Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Debrecen Regional Court in Hongarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 4 juni 2020 en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1974 in Hongarije. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 16 mei 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon recht heeft op een nieuw proces in Hongarije, omdat hij niet aanwezig was bij het hoger beroep. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon voldoende zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen, aangezien hij zelf hoger beroep heeft ingesteld en op de hoogte was van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces in hoger beroep, maar dat er geen omstandigheden zijn die de weigeringsgrond van artikel 12 OLW rechtvaardigen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon had de verantwoordelijkheid om bereikbaar te zijn voor de Hongaarse autoriteiten en heeft onvoldoende inspanning geleverd om op de hoogte te blijven van de procedure. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in het openbaar.