ECLI:NL:RBAMS:2023:5468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/131554-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Polen

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een verzoek tot overlevering dat is ingediend door de Poolse autoriteiten, met als doel de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft de procesgang in deze zaak uitvoerig behandeld, waarbij de opgeëiste persoon in eerste instantie niet aanwezig was, maar later wel bij de zitting van 10 augustus 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende was vertegenwoordigd door zijn raadsman en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, vallen onder de strafbare feiten zoals vermeld in bijlage 1 bij de OLW. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/131554-23
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 oktober 2022 door
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
wonende op het [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 12 juli 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 juli 2023, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en wordt vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat in Utrecht. Hij heeft verklaard door de opgeëiste persoon te zijn gemachtigd namens hem de verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst tot aan de zitting van 10 augustus 2023 om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen daarbij aanwezig te zijn en de officier van justitie informatie op te laten vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting van 10 augustus 2023
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 10 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat in Utrecht, en een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de
District Court for Warszawa-Wola in Warsaw(Polen) van 30 maart 2016 (IV K 1110/13, hierna: het vonnis). Deze beslissing is in hoger beroep bevestigd door
the Regional Court in Warsawop 12 oktober 2016 (IX Ka 911/16, hierna: het arrest).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2, tweede lid, onder c, OLW, omdat sprake is van een onjuiste grondslag. Niet het vonnis van 30 maart 2016, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de beslissing van 18 november 2020 waarbij de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf is bevolen, dient de grondslag voor het EAB te vormen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer. Uit het EAB blijkt duidelijk dat de overlevering wordt gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de straf, die bij het vonnis van 30 maart 2016 voorwaardelijk is opgelegd en waarvan bij de latere uitspraak de tenuitvoerlegging is bevolen. Van een onjuiste grondslag, of strijd met het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder c, OLW, is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer.
3.2
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat op basis van het EAB en de aanvullende informatie niet blijkt dat de opgeëiste persoon is verschenen bij de beslissing van 18 november 2020 tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, en niet kan worden vastgesteld dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om bij de behandeling van die zaak aanwezig te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan, omdat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit het EAB blijkt niet eenduidig of de zaak ook in hoger beroep ten gronde is behandeld. De rechtbank zal daarom zekerheidshalve zowel het proces in eerste aanleg als in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
Met betrekking tot het vonnis en het arrest
Op basis van het EAB, de aanvullende informatie en hetgeen de opgeëiste persoon hierover heeft verklaard, stelt de rechtbank ten aanzien van het proces in eerste aanleg vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid, maar dat hij – op de hoogte van het voorgenomen proces – in deze procedure een door hem gekozen advocaat heeft gemachtigd namens hem de verdediging te voeren en dat deze advocaat op de zitting ook daadwerkelijk zijn verdediging heeft gevoerd. Daarmee is voor de procedure in eerste aanleg sprake van een omstandigheid als genoemd in artikel 12, sub b, OLW en staat deze weigeringsgrond niet aan overlevering in de weg.
Ten aanzien van het hoger beroep is gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij het proces dat tot het arrest heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich in deze procedure dus niet voor.
Met betrekking tot de beslissing van 18 november 2020
Voorts stelt de rechtbank vast dat de vrijheidsstraf aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon was opgelegd en dat bij de beslissing van 18 november 2020 van
the District Court of Warszawa-Wola in Warsaw(IV K 1110/13) de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf is bevolen vanwege twee veroordelingen voor nieuwe strafbare feiten (V K 620/18 en IV K 405/20).
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit en die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van 9 augustus 2023 blijkt dat de beslissingen tot veroordeling voor de nieuwe strafbare feiten en de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf gelijktijdig en door dezelfde rechter zijn genomen en uitgesproken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de zaken gezamenlijk zijn behandeld en de informatie over de omzettingsprocedure (IV K 1110/13) ook ziet op de veroordelingen voor de nieuwe strafbare feiten. Nu de aanvullende informatie van 12 juli 2023 vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot de omzettingsbeslissing van 18 november 2020 heeft geleid, geldt dat naar het oordeel van de rechtbank dus ook voor de veroordelingen voor de nieuwe strafbare feiten en is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing op de procedures die tot deze veroordelingen hebben geleid.
Het bepaalde in artikel 12 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division(Polen), voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (