2.5.De rechtbank komt tot het oordeel dat Yara niet is geslaagd in het leveren van bewijs. Daartoe is het volgende redengevend. Naast [naam 2] , zijn er geen getuigen die verklaringen hebben afgelegd waaruit blijkt dat Yara erop mocht vertrouwen dat haar betalingsverplichting mede ging om een alimentatieregeling. Het staat vast dat de overeenkomst van 13 maart 2020 tot stand is gekomen, onder begeleiding van de mediator [naam 3] . Hier zijn meerdere bijeenkomsten tussen partijen en [naam 3] aan vooraf gegaan in een mediationtraject. [naam 3] heeft als getuige het volgende verklaard:
“(…)
U vraagt mij wat de aanleiding was om het op een gegeven moment ook over geld te hebben? In het begin ging het meer over de relatie, of die nog te vernieuwen was (…) Ik denk dat dit zeker tot het twaalfde gesprek de nadruk op heeft gelegen. Tijdens de latere gesprekken kwam ook wel zakelijke aspecten aan bod. Bij [naam 1] lag de nadruk op: ik wil de oude vorm van de relatie niet meer, maar wel een nieuwe vorm van een relatie: maar hoe? (…) Hij maakte zich zorgen over de financiën in de toekomst.
Vanaf het dertiende gesprek is er gekeken naar de verschillende opties van de ‘nieuwe relatie’. Bijvoorbeeld: kunnen de werkzaamheden worden voortgezet en kan daar een factuur voor geschreven worden. Andere opties waren om een bedrag in een pensioen BV te storten, kan er een bedrag in één keer betaald worden, of moet dit in delen, of zou partneralimentatie een vorm kunnen zijn. Het lastige van die laatste optie was dat er geen huwelijk/geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst met dergelijke afspraken was tussen partijen. Dit kan fiscaal wel op vrijwillige basis, maar niet als een bedrag ineens. Toen is de accountant geraadpleegd en in het veertiende gesprek vertelde [naam 2] dat die heeft aangeraden om niet een bedrag ineens te betalen en dat het fiscaal het best zou zijn als er voortgezette consulten zouden worden verricht vanuit de BV van [naam 1] . Het bedrag zou dan in de vorm van werkzaamheden verschuldigd zijn. De accountant heeft de doorslag gegeven in welke keuze er gemaakt moest worden.
U vraagt mij waarom er betaald moest worden? Het ging om een vorm van waardering voor de werkzaamheden die [naam 1] heeft verricht voor de onderneming van [naam 2] . De inhoud van de gesprekken wezen deze richting op. Het was een vorm om er op een gegeven moment uit te kunnen komen. [naam 1] pleitte voor een beloning voor de werkzaamheden die hij in het verleden heeft verricht. [naam 2] vond dit in feite onzin. Ze vond dat ze al genoeg had gedaan voor [naam 1] . Hier kwamen ze niet makkelijk uit. Ze hebben uiteindelijk toch overeenstemming bereikt over een bepaald bedrag. Er was geen noodzaak tot betaling, maar om er toch uit te komen en enige vorm van vriendschappelijke verhouding te behouden, is voor deze vorm gekozen. Met deze vorm bedoel ik dat partijen hebben gekeken of er enige vorm van compensatie billijk was in deze casus. Het leek een mogelijkheid om nog een basis te vormen voor een vriendschappelijke relatie.
Voordat accountant geraadpleegd werd, is er gesproken over alimentatie. Nadat de keuze is gemaakt voor de vorm zoals ik die zojuist noemde, is door partijen niet meer gesproken over alimentatie. Partijen waren tevreden. De consultancy overeenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de samenleving zijn gesloten en het woord alimentatie is niet meer gevallen.
U vraagt mij of er is gesproken over hoe ermee om te gaan als een van de twee een nieuwe partner zou vinden in het kader van de betalingsafspraken? Nee, hier is niet over gesproken.
U houdt mij voor dat u zojuist gezegd heeft dat [naam 2] vond dat er geen reden was om [naam 1] te compenseren. Dat klopt. In eerste instantie vond zij dat, maar partijen hebben hier uiteindelijk wel overeenstemming over bereikt. (…)
U houdt mij voor dat vanaf het dertiende gesprek er vier opties waren. Het ging naar mijn idee om; is het billijk, is het fatsoenlijk dat er een bepaalde beloning verschuldigd zou zijn voor de werkzaamheden die [naam 1] had verricht. Het ging om een vorm van geld en de vorm die daarvoor gekozen werd, deed er op dat moment minder toe. Vanuit fiscaal oogpunt is gekozen voor de consultancyovereenkomst. Ik begrijp dat als je later ziet dat je ex-partner gehuwd is, dat je dan meer denkt aan partneralimentatie. Maar dat speelde bij het maken van de afspraken geen expliciete rol. Partneralimentatie was wel een van de opties die is langsgekomen. De accountant heeft het advies uitgebracht om te kiezen voor een consultancyovereenkomst en die optie is toen uitgevoerd. Deze accountant verrichtte overigens voor beide partijen werkzaamheden. (…)
In een gesprek dat ik met [naam 2] heb gehad, toen haar bekend werd dat [naam 1] getrouwd was herinner ik mij dat [naam 2] tegen mij heeft gezegd dat de afspraken volgens haar een vorm van alimentatie waren. Ik snapte dit ook. Maar dit was wel het eerste moment waarop het hierover ging. Ik snapte toen dat de uitleg van [naam 2] was dat het ging om alimentatieafspraken. Zoals ik mij herinner was dit echter niet de kern van de overeenkomst zoals die toen gesloten is. (…)”.
Het voorgaande biedt geen steun voor de stelling van Yara dat zij erop mocht vertrouwen dat de door haar aangegane betalingsplicht mede ging om een alimentatieregeling die zou eindigen als [naam 1] een nieuwe partner zou vinden. Uit de verklaring van [naam 3] blijkt dat daar in het begin, als één van de mogelijke opties, over gesproken is tussen [naam 2] en [naam 1] in zijn aanwezigheid. Tegelijkertijd volgt uit zijn verklaring dat partijen in de gesprekken hierna, die tot de uiteindelijke tekst van de overeenkomst van 13 maart 2020 hebben geleid, het niet meer over partneralimentatie hebben gehad. Er is aldus [naam 3] gekozen voor een andere optie, namelijk het betalen via een consultancyovereenkomst.