Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1965, werd gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar, waarvan nog 1 jaar, 11 maanden en 5 dagen resteerde. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 augustus 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat hij de juiste persoonsgegevens heeft bevestigd.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) overwogen, maar oordeelde dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van deze grond. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis leidde, maar dat er geen omstandigheden waren die een weigering rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de opgeëiste persoon in Polen was veroordeeld, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank de weigeringsgrond van artikel 6a OLW beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij meer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, maar tegelijkertijd de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf bevolen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken.