ECLI:NL:RBAMS:2023:5331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
22/5314
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakterras en dichtzetten balkon in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 april 2023, betreft het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras en het dichtzetten van een balkon. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen op 1 oktober 2021, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 27 september 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door twee personen en de gemachtigde van verweerder aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de omgevingsvergunning terecht was. De aanvraag was in strijd met het bestemmingsplan, dat een maximale bouwhoogte van 3,5 meter voorschrijft voor het dichtzetten van het balkon. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren, en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Eiser's argumenten over de toepassing van het bestemmingsplan en het gelijkheidsbeginsel werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging door verweerder correct is uitgevoerd en dat de weigering van de vergunning in overeenstemming is met de beleidsregels.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van het bestemmingsplan en de afweging van belangen bij de verlening van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

(gemachtigde: mr. M.H.J. Stelwagen).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 1 oktober 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiser [persoon 1] en [persoon 2] deelgenomen. Daarnaast heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Totstandkoming bestreden besluit

2.1.
Op 19 mei 2021 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakterras op de uitbouw van de begane grond en het dichtzetten van het balkon aan de achtergevel ten dienste van de bestemming wonen op de locatie [adres 6] te Amsterdam.
2.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen en daar, kort samengevat, de volgende motivering voor gegeven. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk [1] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling [2] . Het project ligt in een gebied waar het bestemmingsplan ‘[bestemmingsplan]’ (het bestemmingsplan) geldt. Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming ‘Wonen’ en ‘Waarde-Cultuurhistorie’. Het project is in strijd met artikel 19.2.2, onder a, van het bestemmingsplan, omdat de maximale bouwhoogte door het dichtzetten van het balkon wordt overschreden. Het balkon valt namelijk onder het bouwvlak waarvoor een maximale bouwhoogte van 3,5 meter geldt. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo in samenhang met artikel 4, eerste lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht kan niet van het bestemmingsplan worden afgeweken, omdat het project niet voldoet aan beleidsregel 9 uit de Beleidsregels afwijking omgevingsvergunning (beleidsregels). Daarin is opgenomen dat het dichtbouwen van een balkon in het gehele stadsdeel niet is toegestaan.
2.3.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is verweerder bij bovengenoemde motivering gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt alleen of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Nauwkeurigheidsgraad
4.1.
Eiser stelt dat artikel 2.1 van het bestemmingsplan van toepassing is en dus gemeten dient te worden met een nauwkeurigheidsgraad van één meter. Volgens eiser interpreteert verweerder artikel 2.1 van het bestemmingsplan onjuist door dit zo uit te leggen dat dit alleen geldt voor bestemmingen en niet voor bouwvlakken. De bouwvlakken worden juist gevormd door de bestemmingsvlakken waardoor dit artikel ook van toepassing zou moeten zijn ten aanzien van de bouwvlakken. Daarnaast voert eiser aan dat ruimtelijkeplannen.nl moeilijk leesbaar is voor burgers, omdat je hier de exacte maten van de bouwvlakken niet uit kunt aflezen.
4.2.
Artikel 2.1 van het bestemmingsplan regelt de begrenzing van de onderscheidene bestemmingen. Op grond van dit artikel geldt dat voor zover niet in maten op de (analoge) verbeelding vastgelegd, wordt gemeten door middel van meting op de (digitale) verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van één meter.
4.3.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. In deze planregel is namelijk expliciet opgenomen dat dit artikel van toepassing is ten aanzien van het meten van de grenzen van de bestemmingen. In het artikel is niet opgenomen dat deze manier van meten ook van toepassing is op de bouwvlakken. Daarnaast kan eiser op ruimtelijkeplannen.nl met een liniaal de afmetingen van de bouwvlakken nameten en zouden de afmetingen van de bouwvlakken dus voldoende duidelijk moeten zijn.
Ondergeschikte bouwdelen
5.1.
Eiser stelt dat artikel 26.1 van het bestemmingsplan [3] van toepassing is. Volgens eiser gaat het slechts om het verplaatsen van een kozijn en is er daarom sprake van een ondergeschikt bouwdeel. Eiser stelt dat verweerder hier geen enge uitleg aan heeft kunnen geven, aangezien in de planregel is opgenomen dat het gaat om
onderdelen alsplinten, kozijnen, kroonlijsten, overstekende daken
en dergelijke.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een ondergeschikt bouwdeel. Het gaat hier namelijk niet slechts om het verplaatsen van het kozijn, maar om het dichtbouwen van het balkon. Daardoor zal de buitenruimte verdwijnen en zal dit gebruikt worden als woonruimte. Bij een dusdanige wijziging van gebruik kan er geen sprake zijn van een ondergeschikt bouwdeel.
Gelijkheidsbeginsel
6.1.
Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiser zijn de projecten op de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] nagenoeg identiek. In ruimtelijk opzicht heeft de ingreep namelijk precies dezelfde gevolgen. Dit geldt ook voor [adres 4] en [adres 5] .
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen. Ten aanzien van de [adres 4] en [adres 5] geldt dat hiervoor alleen omgevingsvergunningen zijn verleend voor het bouwen van dakterrassen. Het dichtbouwen van de balkons was al vergund in 1998 en 2002 en dus voor het bestaan van de beleidsregel waarin het dichtbouwen van balkons niet langer wordt toegestaan. Met betrekking tot de [adres 2] , [adres 1] en [adres 3] geldt dat in die gevallen geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Het dichtbouwen van de balkons valt in die gevallen namelijk wel binnen het bouwvlak waarvoor een maximale hoogte van negen meter geldt.
Stedenbouwkundig plan
7.1.
Volgens eiser heeft de planwetgever de bedoeling gehad om in deze wijk door middel van een stempelplan steeds hetzelfde patroon door de wijk te herhalen. Volgens eiser strookt het niet met de bedoeling van de planwetgever dat in de [straat] het bouwvlak breder is dan bij de [weg] . Volgens eiser is het ook niet met de bedoeling van de planwetgever in lijn om wel omgevingsvergunningen te verlenen voor het dichtbouwen van balkons op de [straat] en dat vervolgens te weigeren voor de [weg] .
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het voor 2019 wel toegestaan was om balkons dicht te bouwen en daarover dus nog geen beleidsregel was opgesteld. Dit is waarom in sommige delen van de wijk wel balkons dicht zijn gebouwd. Verweerder heeft daarnaast ook toegelicht dat na een wijziging van inzicht de beleidsregel is opgesteld. Verweerder hecht nu namelijk meer belang aan buitenruimte bij woningen. Verweerder kan dit weliswaar voor de gevallen die voor 2019 zijn vergund niet meer veranderen, maar kan dit door middel van de juiste toepassing van de beleidsregel wel voor de toekomst bewerkstelligen. Dat verweerder in het licht daarvan ervoor kiest om omgevingsvergunningen voor het dichtbouwen van het balkons te weigeren in de gevallen waarin verweerder die mogelijkheid heeft wegens strijd met het bestemmingsplan, vindt de rechtbank dan ook te volgen.
Belangenafweging
8.1.
Eiser heeft ten slotte nog aangevoerd dat verweerder rekening had moeten houden met de omstandigheden dat de buren van eiser geen bezwaar hebben tegen het project en het project mogelijk onder de Omgevingswet wel vergund zal kunnen worden.
8.2.
De rechtbank vindt dat verweerder een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de ruimtelijke belangen dan aan de belangen van eiser. Zoals hiervoor is overwogen komt verweerder bij het al dan niet toepassen van de aan hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. In dit geval heeft verweerder specifiek invulling gegeven aan die beleidsruimte door beleidsregels op te stellen waarin het dichtbouwen van balkons niet wordt toegestaan. Dat de buren geen bezwaar hebben tegen het project doet daar niet aan af. Ten slotte beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit aan de huidige wet- en regelgeving en dus niet aan de toekomstige Omgevingswet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
de rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.Dit artikel leest als volgt: Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, koekoeken, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt.