Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
onderzoeksrechter van de Rechtbank Antwerpen van Eerste Aanleg, afdeling Antwerpen(België) op 1 juli 2022 en betreft:
1.Beoordeling
2.Beslissing
[de overgeleverde persoon]
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023 een beslissing genomen over een aanvullend Belgisch verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon, geboren in 1999 en thans gedetineerd. Het verzoek werd ingediend door de officier van justitie op 7 februari 2023, op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 8 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De overgeleverde persoon is op 14 november 2022 gehoord door de eerste substituut-procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, waar hij de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de voorhanden zijnde stukken toereikend zijn om een beslissing te nemen, met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging.
De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat de rechtbank het verzoek kan inwilligen, mits is gewaarborgd dat hij, indien veroordeeld in België, zijn straf in Nederland zal ondergaan. Het Openbaar Ministerie te Amsterdam heeft op 6 maart 2023 een verzoek om terugkeergarantie gestuurd naar de Belgische autoriteiten, die op 7 maart 2023 bevestigden dat de garantie was afgegeven. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en besluit het verzoek toe te wijzen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters Pahladsingh en Dolfing waren buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.