ECLI:NL:RBAMS:2023:5373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
13/021729-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Bamberg in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2000, die wordt verdacht van deelname aan een plofkraak en diefstal van kentekens. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 31 mei 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Hendrickx. De verdediging voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam was en dat het specialiteitsbeginsel onvoldoende was gewaarborgd. De officier van justitie betoogde echter dat de feitsomschrijving voldoende was en dat de rechtbank zich moest baseren op de informatie die in het EAB was opgenomen.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de omschrijving van de feiten voldoende duidelijk was voor de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/021729-23
Datum uitspraak: 14 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 januari 2023 door het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
gedetineerd in het [gevangenis]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 mei 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een op 18 januari 2023 door het
Amtsgericht Bamberguitgevaardigd arrestatiebevel met dossiernummer 5 Gs 65/23 (2110 Js 767/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid van de stukken

Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de feitsomschrijving van het EAB niet genoegzaam is en dat het specialiteitsbeginsel onvoldoende is gewaarborgd. In de feits-omschrijving van het EAB is de rol van de opgeëiste persoon namelijk onvoldoende omschreven. Daarnaast blijkt uit de e-mail van 16 mei 2023 van de Duitse autoriteiten dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat de organisatie waar hij deel van uit zou maken 91 misdrijven zou hebben gepleegd. In het EAB wordt echter maar één misdrijf genoemd. Op grond van het voorgaande dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
In de feits-omschrijving van het EAB staat de vereiste informatie vermeld zodat het de opgeëiste persoon duidelijk is welke strafbare feiten hem worden verweten. Voor wat betreft het specialiteitsbeginsel is er op 23 mei 2023 overleg geweest met het Duitse openbaar ministerie. Zij willen de organisatie waar de opgeëiste persoon deel van uitmaakt inderdaad voor nog 91 andere feiten vervolgen maar zij hadden te weinig tijd om een verzoek tot vervolging van deze feiten in te dienen. Dit verzoek zal op een later tijdstip worden ingediend en de rechtbank kan dan op een later moment hierover een beslissing nemen. De rechtbank dient dus bij dit EAB uit te gaan van één feit.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Zo dient het EAB een beschrijving van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd te bevatten, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de Duitse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon – op dit moment – wordt verdacht van het op 12 december 2022 als dader plegen van een plofkraak op een geldautomaat te Schleusingen in eendaadse samenloop met diefstal van twee paar kentekens in de nacht van 11 op 12 december 2022 te Arnstad-Süd en te Gummersbach.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, met de officier van justitie van oordeel dat het EAB een genoegzame omschrijving van de strafbare feiten bevat, alsmede van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij deze feiten. Het is hierdoor voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welke strafbare feiten zijn overlevering wordt verzocht.
De omschrijving van de feiten is ook zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en de naleving van het specialiteitsbeginsel kan worden gewaarborgd.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat sprake is van een strafrechtelijk onderzoek dat kennelijk nog niet is afgerond. Uit de mededeling van de officier van justitie blijkt dat de Duitse autoriteiten op een ander moment om toestemming tot vervolging van de hiervoor genoemde 91 feiten zal verzoeken. De omschrijving voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
Op 16 mei 2023 heeft het openbaar ministerie in Amsterdam onder andere de volgende vraag aan de Duitse autoriteiten voorgelegd:
“With reference to the EAW issued on 20 January 2023, concerning mr [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] , I would like to request you to provide me with additional information.
2. Mr [opgeëiste persoon] is a Dutch national. As a consequence, pursuant to Article 5,
paragraph 3 of the Framework Decision on the European Arrest Warrant (2002/584/JHA), and Article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender Act, the surrender may only be authorised if we receive the guarantee beforehand
that, in case the wanted person is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany after his surrender, he will be allowed to carry out his punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ). I kindly ask you to provide us with such a guarantee.”
De
Hoofdofficier van justitie van het Openbaar Ministerie Bambergheeft op 16 mei 2023 de volgende garantie gegeven:
“Hierbij geef ik de garantie dat als de gezochte persoon na overlevering in Duitsland
wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke en onherroepelijke vrijheidsstraf, hij zijn straf in Nederland zal kunnen voltooien (conform Europees Kaderbesluit 2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan, dat:
- de medeverdachten in Duitsland worden vervolgd;
- de slachtoffers zich in Duitsland bevinden;
- de diefstal plaatsvond in Duitsland;
- de ontploffing plaatsvond in Duitsland;
- de bewijsmiddelen zich in Duitsland bevinden;
- het Nederlandse openbaar ministerie niet voornemens is om zelf over te gaan tot vervolging

van de feiten uit het EAB;

De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland)
voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.