ECLI:NL:RBAMS:2023:5323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
13/752026-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en gelijkstelling met Nederlander

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Suceava District Court in Roemenië. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 9 maanden voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, die al meer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijft, gelijkgesteld kan worden met een Nederlander op basis van artikel 6 OLW. Dit betekent dat de overlevering kan worden geweigerd als de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.

Tijdens de zittingen op 25 oktober 2022, 13 december 2022, 15 februari 2023 en 14 maart 2023 is de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden berecht voor de strafbare feiten die in het EAB zijn vermeld. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de Roemeense straf in Nederland bevolen, met inachtneming van de geldende wetgeving.

De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Opiumwet en de Overleveringswet genoemd en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet kan worden overgeleverd, omdat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752026-18
RK nummer: 21/4962
Datum uitspraak: 28 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 31 augustus 2021 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 november 2018 door
the Suceava District Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1977
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 25 oktober 2022
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 oktober 2022.
Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde de beslissing op het verzoek tot herziening van het Roemeense vonnis af te wachten.
Zitting 13 december 2022
De behandeling van het EAB is voortgezet. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsvrouw, mr. T.E. Korff.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde de beslissing op het verzoek tot herziening van het Roemeense vonnis af te wachten.
Zitting 15 februari 2023
De behandeling van het EAB is voortgezet. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en door een tolk in de Roemeense taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde de beslissing op het verzoek tot herziening van het Roemeense vonnis af te wachten.
Zitting 14 maart 2023
De behandeling van het EAB is voortgezet. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 36 from 14.02.2018, pronounced by the District Court Suceava in file no. 1815/86/2016, partly modified and final by criminal decision no. 898 from 22.10.2018, pronounced by the Court of Appeal Suceava in file no. 1815/86/2016.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen dat tot de beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar en 9 maanden en 10 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Nu de opgeëiste persoon in het bezit is van een registratiekaart duurzaam verblijfsrecht in de Europese Unie hoeft de opgeëiste persoon niet meer aan de hand van andere stukken aan te tonen dat hij gedurende een periode van minimaal vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 24 oktober 2022 volgt dat op grond van de veroordeling van de opgeëiste persoon in Roemenië een beëindiging van zijn verblijfsrecht in Nederland niet aan de orde is.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De raadsvrouw stelt zich aan de hand van haar ter zitting overgelegde pleitnota op het standpunt dat gelet op de feitsomschrijving in het EAB de feiten naar Nederlands recht kunnen worden gekwalificeerd als het aanwezig hebben van een geringe hoeveelheid verdovende middelen, bestemd voor eigen gebruik. Gelet op artikel 10, derde lid jo zesde lid Opiumwet kan voor dit feit maximaal 1 jaar gevangenisstraf worden opgelegd.
De in Roemenië opgelegde gevangenisstraf dient dan ook door de rechtbank te worden gematigd naar een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
De officier van justitie refereert zich voor wat betreft de aanpassing van de Roemeense straf aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de feitsomschrijving van het EAB leidt de rechtbank af dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor het op 3 juli 2014 opzettelijk invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van 1,5 gram cocaïne, twee tabletten MDMA en één tablet Diazepam.
Gelet op het bovenstaande zijn de feiten naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod
Uit de hiervoor weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt. Dat in de Nederlandse rechtspraktijk in de regel een veel lagere straf wordt opgelegd dan dit strafmaximum, doet hieraan niet af, nu dit geen beoordelingscriterium is in de Overleveringswet. Het verweer van de raadsvrouw dat het gaat om een geringe gebruikershoeveelheid bestemd voor eigen gebruik gaat niet op nu dat niet uit de feitsomschrijving blijkt. Bovendien volgt uit de omstandigheid dat de feiten als lijstfeit
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffenzijn aangekruist dat de Roemeense autoriteiten de feiten aanmerken als handel in verdovende middelen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd. Om die reden hoeft de rechtbank niet in te gaan op de overige verweren.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Suceava District Court(Roemenië).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.