ECLI:NL:RBAMS:2023:5377

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
13/751571-20 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met niet verschenen bij de zitting

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die werd aangeklaagd voor een vrijheidsstraf van vijf maanden, opgelegd door de District Court in Tomaszów Mazowicki. De behandeling van het EAB vond plaats op zittingen op 19 april en 31 mei 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dit ontsloeg de rechtbank niet van haar verplichting om te beslissen.

De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet was verschenen bij de zitting die leidde tot het vonnis in Polen, en dat er geen garanties waren dat zijn verdedigingsrechten niet waren geschonden. De officier van justitie stelde dat de overlevering kon worden toegestaan, maar de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was. De rechtbank kon niet vaststellen of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en of hij afstand had gedaan van zijn verdedigingsrechten. Daarom besloot de rechtbank de overlevering te weigeren, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751571-20 (EAB II)
RK nummer: 23/814
Datum uitspraak: 14 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 7 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 oktober 2016 door
the Regional Court in Piotrków(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 19 april 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boksma, advocaat in Alkmaar en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst om de
officier van justitie in de gelegenheid te stellen het antwoord af te wachten op de aan de Poolse autoriteiten gestelde vragen in verband met vragen over artikel 12 OLW inzake EAB I.
Zitting 31 mei 2023
Met toestemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie is de behandeling van het EAB voortgezet in de stand van de zitting van 19 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boksma, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
default judgment issued by the District Court in Tomaszów Mazowicki of 19 March 2014 in the case II K 1154/13. The judgment became final and valid on 9 April 2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Volgens informatie van het EAB is de opgeëiste persoon niet verschenen op de zitting die tot het op 19 maart 2014 gewezen vonnis II K 1154/13 heeft geleid. Voorts staat in het EAB vermeld dat de oproeping voor de zitting niet is uitgereikt aan de opgeëiste persoon maar aan
an adult household memberen dat vervolgens het gewezen vonnis met appelinstructie op dezelfde wijze is uitgereikt.
Ten slotte staat in het EAB vermeld dat bij een
decisionvan 20 mei 2015 de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet in een onvoorwaarlijke straf. In de aanvullende informatie van 10 mei 2023 van de Poolse autoriteiten is over de reden tot omzetting het volgende vermeld:
“that in case II K 1154/13 the reason the custodial sentence was ordered to be enforced was that [opgeëiste persoon] had failed to pay a cash compensation amount of PLN 100 (One Hundred) for the benefit of the Victim Assistance and Post­ Penitentiary Support Fund. As
regards the order to enforce the custodial sentence in case II K”
Standpunten
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan aangezien de omzetting is bevolen omdat de opgeëiste persoon een schadevergoeding niet heeft betaald. Er is dus geen sprake van een nieuwe veroordeling die aan artikel 12 OLW moet worden getoetst. De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vraag of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich voordoet ten aanzien van de procedure in eerste aanleg.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 23 maart 2023 in de zaak LU (C514/21) en PH (C515/21), (ECLI:EU:C:2023:235), valt een veroordeling voor het
triggerende strafbare feit,dat wil zeggen een veroordeling die de reden vormt voor de beslissing tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf, onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover deze veroordeling bij verstek is gewezen. [5]
De rechtbank leidt uit de aanvullende informatie af dat er geen sprake is geweest van een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit. De beslissing tot omzetting van de voorwaardelijk opgelegde straf door de Poolse rechtbank valt niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [6]
Gelet op de hiervoor opgenomen beschikbare informatie over de onderliggende strafprocedure in eerste aanleg stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot vonnis II K 1154/13 heeft geleid zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Dat betekent dat de rechtbank de overlevering op grond van artikel 12 OLW kan weigeren.
De rechtbank kan niet vaststellen of overlevering van de opgeëiste persoon geen schending van zijn verdedigingsrechten inhoudt. Uit de stukken volgt niet of de opgeëiste persoon daadwerkelijk bekend was met de procedure en daarom ook niet of hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om hierover nadere vragen te stellen, omdat de beslistermijn is verstreken. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen reden om van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren af te zien en zal de overlevering daarom weigeren.
5. Slotsom
De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Piotrków(Polen).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie ro. 62-63, ECLI:EU:C:2023:235.
6.Zie uitspraak van HVJ EU van 22 december 2017 in de zaak Ardic, ECLI:EU:C:2017:1026