3.2Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat op basis van het EAB en de aanvullende informatie niet blijkt dat de opgeëiste persoon is verschenen bij de beslissing van 18 november 2020 tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, en niet kan worden vastgesteld dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om bij de behandeling van die zaak aanwezig te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan, omdat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld.
Uit het EAB blijkt niet eenduidig of de zaak ook in hoger beroep ten gronde is behandeld. De rechtbank zal daarom zekerheidshalve zowel het proces in eerste aanleg als in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
Met betrekking tot het vonnis en het arrest
Op basis van het EAB, de aanvullende informatie en hetgeen de opgeëiste persoon hierover heeft verklaard, stelt de rechtbank ten aanzien van het proces in eerste aanleg vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid, maar dat hij – op de hoogte van het voorgenomen proces – in deze procedure een door hem gekozen advocaat heeft gemachtigd namens hem de verdediging te voeren en dat deze advocaat op de zitting ook daadwerkelijk zijn verdediging heeft gevoerd. Daarmee is voor de procedure in eerste aanleg sprake van een omstandigheid als genoemd in artikel 12, sub b, OLW en staat deze weigeringsgrond niet aan overlevering in de weg.
Ten aanzien van het hoger beroep is gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij het proces dat tot het arrest heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich in deze procedure dus niet voor.
Met betrekking tot de beslissing van 18 november 2020
Voorts stelt de rechtbank vast dat de vrijheidsstraf aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon was opgelegd en dat bij de beslissing van 18 november 2020 van
the District Court of Warszawa-Wola in Warsaw(IV K 1110/13) de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf is bevolen vanwege twee veroordelingen voor nieuwe strafbare feiten (V K 620/18 en IV K 405/20).
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit en die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van 9 augustus 2023 blijkt dat de beslissingen tot veroordeling voor de nieuwe strafbare feiten en de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf gelijktijdig en door dezelfde rechter zijn genomen en uitgesproken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de zaken gezamenlijk zijn behandeld en de informatie over de omzettingsprocedure (IV K 1110/13) ook ziet op de veroordelingen voor de nieuwe strafbare feiten. Nu de aanvullende informatie van 12 juli 2023 vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot de omzettingsbeslissing van 18 november 2020 heeft geleid, geldt dat naar het oordeel van de rechtbank dus ook voor de veroordelingen voor de nieuwe strafbare feiten en is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing op de procedures die tot deze veroordelingen hebben geleid.
Het bepaalde in artikel 12 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.