8.3.Het oordeel van de rechtbank
De op te leggen straf en maatregel
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op twee dagen schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van supermarktpersoneel. Verdachte is meerdere keren soms op dezelfde dag teruggekeerd in dezelfde supermarkt, waarbij hij zonder aanleiding personeelsleden een mes heeft getoond en met een mes naar hen heeft gezwaaid en gedreigd heeft hen neer te steken en af te maken. Met zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers angst aangejaagd. Daarnaast veroorzaken dergelijke situaties, waarbij iemand met een mes het personeel in een supermarkt bedreigt, ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling, maar dat hij ook veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en vernielingen. Daarnaast blijkt uit het strafblad dat verdachte tweemaal eerder de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Advies Pro Justitia rapporteurs
Verdachte is in het PBC onderzocht. Uit het daarvan opgemaakte PBC-rapport van 26 mei 2023, genoemd in rubriek 7, blijkt het volgende.
Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. De deskundigen concluderen dat verdachte sinds zijn jongvolwassenheid lijdt aan schizofrenie, waarbij sprake is van zowel positieve symptomen (wanen en hallucinaties) als negatieve symptomen (desorganisatie van denken en gedrag en cognitief verval). Daarnaast is sprake van problematisch middelengebruik van in ieder geval cocaïne en cannabis. Door de middelenproblematiek is de schizofrene stoornis verergerd, en een ernstige maatschappelijke teloorgang versneld. De schizofrenie heeft een chronisch invaliderend effect. Daardoor kan verdachte niet adequaat omgaan met problemen waarmee hij wordt geconfronteerd of met emoties als angst, onlust en woede. Daarnaast is er sprake van een gestoorde informatieverwerking, waardoor verdachte een gebrekkige cognitieve greep op zijn omgeving heeft en geen overzicht heeft over complexe situaties. Om anderen bij zichzelf vandaan te houden gaat hij over tot bedreiging maar hij zet agressie ook instrumenteel en antisociaal in.
De beschreven pathologie was aanwezig ten tijde van de feiten. Met name de beperkingen vanuit de schizofrenie hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde te weten de desorganisatie van het handelen, waarbij de samenhang ontbreekt en verdachte niet goed in staat is tot aansturing en regulatie van zijn handelen. Niet is uit te sluiten dat ook paranoïdie in verdachtes motivering kan hebben meegespeeld. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen (zoals in rubriek 7 reeds is toegelicht).
De recidivekans ten aanzien van bedreiging is, klinisch gezien, zeer hoog en uit het risicotaxatie-onderzoek volgt de noodzaak tot een hoge behandelintensiviteit. Het risico op escalatie van bedreigingen naar fysiek geweld is niet goed te onderbouwen, maar ook niet uit te sluiten. Verdachte zal langdurig klinisch behandeld moeten worden. Hierbij is structuur, abstinentie en medicatiegebruik van belang. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en is niet gemotiveerd om behandeld te worden. Daarnaast is er een zucht naar middelengebruik. Dit alles maakt dat ambulante en voorwaardelijke behandelingen of zorgmachtigingen niet toereikend zijn gebleken voor behandeling van verdachte. De TBS-maatregel met dwangverpleging is voor verdachte dan ook de enige passende interventie.
Psychiater D. Harari heeft ter terechtzitting van 11 augustus 2023 de voorgenoemde bevindingen en conclusies uit het rapport bevestigd. In het kader van de inschatting van het risico op een geweldsescalatie heeft de deskundige in aanvulling op het rapport het volgende verklaard. Bij verdachte is geen sprake van een duidelijke lijn waarin hij steeds ernstigere of gewelddadigere delicten pleegt. In die zin is geen sprake van een ‘tikkende tijdbom’. Men dient eerder te denken aan een ‘mijn’, waarvan de vraag is wanneer iemand er op zal stappen. In het algemeen kan wel worden gesteld dat een psychotisch persoon met een mes een gevaarlijke situatie oplevert. Daarbij speelt mee dat het verdachte ontbreekt aan sturing en dat hij niet in staat lijkt te zijn om een logische afweging te maken. Een escalatie in geweldsdelicten kan derhalve niet worden voorspeld, maar ook niet worden uitgesloten.
De reclassering heeft de haalbaarheid van een eventuele TBS met voorwaarden onderzocht. Uit het reclasseringsrapport van 27 juni 2023 blijkt dat verdachte een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis kent, maar zich niet aan de voorwaarden van behandeling en hulpverlening heeft kunnen conformeren. Alle ingezette hulpverleningstrajecten hebben niet tot vermindering van het recidiverisico geleid. De reclassering conformeert zich aan de inschatting van de PBC-deskundigen dat het recidiverisico zeer hoog is. Het Instituut Forensische Zorg heeft geen klinische indicatie kunnen afgeven. Gelet op het voorgaande en de weigerachtige houding van verdachte met betrekking tot het reclasseringsonderzoek en eventuele voorwaarden, adviseert de reclassering negatief ten aanzien van TBS met voorwaarden.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en de adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Zij is op basis van de bevindingen en conclusies uit de gedragsdeskundigenrapportages en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat verdachte, gezien zijn ernstige psychische stoornissen en om het hoge recidiverisico en het mogelijk aanwezige escalatiegevaar te beteugelen, langdurig en beveiligd klinisch dient te worden behandeld. Eerdere behandeltrajecten, inclusief de ISD-trajecten, hebben tot niets geleid en het ontbreekt verdachte aan elk ziektebesef. Verdachte wil geen behandeling omdat hij vindt dat hij geen stoornis heeft. Ook ter zitting toonde verdachte zich onsamenhangend en geagiteerd, hoewel hij al enige tijd abstinent is van middelen en met een depot is ingesteld op medicatie.
Verdachte is chronisch psychotisch en niet in staat om complexe situaties te overzien of om met emoties om te gaan, zodat hij geneigd is tot bedreigingen en agressief gedrag. Deze stoornis in combinatie met de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld, waarbij hij zonder aanleiding met een mes bij meerdere gelegenheden en ook meermalen per dag supermarktmedewerkers heeft bedreigd, maakt dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank is daarom van oordeel dat ter bescherming van de maatschappij oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is.
Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan nu bedreiging één van de in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr genoemde misdrijven is.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat de bewezen geachte feiten 1 en 2 misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk behandeld zal worden. Daarnaast overweegt zij dat verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis al lange tijd heeft vastgezeten. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank af van het opleggen van een straf naast de TBS-maatregel met dwangverpleging.