ECLI:NL:RBAMS:2023:5337

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
22/6342 & 23/2693
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting en intrekking van bijstandsuitkering wegens schending van de medewerkingsplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2023, met zaaknummers AMS 22/6342 en 23/2693, beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de opschorting en intrekking van haar bijstandsuitkering, alsook de opgelegde boete. Eiseres, die sinds 9 maart 2016 een bijstandsuitkering ontving, heeft niet meegewerkt aan een huisbezoek en is niet verschenen op meerdere afspraken, wat heeft geleid tot de opschorting van haar uitkering per 3 juni 2022. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstandsuitkering op 16 november 2021 ingetrokken, omdat eiseres niet kon aantonen waar zij woonde. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel heeft meegewerkt, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende medewerking heeft verleend en dat het college terecht heeft besloten tot opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de opgelegde boete van € 490,- wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft niet aangetoond dat er dringende redenen zijn om van de boete af te zien. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken door de gemeente en de gevolgen van het niet nakomen van de inlichtingenplicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/6342 en 23/2693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. N.A.P.A.C. Coenjaerts),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, hierna: het college,

(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering en de opgelegde boete.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 november 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de besluiten tot opschorting en intrekking gebleven.
1.2.
Met het bestreden besluit van 4 april 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij het besluit tot het opleggen van een boete gebleven.
1.3.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 juni 2023 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres ontving sinds 9 maart 2016 een bijstandsuitkering. Omdat eiseres per
16 november 2021 niet langer op het adres [adres] in Amsterdam stond ingeschreven is het college een onderzoek gestart. Op 12 mei 2022 is er een huisbezoek afgelegd op het desbetreffende adres waarvan een rapport van bevindingen van 9 juni 2022 is opgemaakt. Naar aanleiding van het huisbezoek is naar eiseres een uitnodiging per sms en mail verstuurd voor een afspraak op 27 mei 2022. Eiseres is niet verschenen. Vervolgens is eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 30 mei 2022. Ook op deze afspraak is eiseres niet verschenen. Per sms en mail is nogmaals een uitnodiging verstuurd voor een afspraak op
3 juni 2022. Waarop eiseres wederom niet is verschenen.
3. Met een besluit van 3 juni 2022 is de bijstandsuitkering van eiseres per 3 juni 2022 opgeschort, omdat eiseres niet op de afspraken is verschenen. In dit besluit is ook een nieuwe afspraak gemaakt voor 7 juni 2022 waarbij eiseres is verzocht om stukken mee te nemen. Eiseres heeft dezelfde dag gebeld en aangegeven dat zij verhinderd was wegens ziekte.
4. Met het besluit van 28 juni 2022 is besloten om de bijstandsuitkering van eiseres nog langer op te schorten. Met dat besluit is eiseres ook uitgenodigd voor een nieuwe afspraak op 1 juli 2022. Eiseres is wederom niet verschenen. Naar aanleiding hiervan is een rapport van bevindingen van 1 juli 2022 opgemaakt.
5. Met het besluit van 4 juli 2022 is de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 16 november 2021 ingetrokken, omdat per die datum onduidelijk is waar eiseres woont en daardoor niet kan worden vastgesteld of zij recht heeft op bijstand.
6. Met het bestreden besluit van 16 november 2022 is het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 3 juni 2022, 28 juni 2022 en 4 juli 2022 ongegrond verklaard. Volgens het college heeft eiseres de inlichtingen- en medewerkingsplicht geschonden. Het beroep tegen dit besluit is geregistreerd onder zaaknummer AMS 22/6342.
7. Met het besluit van 16 november 2022 is een boete van € 490,- opgelegd, omdat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Aan eiseres is een boete opgelegd op grond van normale verwijtbaarheid, maar wegens het lange wachten op het besluit is dit gematigd met 25%.
8. Met het bestreden besluit van 4 april 2023 is het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 16 november 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft niet kenbaar gemaakt waar zij woonde en op grond daarvan is volgens het college terecht een boete op grond van normale verwijtbaarheid opgelegd. Het beroep tegen dit besluit is geregistreerd onder zaaknummer AMS 23/2693.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering en de opgelegde boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
10. De rechtbank zal de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
In de zaak met zaaknummer 22/6342
Het opschorten van de bijstandsuitkering
11.1
Eiseres stelt dat zij heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat zij de medewerkingsplicht dus niet heeft geschonden.
11.2
Artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet (PW) bepaalt dat een belanghebbende het college desgevraagd de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
11.3
In artikel 54, eerste lid, van de PW is bepaald dat indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken kan opschorten vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft of vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode het verzuim betrekking heeft.
11.4
Vanwege de uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) sinds 16 november 2021 en het feit dat er in BRP geen personen stonden ingeschreven op het adres [adres] , vond het college het noodzakelijk dat er een huisbezoek werd afgelegd ter controle van het feitelijke woonadres en de woonsituatie van eiseres. Uit het rapport van bevindingen van 9 juni 2022 blijkt het volgende. Op 12 mei 2022 trof een handhavingsspecialist op de oprit van het adres [adres] verschillende kartonnen dozen, stukken piepschuim, een raamkozijn met glas en een container met daarin afval uit sloopwerk aan. Verder zag de voordeur er nieuw uit en was deze niet voorzien van een brievengleuf. Een aparte brievenbus ontbrak. De aangetroffen bewoner verklaarde dat hij de woning in augustus 2021 had gekocht, dat hij eiseres niet kende, dat eiseres er niet woonde en er ook geen spullen van haar in de woning lagen. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft het college geprobeerd om nogmaals een huisbezoek af te leggen en afspraken te maken met eiseres om meer duidelijkheid te verkrijgen over haar woonsituatie. Vanwege het ontbreken van een brievenbus op het door eiseres opgegeven adres [adres] , heeft het college de uitnodigingen per sms en mail naar eiseres gestuurd. Eiseres heeft echter telefonisch bij het college aangegeven dat het niet mogelijk was om de woning te bezoeken. Het college heeft eiseres meerdere keren op gesprek uitgenodigd, maar eiseres is geen enkele keer op deze gesprekken verschenen. In een telefoongesprek op 7 juni 2022 heeft eiseres aangegeven dat zij ziek was en niet op de afspraak van die dag kon komen. In hetzelfde gesprek heeft zij verteld dat zij op dat moment op het adres [adres] was en dat er geen huisbezoek kon worden afgelegd. Het voorstel van de handhavingsspecialist om niet de woning binnen te gaan, maar dat eiseres op het adres alleen haar gezicht laat zien aan de handhavingsspecialist, is door eiseres afgeslagen omdat de hoofdbewoner daar geen toestemming voor zou geven. Vervolgens heeft eiseres het telefoongesprek beëindigd.
11.5
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat eiseres onvoldoende medewerking heeft verleend om haar woonsituatie op te helderen. Zij heeft het college niet de mogelijkheid gegeven om een huisbezoek af te leggen en is niet op de afspraken verschenen om de onduidelijkheid over haar woonsituatie weg te nemen. Het college heeft daarom kunnen besluiten de bijstandsuitkering van eiseres op te schorten. De enkele stelling in beroep dat zij wel heeft meegewerkt aan het onderzoek, is door eiseres niet onderbouwd.
Het intrekken van de bijstandsuitkering
12.1
Eiseres stelt dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Eiseres is namelijk altijd woonachtig geweest op het adres [adres] . Het college heeft onvoldoende kennis vergaard over de woonsituatie van eiseres en daarom is het bestreden besluit genomen in strijd met het rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
12.2
In artikel 17, eerste lid, van de PW is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
12.3
Artikel 54, derde lid, van de PW bepaalt dat het college een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
12.4
Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor eiseres belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Het ligt daarom op de weg van het college om aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aannemelijk te maken dat eiseres de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de PW op haar rustende inlichtingenverplichting niet of niet naar behoren is nagekomen door geen, onvolledige of onjuiste mededeling te doen van feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand.
12.5
De rechtbank is van oordeel dat de bijstandsuitkering van eiseres terecht is ingetrokken. Eiseres heeft de inlichtingenplicht geschonden door niet actief te melden dat zij in de BRP per 16 november 2021 was uitgeschreven op het adres [adres] . Daarnaast bieden de onderzoeksbevindingen in de rapporten van 9 juni 2022 en 1 juli 2022 voldoende grondslag voor het standpunt van het college dat gerede twijfel bestond over de juistheid van de door eiseres verstrekte inlichtingen over haar woonsituatie vanaf 16 november 2021. Daarbij komt betekenis toe aan het huisbezoek op 12 mei 2022, waarvan in 11.4 een beschrijving is gegeven. Het lag op de weg van eiseres om, toen zij werd geconfronteerd met de bevindingen van het huisbezoek van 12 mei 2022, over haar woonsituatie volledige openheid te geven. Eiseres is echter meerdere malen niet verschenen op gesprekken en heeft niet willen meewerken aan een huisbezoek. Hierdoor zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand relevante vragen over haar woon- en leefsituatie onbeantwoord gebleven. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres verklaard dat zij beschikt over een huurovereenkomst met de nieuwe eigenaren van [adres] , die sinds
13 juni 2022 in de BRP staan ingeschreven op dit adres. Ook zou zij beschikken over een aangetekend poststuk waarmee zij zou kunnen aantonen dat zij nog steeds op de [adres] woont. Op de hoorzitting is afgesproken dat eiseres deze stukken zou aanleveren, maar deze afspraak is eiseres niet nagekomen. Nadien is eiseres door het college nog meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een huurovereenkomst over te leggen, van welke gelegenheden zij geen gebruik heeft gemaakt. Eiseres heeft haar stelling dat zij vanaf 16 november 2021 op de [adres] is blijven wonen dan ook niet aannemelijk gemaakt. Omdat onduidelijk is gebleven wat haar woonsituatie is vanaf 16 november 2021, heeft het college haar recht op bijstand niet kunnen vaststellen.
In de zaak met zaaknummer 23/2693
De boete
13.1
Over de opgelegde boete stelt eiseres dat er geen sprake is van een schending van de inlichtingenplicht, omdat zij niet is verhuisd. Er bestaat daarom geen grondslag voor het opleggen van een boete. Ten slotte voert eiseres aan dat er sprake is van dringende redenen. Eiseres heeft geen inkomen en geen draagkracht voor het betalen van een boete.
13.2
In artikel 18a, eerste lid, van de PW is bepaald dat er een bestuurlijke boete wordt opgelegd van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de PW.
13.3
Aangezien de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, kan het standpunt van eiseres dat er geen grondslag is voor de boete niet gevolgd worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dus terecht een boete opgelegd. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 juli 2022 [1] gaat hier niet op, omdat in die zaak een grondslag voor het opleggen van de boete ontbrak.
13.4
Door eiseres is niet onderbouwd - en de rechtbank is ook niet gebleken - dat er dringende redenen bestaan om af te zien van de boete. Bij het betalen van de boete wordt rekening gehouden met de draagkracht van eiseres.

Conclusie en gevolgen

14. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.
de griffier is verhinderd om
rechter

de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten