Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [eiser] van 2 juni 2023 met productie 17
- de akte van Coin Meester van 2 juni 2023.
2.De feiten
het platform) waarop gebruikers een account kunnen aanmaken voor de aankoop, verkoop en handel in digitale valuta (hierna:
crypto’s).
2.2. Definities
)
voor schade als gevolg van hacking (…)“
De beveiliging van uw account kan beter!
Beste [*]
hackers) zich onbevoegd toegang verschaft tot het e-mailaccount van [eiser] . De hackers hebben op het platform aan Coin Meester verzocht om het wachtwoord van het account van [eiser] te wijzigen. Hierop heeft Coin Meester een link gezonden naar het e-mailadres van [eiser] . De hackers hebben via deze link het wachtwoord van het account van [eiser] bij Coin Meester gewijzigd en vervolgens Coin Meester de opdracht gegeven om de crypto’s van [eiser] om te zetten naar Bitcoins. De hackers hebben daarna Coin Meester de opdracht gegeven deze Bitcoins over te dragen naar een door hen aangewezen externe Bitcoinrekening. De waarde van de crypto’s die de hackers hebben verkocht bedroeg op dat moment € 4.218,00.
3.Het geschil
BW) een bijzondere zorgplicht heeft om hen te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid en/of een gebrek aan inzicht en kennis. Aan de door Coin Meester aangeboden financiële diensten mogen daarom hoge veiligheidseisen worden gesteld. Coin Meester heeft zich voorts contractueel verplicht haar diensten zo goed mogelijk te beveiligen. Doordat Coin Meester de mogelijkheid van identificatie per e-mail heeft geboden heeft zij [eiser] blootgesteld aan een beveiligingsoptie die gevoelig is voor misbruik en heeft daarmee de op haar rustende zorgplicht geschonden.
4.De beoordeling
Wft)niet als betaaldiensten worden aangemerkt en dat artikel 7:515 lid 4 BW bepaalt dat titel 7b van Boek 7 BW niet van toepassing is op de betaaldiensten, bedoeld in artikel 1:5a lid 2 van de Wft. Niettemin beheert Coin Meester de investeringen van haar klanten, en behoort hiervoor een verzwaarde zorgplicht te gelden die vergelijkbaar is met die van Boek 7 titel 7b, aldus [eiser] .
tenzij’), artikel 6:101 BW en artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
richtlijn). Dit volgt uit het arrest van Hof van Justitie EU van 26 januari 2017, ECLI:EU:C:2017:60.
het Besluit) een bedrag van € 945,35 te vermeerderen met wettelijke (handels)rente. Bij een hoofdsom van € 3.796,20 komt op grond van het Besluit een bedrag van € 610,59 aan kosten van buitengerechtelijke incasso voor vergoeding in aanmerking. Dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar.