ECLI:NL:RBAMS:2023:5494

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13-13995621
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor invoer wapenonderdelen en bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine

Op 25 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in vereniging binnenkomen van wapenonderdelen, het voorhanden hebben van een pistool en het opzettelijk verhandelen van amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de invoer van wapenonderdelen en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij wetenschap had van het wapen dat bij een medeverdachte was aangetroffen. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk 1,87 kilo amfetamine aanwezig heeft gehad. Dit werd onderbouwd door verklaringen van medeverdachten en bewijs dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was toen de drugs werden aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat meegewogen, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/139956-21
Datum uitspraak: 25 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 11 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Keulers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. Y. Karga naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging op de zitting – kort gezegd –ten laste gelegd dat hij zich in Ouderkerk aan de Amstel en/of Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
Primair: het in vereniging doen binnenkomen van drie pakketjes met daarin (vuur)wapenonderdelen en/of -hulpstukken in de periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021;
Subsidiair: poging tot het in vereniging doen binnenkomen van drie pakketjes met daarin (vuur)wapenonderdelen en/of -hulpstukken in de periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021.
Feit 2
het in vereniging voorhanden hebben van een pistool (wapen van categorie III) op 28 mei 2021.
Feit 3
het in vereniging opzettelijk verhandelen, dan wel aanwezig hebben van ongeveer twee kilo amfetamine op 28 mei 2021.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en feit 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, samen met de medeverdachten aanwezig was in de woning waar de wapenonderdelen zijn bezorgd. Hij wist daarbij dat in de pakketten wapenonderdelen zaten en deze waren bovendien mede voor hem bedoeld, hetgeen blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] . Verder blijkt uit de chatgesprekken dat hij een rol heeft gehad bij het bestellen en opsturen van de pakketten. Verdachte heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten om deze wapenonderdelen binnen te doen komen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezige amfetamine, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en het filmpje op de telefoon van verdachte waarop een vergelijkbaar blok drugs in een zelfde Jumbo tas te zien is. De verdachte moet partieel worden vrijgesproken van het verhandelen van deze hoeveelheid amfetamine.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van het wapen dat bij de medeverdachte in zijn jaszak is aangetroffen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle feiten. Verdachte heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. Zowel het Telegram-gesprek in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] als de chatgesprekken op de telefoon van verdachte vallen buiten de ten laste gelegde periode. De gesprekken kunnen ook qua inhoud niet worden gekoppeld aan een invoer van wapenonderdelen in de periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021.
Met betrekking tot feit 2 kan niet bewezen worden dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad of wist dat de medeverdachte een wapen had.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad of daarin heeft gehandeld. De amfetamine lag in de vriezer van andermans woning en verdachte wist dit niet. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris niet verklaard met welke twee andere jongens hij in de woning was toen de amfetamine daar werd afgeleverd.
Ten aanzien van het filmpje op de telefoon van verdachte kan niet worden uitgesloten dat dit is gemaakt door de vrienden van verdachte met wie hij daar was. Bovendien hebben de verbalisanten opgeschreven dat het waarschijnlijk om dezelfde drugs en Jumbotas gaat. Zij kunnen dit niet met zekerheid zeggen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak invoer wapenonderdelen (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor feit 1 primair en subsidiair. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de Telegram-berichten tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte en andere chatberichten die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, heeft verdachte in algemene zin gesproken over de invoer van wapens vanuit de Verenigde Staten. Uit de chatberichten blijkt echter niet dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot de pakketten die in de tenlastelegging staan. Deze berichten zijn bovendien enkele maanden vóór de tenlastegelegde periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021, verstuurd. Ook uit de zoekopdrachten naar wapens en de foto’s van wapens die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, kan geen uitvoeringshandeling met betrekking tot de invoer van de pakketten uit feit 1 worden afgeleid.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris enkel verklaard over zijn eigen betrokkenheid. Uit zijn verklaringen blijkt op geen enkele manier dat verdachte hierbij betrokken was.
De rechtbank kent bovendien geen bewijswaarde toe aan de verklaring van getuige [getuige] . Zij heeft enkel “van horen zeggen” dat het pakket voor “ [verdachte] ” bestemd zou zijn geweest, maar het is niet duidelijk geworden van wie of in welke context zij dit heeft gehoord.
De enkele aanwezigheid van verdachte ter plaatse als het ingevoerde pakket met (neppe) wapenonderdelen wordt afgeleverd, is onvoldoende om zijn wetenschap of betrokkenheid aan te nemen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] of anderen niet is komen vast te staan zodat hij zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak voorhanden hebben wapen (feit 2)
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte samen met anderen het wapen voorhanden heeft gehad. Het wapen is in de jaszak van de medeverdachte aangetroffen en uit het dossier volgt niet dat verdachte hier wetenschap van had. Verdachte zal van feit 2 worden vrijgesproken.
3.3.3.
Bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat feit 3 kan worden bewezen.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 28 mei 2021 aanwezig is in de woning op de [adres] in Ouderkerk aan de Amstel. Tijdens de doorzoeking van deze woning worden twee zakken met wit poeder aangetroffen in de vriezer. Uit het onderzoek van het Laboratorium Forensische Opsporing van de politie Amsterdam blijkt dat dit witte poeder 1,87 kilogram amfetamine is.
Voor het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs is het noodzakelijk dat verdachte wetenschap heeft gehad van die drugs en dat de drugs zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank acht hiervoor de verklaring van [medeverdachte 1] , het filmpje dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen en het feit dat verdachte ter plaatse was toen de amfetamine werd aangetroffen, redengevend.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] , dat iemand de amfetamine bij hem en ‘die twee andere jongens’ heeft afgeleverd en dat ‘zij’ het moesten bewaren, voldoende concreet om te gebruiken voor het bewijs. Uit het geheel van die verklaring blijkt dat [medeverdachte 1] verwijst naar verdachte als één van die twee andere jongens. Bovendien waren naast [medeverdachte 1] twee andere jongens in de woning aanwezig toen de politie binnenviel, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
Het verweer van de verdediging dat [medeverdachte 1] mogelijk iemand anders dan verdachte bedoelde toen hij sprak over ‘die andere jongens’ die de amfetamine in ontvangst namen, wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot het filmpje, dat op de telefoon van verdachte wordt aangetroffen, concluderen de verbalisanten dat de ter plaatse aangetroffen zakken met amfetamine zeer waarschijnlijk dezelfde zijn als de zakken die op dat filmpje te zien zijn. Het filmpje staat op de telefoon van verdachte en is opgenomen op de dag voordat de verbalisanten de amfetamine hebben aangetroffen. Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] dat iemand een dag voor de inval door de politie en zak amfetamine aan hem (en andere jongens) heeft gegeven. Gelet op deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de zakken op het filmpje dezelfde zakken zijn als de zakken die ter plaatse zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte, dat mogelijk één van zijn vrienden het filmpje zou kunnen hebben gemaakt, zonder dat verdachte hiervan afwist, vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd en ook ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de amfetamine en dat hij ook beschikkingsmacht over deze drugs had. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de drugs samen met de medeverdachten opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Er is geen bewijs dat verdachte deze amfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, zodat verdachte van deze onderdelen partieel wordt vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Feit 3
op 28 mei 2021, te Ouderkerk aan de Amstel tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,87 kilo van een materiaal bevattende amfetamine.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten heeft de verdediging verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen bijna twee kilo amfetamine aanwezig gehad. Amfetamine is een harddrug die zeer verslavend is en schadelijk is voor de gezondheid. De handel in harddrugs is lucratief en gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft door zo te handelen bijgedragen aan de instandhouding van de handel in amfetamine en onderdeel uitgemaakt van een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 14 juli 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mail van 28 juli 2023 van reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] over het verloop van het schorsingstoezicht. De voorlopige hechtenis van verdachte is vanaf 1 juni 2021 geschorst en verdachte staat sindsdien onder toezicht van de reclassering. Uit de e-mail van 28 juli 2023 blijkt dat verdachte zich houdt aan de bijzondere voorwaarden die aan de schorsing zijn verbonden. Verdachte heeft zijn opleiding niet behaald en heeft nog geen betaalde baan gevonden, hetgeen een risicofactor is. Verdachte heeft op de zitting van 11 augustus 2023 verklaard dat hij niet openstaat voor verder toezicht door de reclassering, omdat hij de afgelopen twee jaar voldoende heeft geleerd.
Uit het reclasseringsrapport van 31 mei 2021 blijkt dat de reclassering destijds heeft geadviseerd verdachte te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting bij continuering van de voorlopige hechtenis. De reclassering heeft verder geen advies uitgebracht over de toepassing van het jeugdstrafrecht. Uit het rapport blijkt dat verdachte geen hulpvraag heeft.
Volwassenenstrafrecht
De rechtbank ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was verdachte 18 jaar oud. Niet is gebleken dat hij tijdens het plegen van de feiten functioneerde als een minderjarige. Verdachte staat bovendien niet open voor hulp van de reclassering. De reclassering heeft niet geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft in de e-mail van 28 juli 2023 over het verloop van het schorsingstoezicht niets vermeld over de al dan niet wenselijkheid van een verdere begeleiding door de reclassering.
De rechtbank zal de jeugdige leeftijd van verdachte wel in matigende zin meewegen bij de straftoemeting.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in dit kader te gelden dat de behandeling op de zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is in deze zaak geen sprake geweest.
Verdachte is op 28 mei 2021 in verzekering gesteld en de redelijke termijn is toen aangevangen. De rechtbank doet einduitspraak op 25 augustus 2023. Daarmee is de redelijke termijn met ongeveer drie maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt. Voor het aanwezig hebben van 1.500 tot 2.000 gram harddrugs is het uitgangspunt een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd en naar de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte ruim twee jaar in een schorsingstoezicht heeft gelopen zonder dat er zich nieuwe strafbare feiten hebben voorgedaan, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (zoals geëist door de officier van justitie) niet (meer) aan de orde is. Bovendien komt de rechtbank tot bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie.
De rechtbank vindt alles afwegende een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte is een Iphone met goednummer 6061389 in beslag genomen. Deze telefoon behoort aan verdachte toe en kan worden terug gegeven aan verdachte, omdat de rechtbank geen relatie met het bewezenverklaarde feit kan vaststellen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 1 van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 140 (honderdveertig) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 (zeventig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) weken. Bepaalt dat deze straf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
- Een telefoon, Apple Iphone, met goednummer 6061389.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2023.
[...]
[...]