ECLI:NL:RBAMS:2023:5318

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
13/751104-20 (EAB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel ter tenuitvoerlegging van een Pools vonnis

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 maart 2023, wordt een vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) besproken. Het EAB, uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen, op 17 december 2019, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1975, die een vrijheidsstraf van 5 jaar en 6 maanden moet ondergaan. De behandeling van het EAB vond plaats op 15 februari 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank constateert dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar benadrukt dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en de Poolse nationaliteit bezit. De rechtbank oordeelt dat de aanhangige overleveringszaken gezamenlijk behandeld moeten worden, gezien de substantiële totale reststraf van ruim 26 jaar die de opgeëiste persoon nog te ondergaan heeft.

De rechtbank heropent en schorst het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, en beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor een nader te bepalen datum. De rechtbank nodigt de raadsvrouw uit om relevante informatie van haar Poolse collega te overleggen, die mogelijk van belang kan zijn voor de beoordeling van de zaak. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751104-20 (EAB III)
RK nummer: 20/235
Datum uitspraak: 1 maart 2023
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 24 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 december 2019 door de
the Circuit Court in Katowice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1975
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie [3] .

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een door
the Circuit Court of Katowice (Polen) op 1 maart 2018 gewezen- en op 31 januari 2019 definitief geworden vonnis, met kenmerk XXI K 249/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Heropening van de zaak

De rechtbank is van oordeel dat de jegens de opgeëiste persoon aanhangige overleverings-zaken, waarbij het gaat om een zeer substantiële totale reststraf van ruim 26 jaar, gezamenlijk behandeld dienen te blijven.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de overleveringszaken met de parketnummers 13/751104-20 (EAB III) en 13/023443-23 (EAB IV) informatie is verkregen van de Poolse collega van de raadsvrouw, naar aanleiding van zijn dossieronderzoek in de betreffende strafzaken die tot de vonnissen hebben geleid die aan EAB’s III en IV ten grondslag liggen. Dat onderzoek heeft (mogelijk) relevante informatie opgeleverd in het kader van de beoordeling van artikel 12 OLW.
De rechtbank acht het van belang om ook te kunnen beschikken over de informatie die de raadsvrouw kort na de zitting van 15 februari 2023 zou ontvangen van haar Poolse collega, welke informatie afkomstig is uit (dossieronderzoek in) de Poolse strafzaken die tot de vonnissen hebben geleid die ten grondslag liggen aan de EAB’s met de parketnummers 13/751941-18 (EAB I) en 13/751994-19 (EAB II). Die informatie kan de rechtbank slechts beoordelen en in de door haar te nemen beslissingen betrekken indien zij voorwerp van onderzoek is geweest bij gelegenheid van een nadere behandeling ter zitting. Mogelijk is die informatie ook nog relevant voor die zaken waarover de raadsvrouw eerder door haar Poolse collega is geïnformeerd, de EAB’s III en IV. De vraag in hoeverre dat het geval is en, zo ja, tot welke beslissingen dat zou moeten leiden dient tevens voorwerp van onderzoek tijdens een nader onderzoek ter zitting te zijn.
Mede gegeven het feit dat de beslistermijn in de zaak met parketnummer 13/023443-23 (EAB IV) zal verstrijken op 23 april 2023 en de rechtbank de gevangenneming heeft bevolen in de zaak met dat parketnummer, acht de rechtbank ook in die zin een heropening en schorsing van het onderzoek ter zitting in deze en de overige zaken aangewezen.
De raadsvrouw wordt dan ook uitdrukkelijk uitgenodigd de genoemde aangekondigde en mogelijk overige informatie die nog beschikbaar komt aan de rechtbank te overleggen. De rechtbank acht het voorts van belang dat de opgeëiste persoon – bij gelegenheid van de nadere zitting en meer dan tijdens de eerdere zitting het geval was – zich beraadt op zijn ter terechtzitting gegeven verklaringen, nu zijn mededeling dat hij zich weinig tot niets meer van die tijd kan herinneren niet op voorhand aannemelijk is geworden in het licht van de aard en de omvang van de zaken waarvoor hij is veroordeeld in Polen.

5.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, gelet op hetgeen onder 4. is overwogen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A. Pahladsingh en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 maart 2023.
Mr. A. Pahladsingh is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.