ECLI:NL:RBAMS:2023:5490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/125247-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van voorhanden hebben van een vuurwapen en twee vernielingen met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 25 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en twee vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 mei 2023 in Amsterdam een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad en op dezelfde dag opzettelijk een slot van een deur heeft vernield dat toebehoorde aan een benadeelde partij. Daarnaast heeft de verdachte op 4 maart 2023 een personenauto vernield die eveneens aan de benadeelde partij toebehoorde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 588,14 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij in overweging te nemen.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/125247-23
(zaak A)en 13/169438-23
(zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 25 augustus 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Lub en van wat door de raadsvrouw F.O. Ligeon-Merton van verdachte en door de verdachte zelf naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten aanzien van zaak A tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk/type Star, kaliber 9x19mm (synoniem 9mm Lugar/parabellum) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of slot van een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Aan verdachte is ten aanzien van zaak B tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 4 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van zaak A feit 1 aangevoerd dat er geen sprake was van een bevoegdheid tot doorzoeking van de auto. Op het moment van aantreffen van de hennep bestond er geen vermoeden van een strafbaar feit, omdat toen nog niet duidelijk was wat het gewicht van de hennep was en omdat 30 gram toegestaan is zonder dat er straf op staat. De verdachte had zijn voertuig als woning in gebruik en de verbalisanten hadden daarom voor een doorzoeking toestemming van verdachte of een last of machtiging tot doorzoeking moeten hebben. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim en derhalve dient bewijsuitsluiting te volgen. Daarom dient vrijspraak te volgen.
De verdediging heeft zich met betrekking tot zaak A feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van zaak B heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het tenlastegelegde, er zijn geen foto’s of beelden waaruit blijkt dat het verdachte is geweest die de auto heeft vernield en niet kan worden vastgesteld dat de verklaringen van aangeefster en haar dochter betrouwbaar zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het oordeel ten aanzien van zaak A feit 1:
Verweer ex 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)
De rechtbank constateert dat het verweer van de verdediging niet voldoet aan de vereisten die de wet aan een artikel 359a-verweer heeft gesteld. Er is immers door de verdediging niet gesteld welk belang het geschonden voorschrift dient en welk nadeel verdachte hiervan zou hebben ondervonden.
Ook als er sprake zou zijn van een artikel 359a-verweer, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim. De doorzoeking van de auto van verdachte is rechtmatig geweest. Er kon bij de verbalisanten een gerechtvaardigd vermoeden van een strafbaar feit ontstaan, zodat er ingevolge artikel 9 Opiumwet en artikel 96b Sv een grondslag voor een doorzoeking bestond. De rechtbank grondt dit oordeel op de omstandigheid dat verdachte ruim tweemaal de gedoogde hoeveelheid van 30 gram hennep in zijn auto had en dat de verbalisanten ambtshalve konden inschatten (en terecht hebben ingeschat) dat de hoeveelheid hennep de gedoogde hoeveelheid ruim overschreed. Daarnaast hoefden de verbalisanten er geen rekening mee te houden dat de verdachte zijn auto als woning zou gebruiken nu hij daarover, voorafgaand aan de doorzoeking van de auto, daarover niets heeft gezegd. Nog daargelaten dat een auto naar zijn uiterlijke verschijningsvorm in zijn algemeenheid niet kwalificeert als een woning, waardoor ook de beperkingen van de doorzoekingsbevoegdheden van artikel 9 Opiumwet en 96b Sv in het onderhavige geval niet opgaan.
Bewezenverklaring feit 1
Op grond van de inhoud van het dossier acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 17 mei 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Het vuurwapen is aangetroffen in een geopende tas aan de bijrijderszijde van de auto van verdachte, waarin hij zich op dat moment bevond. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien opgemerkt dat hij bezig was met het opruimen van zijn auto. Gelet hierop acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte vergeten was dat het wapen in zijn auto lag. Alle voorgenoemde omstandigheden leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich ervan bewust was dat het wapen in zijn auto lag en dat hij daar ook beschikkingsmacht over had en dat hij zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben ervan.
Het oordeel ten aanzien van zaak A feit 2:
De rechtbank acht het onder feit 2 aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
Het oordeel ten aanzien van zaak B:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 4 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de auto van aangeefster. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 4 maart 2023 verdachte op de beelden van de deurbelcamera zag, toen hij bij de voordeur stond. Toen aangeefster en haar dochter door de woonkamerruit naar buiten keken, zag aangeefster verdachte bij haar auto staan en zag zij dat hij ruitenwisser, de antenne en de spiegel van haar auto af trok. Zij zag dat hij langs de auto liep en zag dat verdachte bezig was bij de tankdop. De dochter van aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte op de beelden van de ringdeurbel zag en dat zij daarna door het woonkamerraam heeft gezien dat verdachte tekeer ging op de auto van haar moeder en deze aan het vernielen was. In het dossier zijn foto’s van de na het incident geconstateerde schade en stills van de ringdeurbelbeelden gevoegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 maart 2023 bij de woning van aangeefster was. De rechtbank stelt vast dat het verdachte is die aangeefster en haar dochter op de deurbelcamera hebben gezien. Naast dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 4 maart 2023 bij de woning van aangeefster is geweest, blijkt op basis van de stills dat de beelden van goede kwaliteit zijn, dat verdachte dicht bij de camera stond en daar goed op te zien was. Daarnaast acht de rechtbank relevant dat aangeefster vijftien jaar een relatie met verdachte heeft gehad. Zij heeft dus een zeer goed beeld van verdachte en heeft daardoor minder visuele informatie nodig om hem te herkennen. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het moment waarop verdachte bij de ringdeurbel staat en het moment waarop aangeefster en haar dochter zien dat de auto wordt vernield, acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die de auto van aangeefster heeft vernield.
4.4
Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A, feit 1:
op 17 mei 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk/type Star, kaliber 9x19mm (synoniem 9mm Luger/parabellum) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad;
Zaak A, feit 2:
op 17 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een deur, dat aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft vernield;
Zaak B:
op 4 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto die aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft vernield.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder feit 1 en 2 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft hierbij gevorderd dat aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Wetboek van Strafrecht) voor de duur van 2 jaar zal worden opgelegd, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod ten aanzien van aangeefster en de dochter van aangeefster, en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de duur van een eventueel op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest.
Mochten er bijzondere voorwaarden worden opgelegd dan zal verdachte zich daar aan houden.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de beslissingen met betrekking tot het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen. Hij heeft het wapen bij zich in de auto gehad, waarin hij op de openbare weg had gereden. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van het voordeurslot en de auto van aangeefster. Hij heeft haar daarmee overlast bezorgd en (financiële) schade berokkend. Door de omstandigheden midden in de nacht bij aangeefster en haar dochter aan de deur te komen en spullen te vernielen, heeft verdachte ook een inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel van aangeefster en diens dochter.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 3 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte recentelijk een strafbeschikking ontving voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Daarnaast blijkt uit het strafblad en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte op 31 juli 2023 door de politierechter te Rotterdam is veroordeeld voor vernieling tot een 38v-maatregel in de vorm van een contact- en gebiedsverbod.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het Reclasseringsadvies Rechtszitting van [kliniek] van 13 juli 2023. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen, te weten: een meldplicht, een ambulante behandeling en ambulante begeleiding. Daarnaast adviseert de reclassering om aan verdachte een 38v-maatregel op te leggen, die bestaat uit een locatieverbod voor de wijk [naam] en een contactverbod ten aanzien van aangeefster en haar dochter.
Straf
Evenals de officier van justitie, acht de rechtbank het van belang dat aan verdachte als stok achter de deur een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd en dat daaraan bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank vindt het daarnaast van belang dat verdachte begeleiding en behandeling krijgt. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van 8 (acht) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een locatieverbod voor de woonwijk van aangeefster en een contactverbod ten aanzien van aangeefster en haar dochter, zal eveneens aan verdachte worden opgelegd. De rechtbank acht dit noodzakelijk ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, nu verdachte meermalen bij aangeefster aan de deur is gekomen, eigendommen van aangeefster heeft vernield en ter terechtzitting heeft aangegeven in het vervolg nog naar de markt in de buurt van de woning van aangeefster te willen gaan. Het locatieverbod geldt voor de wijk [naam] (zie de plattegrond in de
bijlage).
De rechtbank zal de maatregel op grond van artikel 38v, vierde lid, Sr. dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster en diens dochter.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Verdovende middelen (goednummer 6342241//76g, Hennep)
2. 1 DV Patroon (goednummer 6342260)
3. 1 STK Pistool (goednummer 6342255, Star)
4. 1 STK Kit (goednummer 6342228, Bison)
Verbeurdverklaring
Het voorwerp onder nummer 4 behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het in zaak A onder feit 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen onder nummers 2 en 3 het in zaak A onder feit 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Nu het voorwerp onder nummer 1 is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert vergoeding van materiële schade. Zij vordert vergoeding voor de schade met betrekking tot zaak A feit 2 (vernieling van het voordeurslot) ter hoogte van € 138,14. Daarnaast heeft de benadeelde partij ten aanzien van zaak B (vernieling van de auto) een tweetal bedragen gevorderd, te weten: € 3.905,00 (reparatie van de auto) en € 450,00 (verlaging van de premiekorting op de autoverzekering). Zij heeft ter terechtzitting toegelicht dat het eerste bedrag reeds door de verzekering is vergoed en dat het tweede bedrag de premiekorting is die zij, als gevolg van de vergoeding van de reparatie door de verzekering, over de komende vijf jaren misloopt. De benadeelde partij heeft tevens toegelicht dat de twee gevorderde bedragen met betrekking tot de vernieling van de auto inwisselbaar zijn: indien zij de reparatiekosten aan de verzekering kan terugbetalen, zal de premiekorting weer worden verhoogd. De benadeelde partij vordert de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 588,14 en dat de resterende € 3.905,00 niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De verdediging heeft zich primair, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging afwijzing van de vordering bepleit omdat de vordering wordt betwist. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze met betrekking tot de vernieling van het voordeurslot en de verlaagde premiekorting onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de reparatiekosten voor de auto geldt volgens de verdediging dat deze schade reeds aan de benadeelde partij is uitgekeerd en dat zij deze dus niet als schadepost kan opvoeren.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder feit 2 en in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de schade met betrekking tot de vernieuwing van het slot toewijzen. Op grond van het dossier staat vast dat het voordeurslot is vernield en dat dit vervangen moest worden. Gelet daarop is de onderbouwing die de benadeelde partij voor de geleden schade heeft aangeleverd, voldoende.
Met betrekking tot de vernieling van de auto overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van het dossier blijkt dat de auto door verdachte is vernield. Uit de ter onderbouwing van de schade ingediende brief van de verzekering blijkt voldoende dat de aangevoerde schadeposten in rechtstreeks verband staan met de door verdachte aangerichte schade. De rechtbank wijst de schade in verband met de verlaagde premiekorting toe. Uit de aangeleverde stukken blijkt dat vergoeding hiervan de door benadeelde geleden schade dekt.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 588,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 38v, 38w, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 onder a van de WWM
Zaak A, feit 2 en zaak B:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering [kliniek] op het adres [adres kliniek] , telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Ambulante begeleiding
Veroordeelde laat zich begeleiden door de Materieel Juridische Dienstverlening of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding ook als dit inhoudt het inzichtelijk maken van de financiën of het vinden/behouden van (betaalde) dagbesteding.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren:
-zich
nietzal
ophoudenin het navolgende gebied: wijk [naam] (plattegrond in
bijlage).
-op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum 1] ) en [dochter] (geboren op [geboortedatum 2] ).
Beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
7 (zeven) dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Kit (goednummer 6342228, Bison)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Verdovende middelen (goednummer 6342241//76g, Hennep)
- 1 DV Patroon (goednummer 6342260)
- 1 STK Pistool (goednummer 6342255, Star)
Wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij]
toe tot een bedrag van € 588,14 (vijfhonderdachtentachtig euro en veertien eurocent)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 588,14 (vijfhonderdachtentachtig euro en veertien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 11 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2023.
Bijlage – Plattegrond locatieverbod
Veroordeelde bevindt zich niet in het verboden gebied wijk [naam] .
Zie afbeelding: