ECLI:NL:RBAMS:2023:5315

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/737548 / KG ZA 23-705
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van kort geding vordering tot nakoming van beschikking inzake gemeenschappelijk gebruik van woning

Op 17 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, kinderen van de overleden erflaatster, en gedaagde, de stiefvader van de eisers. De zaak betreft het gebruik van een woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van de erflaatster, die op 26 augustus 2016 is overleden. De kantonrechter te Rotterdam had op 7 juli 2023 een beschikking gegeven waarin werd bepaald dat elk van de vier gemeenschappelijke eigenaren het recht van gebruik van de woning heeft, waarbij gedaagde vóór 1 augustus 2023 het gebruik aan de anderen moest overdragen. Gedaagde heeft hoger beroep aangetekend tegen deze beschikking en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad.

Eisers hebben in het kort geding gevorderd dat gedaagde de woning verlaat op straffe van een dwangsom. Gedaagde heeft in reconventie verzocht om schorsing van de werking van de beschikking, onder de voorwaarde dat de vordering in conventie zou worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een belangenafweging noodzakelijk is en dat de uitspraak in het incident moet worden afgewacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft om zich voor te bereiden op de wijziging van de situatie, aangezien hij de primaire gebruiker van de woning is geweest.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die betrekking hebben op gemeenschappelijk eigendom en het gebruik daarvan.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/737548 / KG ZA 23-705
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op 17 augustus 2023
in het kort geding van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] (Suriname),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 1] (Suriname),
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.J. Hasselaar-Veltkamp te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.J.P. Schipper te Alkmaar.
Tegenwoordig zijn mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, en mr. M. Balk, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- mr. L. Lagerwerf, kantoorgenote van mr. Hasselaar-Veltkamp;
- mr. Schipper;
Via een videoverbinding hebben online aan de zitting deelgenomen, wegens verblijf buitenslands:
- eisers sub 1 en 2 ( [eiser 2] en [eiser 3] )
- gedaagde ( [gedaagde] ).
Partijen hebben producties in het geding gebracht en over en weer het woord doen voeren, onder meer aan de hand van de door mr. Lagerwerf en mr. Schipper overgelegde pleitnotities die aan het dossier zijn toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt, afgegeven op 17 augustus 2023.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

1.Inleiding

Het gaat in deze zaak om het gebruik van de woning aan de [adres] , waarvan partijen gemeenschappelijk eigenaar zijn. Deze woning maakt deel uit van de nalatenschap van [erflaatster] , die op 26 augustus 2016 is overleden. Eisers zijn haar kinderen, gedaagde hun stiefvader die sinds 1989 met erflaatster gehuwd was.

2.De gronden van de beslissing

De kantonrechter te Rotterdam heeft op 7 juli 2023 een beschikking gegeven waarin hij heeft vastgelegd dat elk van de vier gemeenschappelijke eigenaren (gedurende drie maanden per jaar) het recht van gebruik van de woning heeft, waarbij [gedaagde] vóór 1 augustus 2023 het gebruik aan de anderen moest overdragen. Deze beschikking heeft [gedaagde] pas halverwege de maand juli ontvangen en was aanvankelijk aangekondigd voor 27 juli 2023.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder dat daarvoor een motivering is gegeven.
[gedaagde] heeft hoger beroep aangetekend tegen de beschikking en tevens bij incident de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring gevraagd. Dit incident zal door het Hof Den Haag behandeld worden op 8 september 2023.
Eisers hebben in dit kort geding nakoming van de beschikking gevorderd en het verlaten van de woning door [gedaagde] op straffe van een dwangsom. [gedaagde] heeft een vordering in reconventie tot schorsing van de werking van de beschikking ingesteld onder de voorwaarde dat de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk zou worden toegewezen.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
Eisers hebben aangevoerd dat zij al lang in een situatie zijn dat zij geen gebruik kunnen maken van het gemeenschappelijk bezit. [eiser 3] heeft tickets geboekt voor een reis naar Nederland op 23 augustus 2023, waarna zij gedurende drie weken in de woning wil verblijven. Haar zuster, eiseres sub 1, heeft een vlucht geboekt om daarna, in september, in de woning te verblijven. Verder voeren zij aan dat de kantonrechter al beslist heeft en dat op de zitting alle relevante zaken zijn besproken. Vervolgens zijn deze afgewogen in het gegeven oordeel.
[gedaagde] voert aan dat hij is overvallen door de uitspraak en niet de tijd heeft gehad om voor 1 augustus 2023 uit de woning zijn persoonlijke spullen te verwijderen. Hij heeft zich ingespannen om zo snel mogelijk het hoger beroep en de incidentele vordering in te stellen. Hij weet ook niet waar hij met zijn spullen naar toe moet. De kantonrechter heeft volgens [gedaagde] ten onrechte in zijn oordeel geen belangenafweging toegepast waarbij de belangen van partijen zijn gewogen.
De woning is volgens hem, anders dan de kantonrechter oordeelt en eisers stellen, wel degelijk zijn permanente verblijfplaats.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een belangenafweging ertoe moet leiden dat partijen de uitspraak in het incident moeten afwachten en de beschikking van 7 juli 2023 voordien niet ten uitvoer gelegd kan worden.
De feitelijke situatie is in de afgelopen jaren zo geweest dat [gedaagde] tenminste de primaire gebruiker van de woning was. De beschikking leidt dan ook tot een wijziging van de situatie. [gedaagde] heeft er een gerechtvaardigd belang bij om de tijd te hebben om zich daarop voor te bereiden en de woning in zo’n staat te brengen dat voldaan kan worden aan het gemeenschappelijk gebruik dat daarin voorzien is. Door de korte duur tussen de uitspraak en de ingangsdatum van het gebruik door anderen heeft hij die tijd niet gekregen. Daarom moet zijn belang bij handhaving van de huidige situatie in de gegeven omstandigheden zwaarder wegen dan het belang van eisers om de woning reeds nu als vakantiewoning te kunnen gebruiken.
Dit betekent dat voor de tenuitvoerlegging van de beschikking afgewacht moet worden wat er in het incident wordt beslist, dat bij het gerechtshof Den Haag op 8 september 2023 zal dienen.
De conclusie luidt dat de vorderingen in conventie worden afgewezen. Daarmee is aan de voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingediend niet voldaan, zodat verdere behandeling daarvan niet aan de orde is.
Gelet op de familierelatie van partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
3.2.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Griffier Voorzieningenrechter