Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Griekenland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot inwilliging van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 13 jaar, opgelegd bij een niet onherroepelijk vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de overlevering kan worden geweigerd op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW), indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis.
Tijdens de zitting op 14 maart 2023 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en is gebleken dat hij niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft de garantie van de Griekse autoriteiten beoordeeld, die hebben verklaard dat de opgeëiste persoon na overlevering persoonlijk op de hoogte zal worden gesteld van het vonnis en zijn recht op verzet of hoger beroep. De rechtbank concludeert echter dat de garantie niet voldoet aan de eisen van artikel 6, eerste lid, OLW, omdat de Griekse autoriteiten niet kunnen garanderen dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op basis van de weigeringsgrond van artikel 6 OLW, en komt zij niet toe aan de beoordeling van de detentieomstandigheden in Griekenland. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken, waarbij tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.