was also served at the same address with the decision handed down by the Timisoara Court of Appeal following the appeal lodged by the Public Prosecutor's Office attached to Timisoara District Court.
En in de aanvullende informatie van 13 juli 2023 staat hierover verder nog het volgende:
(…) The serving of the procedural documents by the judicial authorities was made to the address indicated during the hearing as defendant, and during the judicial proceedings the court made ex officio a query in the personal records database, on which occasion it was established that the defendant lived at another address and the serving of the subpoena and of procedural documents was made at this new address, namely, [adres] , including during the appeal phase.
As regards the instructions on the obligation to notify the change of the residence address and the consequences of not complying with this obligation, the defendant was aware of this obligation, confirming this with his signature during the hearing as a defendant in the course of criminal proceedings, and was given a report in this regard, according to Article 108 of the Criminal Procedure Code. During the trial in first instance and on appeal, this obligation was not notified to him, as this was objectively impossible for the court, given the absence of the defendant.
De rechtbank stelt op basis van deze informatie het volgende vast.
Het hoger beroep is niet door de opgeëiste persoon ingesteld, maar door de officier van justitie. De opgeëiste persoon is voor deze procedure opgeroepen op een adres dat niet door hemzelf is opgegeven, maar op het adres waar hij stond ingeschreven. De opgeëiste persoon is verder weliswaar tijdens zijn verhoor gewezen op de verplichting om een adres op te geven waar correspondentie over de strafprocedure naar toe zal worden gezonden en op de verplichting om eventuele adreswijzigingen door te geven alsook gewezen op de consequenties indien hij dit niet zou doen, maar niet is gebleken dat hem daarbij is meegedeeld dat deze verplichting zich ook zou uitstrekken over een eventuele procedure in hoger beroep, terwijl vaststaat dat hij deze zogenoemde ‘adresinstructie’ niet ook op een later moment – tijdens het proces in eerste aanleg of in hoger beroep – heeft ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk bekend was met de procedure in hoger beroep en kan ook niet worden gezegd dat deze onbekendheid aan hem te wijten is, waardoor ook niet kan worden gezegd dat overlevering niet een schending inhoudt van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Timişoara District Court(Roemenië).
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.