ECLI:NL:RBAMS:2023:5433

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
AMS 21/3251
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen zijn gewijzigde WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die sinds 2017 een WIA-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 27 mei 2021, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 72,16%. De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2022 behandeld, waarbij deskundigen zijn ingeschakeld om de medische situatie van eiser te beoordelen. Eiser voerde aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was, onder andere door stress en de zorg voor zijn dochter met een handicap. De deskundigen concludeerden echter dat eiser belastbaar was conform de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 mei 2021 en dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat eiser per 23 januari 2020 voor 73,46% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het volgen van deze rapporten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3251

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn gewijzigde WIA [1] -uitkering.
Met het bestreden besluit van 27 mei 2021 heeft het Uwv het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de (voormalig) gemachtigde van eiser, mr. J. de Haan, en de gemachtigde van het Uwv.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en psychiater [arts 1] en verzekeringsarts [arts 2] als deskundigen benoemd. Op 29 december 2022 hebben zij – na een gecombineerd onderzoek – een rapport uitgebracht.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het rapport te reageren. Alleen het Uwv heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Partijen zijn vervolgens door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser werkte als leasing operation manager voor 40,9 uur per week. Eiser meldde zich vervolgens op 22 mei 2015 vanuit de Werkloosheidswet ziek. Eiser ontvangt per 24 februari 2017 een WIA-uitkering, laatstelijk naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,27%.
2. Van april 2018 tot maart 2020 heeft eiser, naast zijn WIA-uitkering, gewerkt bij een administratiekantoor voor 28 uur per week. Op 23 januari 2020 meldde eiser zich voor dit werk ziek, waarna hij een uitkering op grond van de Ziektewet ontving.
3. Met een formulier van 24 mei 2020 heeft eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij het Uwv.
4. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv in het primaire besluit beslist dat de WIA-uitkering van eiser wijzigt, omdat eiser meer arbeidsongeschikt is dan voorheen. Eiser is per 23 januari 2020 (datum in geding) namelijk voor 72,16% arbeidsongeschikt.
5. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Aan deze beslissing heeft het Uwv een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 mei 2021 en een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 25 mei 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser meer beperkt geacht en een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld van 12 mei 2021. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn niet alle geduide functies passend. Met de nieuwe geselecteerde functies is eiser niet voor 72,16%, maar voor 73,46% arbeidsongeschikt te achten. Omdat eiser nog steeds binnen de klasse 65 – 80 % valt, wijzigt zijn uitkering niet, aldus het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 23 januari 2020 juist heeft vastgesteld.
7. Eiser voert – samengevat – aan dat hij meer beperkt moet worden geacht. Volgens eiser is hij volledig arbeidsongeschikt vanwege zijn levenslange stressgevoeligheid, die met zijn klimmende leeftijd niet beter maar juist slechter wordt. Hij wordt bovendien belast door de zorg van zijn dochter die een lichamelijke handicap heeft en een autistische stoornis. Ook op lichamelijk vlak is hij meer beperkt dan is aangenomen en er is ten onrechte geen urenbeperking opgenomen. Verder vindt eiser de door het Uwv geselecteerde functies niet passend, omdat deze te weinig intellectuele uitdaging bieden. Dit levert stress op, aldus eiser. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een brief van zijn psycholoog van 6 april 2021.
8. De rechtbank heeft aanleiding gezien een psychiater en een verzekeringsarts als deskundigen te benoemen voor een gecombineerd onderzoek. Het door deze deskundigen uitgebrachte rapport geeft naar het oordeel van de rechtbank een voldoende beeld van de medische problematiek die speelt bij eiser.
9. De rechtbank komt op basis van het rapport van de deskundigen van 29 december 2022 tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hieronder zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
10. In het rapport concluderen de deskundigen dat eiser belastbaar is conform de FML van 12 mei 2021. Volgens de deskundigen is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden en ook niet op medisch-arbeidskundige gronden.
11. Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt, als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. Voor een overtuigende motivering is vereist dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en inzichtelijk en consistent is.
12. De onafhankelijke deskundigen hebben uitvoerig gerapporteerd, alle in het dossier aanwezige (medische) informatie meegewogen in hun oordeel en eiser gezien op een spreekuur. Volgens de onafhankelijke psychiater zijn er voldoende aanwijzingen in de anamnese om de in 2013 vastgestelde ADHD over te nemen, zij het in milde vorm. Er wordt met name waargenomen dat eiser zich snel verveelt en onrustig kan zijn en ongeduldig is, vooral als er sprake is van onderprikkeling zoals bij zijn laatste werk en bij bijkomende psychosociale stress en somatische co-morbiditeit. Bij het psychiatrisch onderzoek worden volgens de psychiater echter geen duidelijke bijzonderheden waargenomen die kenmerkend kunnen zijn voor ADHD. Er worden bij het onderzoek verder onvoldoende aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een andere psychiatrische stoornis, zowel in het heden als op de datum in geding. De klachten waarmee eiser zich in 2020 ziekmeldde zijn te beschouwen als uiting van overbelasting als gevolg van de druk die hij op werk heeft ervaren, waarbij in zijn werk sprake was van onderprikkeling. Vanuit mogelijk ADHD en vanwege het feit dat hij in mindere mate in contact staat met zijn innerlijke belevingswereld, heeft eiser zeer vermoedelijk zijn eigen signalen niet of te laat waargenomen en is daardoor over zijn grenzen van draagkracht gegaan. Dat klachten daarna persisteerden is ook te begrijpen als logische reactie op somatische co-morbiditeit en psychosociale zorgen in zijn leven, zoals die over zijn dochter en financiële situatie, en toegenomen druk door het wegvallen van haar moeder als andere zorgverlener voor hun dochter. Een toename van somberheidsklachten is vermoedelijk het directe gevolg van de fysieke beperkingen die weer zijn opgelopen, doordat eiser een heel belangrijke plezierige en ontspannende activiteit (wielrennen) niet meer kan uitvoeren. Hij heeft deze activiteit nodig om zich mentaal goed te blijven voelen. Daarnaast wordt de algehele toestand gecompliceerd door bloedarmoede.
13. Volgens de onafhankelijke verzekeringsarts waren er op datum in geding redenen om beperkingen in de belastbaarheid aan te nemen op grond van decompensatie door overbelasting bij een milde ADHD en somatische co-morbiditeit. Er is volgens de verzekeringsarts geen aanleiding om eiser meer of zwaarder beperkt te achten op persoonlijk en sociaal functioneren. Verder waren er volgens de verzekeringsarts lichamelijke beperkingen, waarbij de heup ontzien moest worden en piekbelasting vermeden moest worden. Volgens de verzekeringsarts is hiermee in de FML van 12 mei 2021 voldoende rekening gehouden en is er geen aanleiding om eiser in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen meer beperkt te achten. Volgens de verzekeringsarts bestaat voor een (preventieve) urenbeperking geen aanleiding, omdat geen sprake is van een ziektebeeld dat gepaard gaat met de noodzaak tot extra recuperatie, of een ziektebeeld waardoor hij onvoldoende energie tot zich kan nemen. Ter preventie van overbelasting zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken 1 t/m 5 van de FML.
14. Gelet op het voorgaande hebben de deskundigen op inzichtelijke wijze uiteengezet op basis van welke bevindingen zij tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank vindt deze conclusies inzichtelijk en consistent.
15. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de FML van 12 mei 2021. Er is dan ook geen reden aan te nemen dat de geduide functies in medisch opzicht voor eiser ongeschikt zijn. Waar sprake was van signaleringen, is voldoende gemotiveerd waarom deze functie alsnog voor eiser geschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank volgt de door haar ingeschakelde deskundigen. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidsdeskundige grondslag. Het Uwv heeft daarom terecht beslist dat eiser per 23 januari 2020 voor 73,46 % arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.