ECLI:NL:RBAMS:2023:5508

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
13/125242-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en oplegging van een ISD-maatregel

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 17 mei 2023 in Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft levensmiddelen ter waarde van 29,21 euro weggenomen uit een Albert Heijn. Tijdens de zitting op 16 augustus 2023 heeft de verdachte de tenlastelegging bekend en is er geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij een veelpleger is. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel geëist, terwijl de verdediging pleitte voor alternatieve trajecten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, omdat de verdachte niet in staat is gebleken om zich aan eerdere maatregelen te houden en er een risico bestaat dat hij opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat dit niet opportuun werd geacht. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/125242-23 (promis)
Parketnummer vordering tul: 13/040941-22
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. van Koesveld naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 17 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland drank en/of levensmiddelen (ter waarde van 29,21 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn (gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde winkeldiefstal heeft gepleegd zoals weer te geven in rubriek 4.
Nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting op 16 augustus 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting;
  • een proces-verbaal van aangifte met nummer 230517-102-174 van 17 mei 2023 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , doorgenummerde pagina’s 5 tot en met 6.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 17 mei 2023 te Amsterdam drank en levensmiddelen ter waarde van 29,21 euro die aan winkelbedrijf Albert Heijn gelegen aan de [adres] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Er is onvoldoende onderzoek naar alternatieve trajecten gedaan waarmee verdachte geholpen kan worden. De raadsvrouw verzoekt de zaak aan te houden om aanvullend onderzoek te doen naar de mogelijkheden die de reclassering heeft en kan bieden in een regulier traject bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Indien de rechtbank het opleggen van een ISD-maatregel passend acht verzoekt de raadsvrouw deze voor een kortere periode op te leggen en met aftrek de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit. Hiermee heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door zo te handelen heeft verdachte overlast en schade toegebracht aan de winkelier. Door dergelijke feiten zien winkeliers zich genoodzaakt extra kosten te maken voor beveiligingsmaatregelen. Deze kosten worden doorberekend aan de consument, zodat de rekening van die diefstal uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 21 juli 2023 blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 28 juli 2023, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 2] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte staat geregistreerd als veelpleger en heeft inmiddels vier keer een ISD-maatregel opgelegd gekregen en twee keer een ISD-maatregel in voorwaardelijke zin. Tot op heden is er aan twee openstaande reclasseringstoezichten geen uitvoering gegeven. Er is sprake van een ambivalente houding bij verdachte waardoor opgelegde interventies niet van de grond lijken te komen.
De mogelijkheden die de reclassering betrokkene heeft willen bieden binnen een ambulant forensisch kader lijken reeds vele jaren niet meer van de grond te komen.
Verdachte wil wel meewerken, maar het lijkt hem niet zelfstandig te lukken en eerder opgelegde ISD-maatregelen lijken ook niet het beoogde resultaat te hebben gehad.
Verdachte is gebaat bij adequate hulpverlening. Wanneer deze hulpverlening wordt opgezet blijkt dat verdachte vervolgens zijn eigen plan trekt en voor de reclassering – en zijn raadsvrouw – onbereikbaar is. Om deze reden ziet de reclassering geen mogelijkheid via een ander traject dan de ISD-maatregel te werken aan het stabiliseren van de levensomstandigheden van verdachte. De reclassering ziet gelet op de voorgeschiedenis van verdachte geen andere mogelijkheid dan te adviseren om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar. Deze ISD-maatregel zal enkel dienen ter bescherming van de maatschappij.
Ter terechtzitting van 16 augustus 23 heeft [naam 3] , reclasseringswerker van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, (telefonisch) gehoord als deskundige, namens [naam 2] het advies toegelicht en het advies gehandhaafd.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juli 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 17 mei 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat ook is voldaan aan de
eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en ISD-maatregelen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Vooralsnog heeft verdachte niet laten zien dat hij in staat is om contact met politie en justitie langdurig te voorkomen. Verdachte blijft veel overlast en schade veroorzaken voor (hoofdzakelijk) winkeliers.
Ter terechtzitting heeft verdachte gezegd gemotiveerd te zijn om mee te werken aan trajecten om een stabiele leefomgeving te creëren. Uit het reclasseringsadvies volgt echter dat verdachte vele kansen zijn geboden via reguliere trajecten maar dat deze telkens zijn stuk gelopen doordat verdachte daaraan niet (voldoende) meewerkt. Verdachte is blijven recidiveren.
De rechtbank ziet daarom geen andere, minder ingrijpende, mogelijkheid dan dat verdachte opnieuw de ISD-maatregel ondergaat. De rechtbank heeft bij die beslissing ook het belang van de bescherming van de maatschappij laten meewegen. Dat is immers ook één van de doelen van de ISD-maatregel.
Het succes van het verloop van deze vijfde ISD-maatregel hangt in hoge mate af van de houding van verdachte zelf. Als verdachte werkelijk gemotiveerd is, zoals hij heeft gezegd, dan zal hij zich moeten inspannen voor de hulp die hem wordt aangeboden binnen de ISD-maatregel. Als verdachte dat doet dan zal de maatregel ook veel effectiever kunnen zijn bij het ondersteunen van verdachte in het bereiken van een leven zonder voortdurende detenties en zonder voortdurend maatschappelijke overlast te veroorzaken. Verder kan binnen de ISD-maatregel gekeken worden waarom het verdachte steeds niet lukt om belangrijke afspraken na te komen, ondanks dat hij daar wel gemotiveerd voor is, zoals ter zitting is gesteld. Met eventuele hulp zou verdachte dan in staat moeten zijn in de toekomst andere keuzes te maken, zoals hij zegt te willen.
De rechtbank legt de ISD-maatregel dus uitdrukkelijk niet alleen op om de maatschappij te beschermen, zoals geadviseerd werd, maar ook omdat de rechtbank ervan overtuigd is dat voor verdachte alleen een stevige, langdurige, maatregel als de ISD voldoende kader kan bieden om oplossingen te zoeken voor de complexe problematiek waar verdachte mee kampt.
Vanzelfsprekend is er tijd nodig om aan de doelen van deze ISD-maatregel tegemoet te komen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de termijn van twee jaar en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om al op voorhand te bepalen dat er een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden.
Het verzoek tot aanhouding
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven volgt dat verdachte er in het verleden telkens niet in geslaagd is voldoende mee te werken aan (aangeboden) trajecten in een ambulant forensisch kader. Daarom ziet de rechtbank nu geen aanleiding om deze zaak aan te houden om nadere rapportages op te doen stellen inzake de eventuele mogelijkheden van alternatieve (ambulante) trajecten.
De vordering tenuitvoerlegging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toewijzing van de vordering tot
tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 13/040941-22 niet opportuun. De rechtbank wijst daarom deze vordering af.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 13/040941-22) af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. D. Bode en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2023.