ECLI:NL:RBAMS:2023:5321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
13/334206-22 (Tweede Aanvullende Toestemming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging in het kader van Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023 een beslissing genomen over een aanvullend Belgisch verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon, geboren in 1999 en thans gedetineerd. Het verzoek werd ingediend door de officier van justitie op 7 februari 2023, op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 8 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De overgeleverde persoon is op 14 november 2022 gehoord door de eerste substituut-procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, waar hij de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de voorhanden zijnde stukken toereikend zijn om een beslissing te nemen, met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging.

De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat de rechtbank het verzoek kan inwilligen, mits is gewaarborgd dat hij, indien veroordeeld in België, zijn straf in Nederland zal ondergaan. Het Openbaar Ministerie te Amsterdam heeft op 6 maart 2023 een verzoek om terugkeergarantie gestuurd naar de Belgische autoriteiten, die op 7 maart 2023 bevestigden dat de garantie was afgegeven. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en besluit het verzoek toe te wijzen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters Pahladsingh en Dolfing waren buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/334206-22 (Tweede Aanvullende Toestemming)
RK-nummer: 23/481
Datum beslissing: 7 maart 2023
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 7 februari 2023, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door de
onderzoeksrechter van de Rechtbank Antwerpen van Eerste Aanleg, afdeling Antwerpen(België) op 1 juli 2022 en betreft:
[de overgeleverde persoon]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd [detentieplaats]
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De overgeleverde persoon is op 14 november 2022, in het bijzijn van zijn advocaat, gehoord door de eerste substituut-procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout. Uit het betreffende proces-verbaal leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1] De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om
- met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft een feit ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek kan daarom worden ingewilligd, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Openbaar Ministerie te Amsterdam heeft per e-mail van 6 maart 2023 aan de Belgische autoriteit om een terugkeergarantie verzocht, inhoudende als volgt:
“Verwijzend naar uw EAB uitgevaardigd op 1 juli 2022, betreffende [de overgeleverde persoon] , geboren op [geboortedag] 1999, wil ik u verzoeken op het volgende.
Gebleken is dat dhr. [de overgeleverde persoon] in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Dit heeft tot gevolg dat op grond van artikel 5 lid 3 van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel en artikel 6 lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet de overlevering slechts kan worden toegestaan nadat van u de garantie is ontvangen dat, in het geval de opgeëiste persoon in België onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hij deze straf in Nederland mag ondergaan. Ik verzoek u deze garantie
tot teruglevering te verlenen.”
De Onderzoeksrechter van de Rechtbank Antwerpen van Eerste Aanleg, afdeling Antwerpen heeft bij e-mail van 7 maart 2023 de volgende garantie afgegeven:
“Mijn ambt kan u bevestigen dat het akkoord is met de vereiste terugkeergarantie.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[de overgeleverde persoon]
voor het feit zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 7 maart 2023 door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A. Pahladsingh en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.
Mrs. A. Pahladsingh en L. Dolfing zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.