ECLI:NL:RBAMS:2023:530

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
13/308379-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 november 2022 en betreft een EAB dat op 25 juni 2019 door de regionale rechtbank in Szczecin is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, was op dat moment gedetineerd in een andere zaak en heeft verklaard dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 26 januari 2023 heeft de opgeëiste persoon aangegeven dat hij wil worden overgeleverd naar Polen en heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 30 juli 2018, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, maar heeft geoordeeld dat dit geen beletsel vormt voor de overlevering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/308379-22
RK nummer: 22/5075
Datum uitspraak: 9 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juni 2019 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
in een andere zaak gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon wil worden overgeleverd naar Polen en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering toelaatbaar is.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court in Szczecinvan
30 juli 2018 (IV K 15/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het dossier bevat een vertaling van het EAB, waarin is vermeld dat van de opgelegde vrijheidsstraf nog tien maanden zou resteren. Er zit echter ook een tweede vertaling van het EAB in het dossier, waarin is vermeld dat de opgeëiste persoon de opgelegde straf van één jaar nog volledig moet ondergaan. De informatie in die tweede vertaling vindt bevestiging in de aanvullende brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 5 november 2019, in het A-formulier van 6 augustus 2019 (
Supplementary information relating to an extradition) en – naar de rechtbank begrijpt – het originele EAB in de Poolse taal. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij in Zwitserland, naar de rechtbank begrijpt, in uitleveringsdetentie heeft verbleven op grond van een uitleveringsverzoek dat zag op de executie van dezelfde vrijheidsstraf die aan het onderhavige EAB ten grondslag ligt, en zodoende al een deel van de straf heeft uitgezeten. Voor de rechtbank is, gelet op voorgaande, niet geheel duidelijk wat de reststraf is. Dit levert echter geen beletsel op voor het toestaan van de overlevering, nu niet is aangevoerd noch aannemelijk is geworden dat er geen strafrestant meer is. Bij de executie van de straf in Polen zal een en ander duidelijk moeten worden.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB en de aanvullende brief van
5 november 2019 verstrekte informatie blijkt het volgende. De opgeëiste persoon heeft zijn adres opgegeven aan de autoriteiten. Hij heeft tijdens het voorbereidende onderzoek in Polen de instructie gekregen van de autoriteiten om adreswijzigingen door te geven. Daarbij is hij geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van het nalaten hiervan. Die informatie c.q. adresinstructie heeft de opgeëiste persoon op 30 september 2017 persoonlijk in ontvangst genomen. De dagvaarding voor de zitting is betekend op het door de opgeëiste persoon opgegeven adres (in Polen), maar retour ontvangen door de rechtbank in Polen als ‘niet opgehaald’. De opgeëiste persoon heeft in zijn verhoor door de officier van justitie d.d. 29 november 2022 verklaard dat hij op dat moment al in Nederland verbleef.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Artikel 12 van de OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mishandeling.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 300 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.