Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
Rechtbank Amsterdam
Op 17 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, kinderen van de overleden erflaatster, en gedaagde, de stiefvader van de eisers. De zaak betreft het gebruik van een woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van de erflaatster, die op 26 augustus 2016 is overleden. De kantonrechter te Rotterdam had op 7 juli 2023 een beschikking gegeven waarin werd bepaald dat elk van de vier gemeenschappelijke eigenaren het recht van gebruik van de woning heeft, waarbij gedaagde vóór 1 augustus 2023 het gebruik aan de anderen moest overdragen. Gedaagde heeft hoger beroep aangetekend tegen deze beschikking en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
Eisers hebben in het kort geding gevorderd dat gedaagde de woning verlaat op straffe van een dwangsom. Gedaagde heeft in reconventie verzocht om schorsing van de werking van de beschikking, onder de voorwaarde dat de vordering in conventie zou worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een belangenafweging noodzakelijk is en dat de uitspraak in het incident moet worden afgewacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft om zich voor te bereiden op de wijziging van de situatie, aangezien hij de primaire gebruiker van de woning is geweest.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die betrekking hebben op gemeenschappelijk eigendom en het gebruik daarvan.