ECLI:NL:RBAMS:2023:5487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/222607-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere bedreigingen met verminderd toerekeningsvatbaarheid en TBS met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 augustus 2022 en 28 juli 2022 bedreigingen heeft geuit richting verschillende slachtoffers, waaronder medewerkers van de supermarkt Dirk van den Broek. De verdachte heeft daarbij een mes getoond en dreigende woorden geuit, wat bij de slachtoffers redelijke vrees heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, gezien zijn ernstige psychiatrische aandoening, schizofrenie, en middelenverslaving. De deskundigen hebben geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De officier van justitie heeft TBS met dwangverpleging geëist, en de rechtbank heeft deze maatregel opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen messen uitgesproken. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/222607-22
Datum uitspraak: 25 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedag 1] op [geboortedag 2] 1975,
wonende op het [adres] ,
nu gedetineerd [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.F. van Drumpt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R. Polderman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan

1. bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of medewerkers en/of klanten van Dirk van den Broek op 30 augustus 2022;

2. bedreiging van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] op 28 juli 2022;

De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten. Zij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft ten aanzien van feit 1 het volgende aangevoerd. Getuige [slachtoffer 1] heeft geen aangifte gedaan en bij haar kon niet de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd tot uitvoer zou worden gebracht. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zijn shirt optilde en dat er iets achter zijn broeksband zat, maar dat hij niet kon zien wat dat was. Dat is aan de hand van de beelden eveneens niet vast te stellen. Ook ten aanzien van het tweede incident waarover aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard, kan niet worden vastgesteld dat het gaat om een mes dat verdachte omhoog zou hebben gehouden. Daarnaast zijn de door verdachte geuite woorden niet tegen aangever [slachtoffer 2] gericht. Aangever [slachtoffer 3] is bovendien bij dit tweede incident niet aanwezig geweest. Getuige [slachtoffer 4] heeft geen aangifte gedaan en heeft verklaard over gebeurtenissen die hij heeft gedateerd op 29 augustus 2022. Verder is op de beelden niet te zien dat verdachte een snijbeweging ter hoogte van zijn keel zou hebben gemaakt.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat getuige [slachtoffer 4] niet heeft verklaard dat hij een redelijke vrees heeft gehad naar aanleiding van het handelen van verdachte. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 4] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 augustus 2022 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en een of meerdere medewerkers van de Dirk van de Broek heeft bedreigd.
Vast staat dat verdachte op 30 augustus 2022 in de supermarkt de Dirk van de Broek aanwezig is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij die dag twee messen bij zich had.
Bedreiging [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] en de beschrijving van de camerabeelden vast dat verdachte met een mes bij de servicebalie waar [slachtoffer 1] werkte verscheen, het mes toonde en omhoog hield. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hierdoor bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte gevolg zou geven aan het misdrijf waarmee door hem werd gedreigd. Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij het mes ‘pittig’ vond en dat zij de situatie niet fijn vond. Daarbij voegde zij toe: ‘en ik ben zeker niet bang aangelegd’.
Bedreiging [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt vast dat verdachte een mes achter zijn broeksband had, dat hij toonde door zijn shirt op te tillen. Voorts acht de rechtbank het volgende van belang. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het voorwerp op de buik van verdachte achter diens broekband zat en zwart van kleur was. Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat het voorwerp achter de broeksband van verdachte zat. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte met zijn gezicht naar de winkelmedewerkers toe stond op het moment dat hij zijn shirt optilde. Bij de insluitingsfouillering is er achter de broeksband van verdachte, aan de voorkant, een keukenmes met zwart handvat aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat het mes is aangetroffen op de plek waarvan de beide aangevers hebben verklaard dat zij het voorwerp hebben gezien. Daarnaast komt de kleur van het heft van het mes overeen met hetgeen aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] grotendeels, en op cruciale onderdelen, overeenkomen. Deze verklaringen worden bovendien ondersteund door de beschrijving van de camerabeelden. De rechtbank gaat dan ook uit van de door aangevers afgelegde verklaringen en acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 30 augustus 2022 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een mes.
Partiële vrijspraak snijbeweging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een snijbeweging ter hoogte van zijn keel heeft gemaakt. Geen van de aangevers of getuigen heeft hierover verklaard.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht hetgeen aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De aangifte van [slachtoffer 2] vindt voldoende steun in de verklaringen van getuige [slachtoffer 4] en aangever [slachtoffer 3] . Hoewel getuige [slachtoffer 4] beknopter over de incidenten heeft verklaard dan [slachtoffer 2] , komt zijn verklaring op cruciale punten overeen met de verklaring van aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Zo heeft getuige [slachtoffer 4] verklaard dat [slachtoffer 2] en hij een tassencontrole bij verdachte wilden uitvoeren en dat verdachte toen zeer agressief overkwam. Later die dag is verdachte opnieuw de winkel in gekomen en heeft één van de collega’s van [slachtoffer 4] geroepen dat verdachte een mes bij zich had. Verdachte keek [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] langere tijd aan en [slachtoffer 4] zag dat verdachte een mes in zijn sporttas had. Ook de aangifte van [slachtoffer 3] is ondersteunend aan de verklaring van aangever [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat er op 28 juli 2022 een incident was, waarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] de tas van verdachte wilden controleren, wat ontaarde in bedreigingen door verdachte. Later die dag was er nog een confrontatie, waarbij een groot mes door verdachte is getoond.
De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaringen zoals deze door aangevers en de getuige zijn afgelegd.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat getuige [slachtoffer 4] niet zou hebben verklaard over een redelijke vrees die bij hem zou zijn ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verbale uitingen van verdachte en de feitelijke handelingen naar hun aard geschikt om een redelijke vrees ten aanzien van het ten uitvoer leggen van enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling te veroorzaken en kon door de gedragingen van verdachte die redelijke vrees bij [slachtoffer 4] dus ontstaan. Daarnaast heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij en zijn collega’s de situatie niet wilden laten escaleren, maar voor hun veiligheid verdachte wel in de gaten hielden. De rechtbank is van oordeel dat uit deze verklaring kan worden afgeleid dat er bij [slachtoffer 4] wel degelijk een redelijke vrees was ontstaan dat verdachte gevolg zou geven aan de dreigementen die hij uitte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 30 augustus 2022, op meer tijdstippen, te Amsterdam, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een of meerdere medewerkers van de Dirk van de Broek heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- zijn shirt op te tillen en een mes, althans een zwart voorwerp te tonen dat achter zijn broeksband zat en
- dreigend de woorden “ik maak ze af” en “ik kom terug om jullie te pakken!” toe te voegen richting [slachtoffer 3] en een medewerker van de Dirk van de Broek, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- een mes te tonen en/of omhoog te houden richting die [slachtoffer 1] en een medewerker van de Dirk van de Broek en
- te zwaaien met dit mes richting die [slachtoffer 1] en een medewerker van de Dirk van de Broek en
- een mes te pakken en in zijn hand te houden en hiermee vervolgens door de winkel rond te lopen;
2
op 28 juli 2022, op meer tijdstippen, te Amsterdam [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen “Ik steek jullie neer” en “Ik doe jullie wat aan met het mes”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- op het mes te tikken en met zijn vinger richting die van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] te wijzen en
- een mes zichtbaar in zijn sporttas te hebben en vervolgens door de winkel rond te lopen;

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 26 mei 2023, bestaande uit een psychologisch onderzoek door GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt, een psychiatrisch onderzoek door psychiater D. Harari en een milieuonderzoek. [1] Uit het rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening, te weten schizofrenie en een middelenverslaving (cannabis en cocaïne) heeft, die met elkaar verweven zijn geraakt. Deze pathologie was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan het gedragskundig onderzoek is onbekend gebleven op welke wijze de pathologie heeft doorgewerkt in het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Gelet op de invaliderende invloed van het ziektebeeld van verdachte op zijn algehele functioneringsniveau en de staat waarin verdachte na aanhouding verkeerde als gevolg van het op dat moment geagiteerd psychotische toestandsbeeld, achten de deskundigen een scenario waarbij verdachtes pathologie geen invloed heeft gehad op de feiten, uitgesloten. Zij adviseren het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Psychiater Harari heeft het voornoemde advies ter terechtzitting bevestigd.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over en acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een duur gelijk aan het voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om aan verdachte geen TBS-maatregel op te leggen, maar in plaats daarvan te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op de dag van de uitspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de TBS-maatregel te maximaliseren tot vier jaren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De op te leggen straf en maatregel
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op twee dagen schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van supermarktpersoneel. Verdachte is meerdere keren soms op dezelfde dag teruggekeerd in dezelfde supermarkt, waarbij hij zonder aanleiding personeelsleden een mes heeft getoond en met een mes naar hen heeft gezwaaid en gedreigd heeft hen neer te steken en af te maken. Met zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers angst aangejaagd. Daarnaast veroorzaken dergelijke situaties, waarbij iemand met een mes het personeel in een supermarkt bedreigt, ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling, maar dat hij ook veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en vernielingen. Daarnaast blijkt uit het strafblad dat verdachte tweemaal eerder de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Advies Pro Justitia rapporteurs
Verdachte is in het PBC onderzocht. Uit het daarvan opgemaakte PBC-rapport van 26 mei 2023, genoemd in rubriek 7, blijkt het volgende.
Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. De deskundigen concluderen dat verdachte sinds zijn jongvolwassenheid lijdt aan schizofrenie, waarbij sprake is van zowel positieve symptomen (wanen en hallucinaties) als negatieve symptomen (desorganisatie van denken en gedrag en cognitief verval). Daarnaast is sprake van problematisch middelengebruik van in ieder geval cocaïne en cannabis. Door de middelenproblematiek is de schizofrene stoornis verergerd, en een ernstige maatschappelijke teloorgang versneld. De schizofrenie heeft een chronisch invaliderend effect. Daardoor kan verdachte niet adequaat omgaan met problemen waarmee hij wordt geconfronteerd of met emoties als angst, onlust en woede. Daarnaast is er sprake van een gestoorde informatieverwerking, waardoor verdachte een gebrekkige cognitieve greep op zijn omgeving heeft en geen overzicht heeft over complexe situaties. Om anderen bij zichzelf vandaan te houden gaat hij over tot bedreiging maar hij zet agressie ook instrumenteel en antisociaal in.
De beschreven pathologie was aanwezig ten tijde van de feiten. Met name de beperkingen vanuit de schizofrenie hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde te weten de desorganisatie van het handelen, waarbij de samenhang ontbreekt en verdachte niet goed in staat is tot aansturing en regulatie van zijn handelen. Niet is uit te sluiten dat ook paranoïdie in verdachtes motivering kan hebben meegespeeld. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen (zoals in rubriek 7 reeds is toegelicht).
De recidivekans ten aanzien van bedreiging is, klinisch gezien, zeer hoog en uit het risicotaxatie-onderzoek volgt de noodzaak tot een hoge behandelintensiviteit. Het risico op escalatie van bedreigingen naar fysiek geweld is niet goed te onderbouwen, maar ook niet uit te sluiten. Verdachte zal langdurig klinisch behandeld moeten worden. Hierbij is structuur, abstinentie en medicatiegebruik van belang. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en is niet gemotiveerd om behandeld te worden. Daarnaast is er een zucht naar middelengebruik. Dit alles maakt dat ambulante en voorwaardelijke behandelingen of zorgmachtigingen niet toereikend zijn gebleken voor behandeling van verdachte. De TBS-maatregel met dwangverpleging is voor verdachte dan ook de enige passende interventie.
Psychiater D. Harari heeft ter terechtzitting van 11 augustus 2023 de voorgenoemde bevindingen en conclusies uit het rapport bevestigd. In het kader van de inschatting van het risico op een geweldsescalatie heeft de deskundige in aanvulling op het rapport het volgende verklaard. Bij verdachte is geen sprake van een duidelijke lijn waarin hij steeds ernstigere of gewelddadigere delicten pleegt. In die zin is geen sprake van een ‘tikkende tijdbom’. Men dient eerder te denken aan een ‘mijn’, waarvan de vraag is wanneer iemand er op zal stappen. In het algemeen kan wel worden gesteld dat een psychotisch persoon met een mes een gevaarlijke situatie oplevert. Daarbij speelt mee dat het verdachte ontbreekt aan sturing en dat hij niet in staat lijkt te zijn om een logische afweging te maken. Een escalatie in geweldsdelicten kan derhalve niet worden voorspeld, maar ook niet worden uitgesloten.
Reclasseringsrapportage
De reclassering heeft de haalbaarheid van een eventuele TBS met voorwaarden onderzocht. Uit het reclasseringsrapport van 27 juni 2023 blijkt dat verdachte een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis kent, maar zich niet aan de voorwaarden van behandeling en hulpverlening heeft kunnen conformeren. Alle ingezette hulpverleningstrajecten hebben niet tot vermindering van het recidiverisico geleid. De reclassering conformeert zich aan de inschatting van de PBC-deskundigen dat het recidiverisico zeer hoog is. Het Instituut Forensische Zorg heeft geen klinische indicatie kunnen afgeven. Gelet op het voorgaande en de weigerachtige houding van verdachte met betrekking tot het reclasseringsonderzoek en eventuele voorwaarden, adviseert de reclassering negatief ten aanzien van TBS met voorwaarden.
De TBS-maatregel
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en de adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Zij is op basis van de bevindingen en conclusies uit de gedragsdeskundigenrapportages en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat verdachte, gezien zijn ernstige psychische stoornissen en om het hoge recidiverisico en het mogelijk aanwezige escalatiegevaar te beteugelen, langdurig en beveiligd klinisch dient te worden behandeld. Eerdere behandeltrajecten, inclusief de ISD-trajecten, hebben tot niets geleid en het ontbreekt verdachte aan elk ziektebesef. Verdachte wil geen behandeling omdat hij vindt dat hij geen stoornis heeft. Ook ter zitting toonde verdachte zich onsamenhangend en geagiteerd, hoewel hij al enige tijd abstinent is van middelen en met een depot is ingesteld op medicatie.
Verdachte is chronisch psychotisch en niet in staat om complexe situaties te overzien of om met emoties om te gaan, zodat hij geneigd is tot bedreigingen en agressief gedrag. Deze stoornis in combinatie met de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld, waarbij hij zonder aanleiding met een mes bij meerdere gelegenheden en ook meermalen per dag supermarktmedewerkers heeft bedreigd, maakt dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank is daarom van oordeel dat ter bescherming van de maatschappij oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is.
Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan nu bedreiging één van de in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr genoemde misdrijven is.
Ongemaximeerde TBS
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat de bewezen geachte feiten 1 en 2 misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Geen gevangenisstraf
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk behandeld zal worden. Daarnaast overweegt zij dat verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis al lange tijd heeft vastgezeten. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank af van het opleggen van een straf naast de TBS-maatregel met dwangverpleging.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 STK Mes (goednummer 6230777);
- 1 STK Mes (goednummer 6230778).
Verbeurd verklaring
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 1 en 2 bewezen geachte is begaan zullen deze voorwerpen worden verbeurd verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 2:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Verklaart
verbeurd:
- 1 STK Mes (goednummer 6230777);
- 1 STK Mes (goednummer 6230778).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2023.
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Voetnoten

1.[…]