ECLI:NL:RBAMS:2023:5340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
23/588
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakopbouw en dakterras in strijd met redelijke eisen van welstand en goede ruimtelijke ordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2023, zaaknummer 23/588, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakopbouw en dakterras ongegrond verklaard. Eiseres had op 15 februari 2022 een aanvraag ingediend, die op 30 juni 2022 door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit van 20 december 2022 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 21 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat het project niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand en dat het in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank benadrukt dat zij niet zelf de beslissing van verweerder kan toetsen, maar enkel kan beoordelen of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen. Eiseres had aangevoerd dat de zichtbaarheid van de dakopbouw en het dakterras onvoldoende was onderzocht, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de zichtlijn correct heeft vastgesteld en dat de bomen en begroeiing geen invloed hebben op de zichtbaarheid zoals eiseres stelde.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de bijzondere omstandigheden en dat er geen sprake was van gelijke gevallen, zoals eiseres had betoogd. De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning gerechtvaardigd was en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Looij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 15 februari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakopbouw en het maken van een dakterras op de locatie [adres] in Amsterdam.
3. Met het primaire besluit is de omgevingsvergunning geweigerd. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling [1] . Het project ligt in een gebied waar het bestemmingsplan [naam locatie] geldt. Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming “wonen”. Verweerder heeft getoetst aan de voorwaarden in artikel 2.10 van de Wabo. Volgens verweerder wordt niet voldaan aan de redelijke eisen van welstand. Verweerder baseert dit op het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van 19 mei 2022. Verder heeft verweerder nog getoetst aan de voorwaarden in artikel 2.12 van de Wabo. Volgens verweerder is het project echter in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
4. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft het standpunt dat niet voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand en geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast ziet verweerder geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de vergunning toch kan worden verleend en slaagt een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt alleen of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De aanvraag is op twee gronden afgewezen, namelijk wegens strijd met de redelijke eisen van welstand in het kader van het bouwen van een bouwwerk en wegens geen goede ruimtelijke ordening met betrekking tot het gebruiken van gronden in strijd met een planologische regeling. De Beleidsregels Afwijkingen Omgevingsvergunning 2017 van stadsdeel Oost (de Beleidsregels) zijn opgesteld voor de gevallen waarin op grond van artikel 2.12 van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan. In het onderhavige geval gaat het echter om een orde 2 pand waardoor deze beleidsregels niet van toepassing zijn. Dit volgt uit paragraaf 4.3 van de Beleidsregels. Voor die panden wordt per geval bekeken of afwijking van het bestemmingsplan ruimtelijk acceptabel is. Verweerder heeft de Beleidsregels desondanks bij de beoordeling betrokken, omdat deze wel richtinggevend zijn en in dit geval de ondergrens vormen van waaraan in ieder geval moet worden voldaan.
8.1
Eiseres voert aan onvoldoende onderzoek is gedaan naar de zichtbaarheid van de dakopbouw en het dakterras. Volgens eiseres is aan het zichtbaarheidsvereiste voldaan, omdat de dakopbouw en het dakterras door de bomen en begroeiing niet zichtbaar zijn.
8.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de omgevingsvergunning kunnen weigeren. Op grond van de Beleidsregels dient de zichtlijn getrokken te worden van de gevel van de woning van eiseres naar de eerstvolgende overliggende bebouwing. Dat is in casu het hekwerk van het [naam locatie] . Het hekwerk ligt echter niet op een afstand van 20 meter van de woning, zoals eiseres stelt, maar op 24 meter. Als de zichtlijn vanaf dit hekwerk wordt ingetekend doorkruist deze lijn de opbouw. Daarmee is niet voldaan aan de beleidsregel in paragraaf 6.4 van de Beleidsregels terwijl hieraan als ondergrens zijnde in ieder geval moet zijn voldaan. Omdat de bomen en andere begroeiing achter het hekwerk in het [naam locatie] staan (en dus achter de zichtlijn zijn gelegen) kunnen deze het zicht op de opbouw anders dan eiseres stelt niet wegnemen.
9.1
Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar bijzondere omstandigheden als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Beleidsregels. Volgens eiseres zijn er geen negatieve gevolgen voor andere belanghebbenden en zijn in de straat al woningen met soortgelijke dakopbouwen. Verweerder had ook meer waarde moeten hechten aan paragraaf 7 van de Beleidsregels waarin meervoudig en intensief ruimtegebruik wordt gestimuleerd. In dit geval gaat het om extra verblijfs- en buitenruimte voor eiseres zonder dat dit ten koste gaat van tuinen of openbare ruimte.
9.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder in de bezwaarfase uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar het beroep op het gelijkheidsbeginsel van eiseres en dat geen sprake is van gelijke gevallen. Eiseres heeft deze uitkomst in beroep niet (gemotiveerd) betwist. Verder kan de rechtbank het standpunt van verweerder volgen dat voor orde 2 panden in ieder geval aan de Beleidsregels als ondergrens voor verlening van een omgevingsvergunning moet worden voldaan. Nu de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat daar niet aan is voldaan heeft verweerder de omgevingsvergunning kunnen weigeren.
10.1
Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of het bouwplan in aangepaste vorm kan worden gerealiseerd.
10.2
De rechtbank kan daarover in deze beroepsprocedure niet oordelen, omdat alleen de ingediende aanvraag ter beoordeling voor ligt. Verweerder hoeft ook alleen te beslissen op een aanvraag zoals die is ingediend.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).