ECLI:NL:RBAMS:2023:5299

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AMS 23/4311 en 23/4312
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing omgevingsvergunning voor het kappen van 85 bomen in Amsterdam-Noord met herplantplicht

Op 8 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 23/4311 (voorlopige voorziening) en AMS 23/4312 (beroep) betreffende het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het kappen van 85 bomen in Amsterdam-Noord. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 augustus 2023 behandeld, waarbij verzoekers, de gemachtigden van verweerder en vertegenwoordigers van de vergunninghouder aanwezig waren. De vergunninghouder, Pius Floris, had de omgevingsvergunning aangevraagd om het perceel te saneren voor de nieuwbouw van woningen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onzekerheid bestaat over de sanering of de realisatie van de woningen, en dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van de verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kapvergunning rechtmatig was verleend, met een herplantplicht van 125 bomen, die vóór 1 april 2024 moet worden uitgevoerd. Het beroep van verzoekers werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/4311 (voorlopige voorziening) en 23/4312 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 augustus 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

[verzoeker 1] e.a., uit [woonplaats] , verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigden: mr. J.H.G. Vogel en mr. A. Mannsur).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de gemeente Amsterdam(vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het kappen van 85 bomen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , de gemachtigden van verweerder en [naam 1] en [naam 2] beide namens Ymere (betrokken bij het bouwproject).
1.2.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van verzoekers daartegen. [1]

Totstandkoming van het besluit

2. Op 29 september 2022 heeft Pius Floris namens vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van 85 bomen [2] op de locatie [adres] naast [huisnummer] (het perceel) in Amsterdam. Het plan van vergunninghouder is om het perceel te saneren voor de nieuwbouw van woningen. Bij de aanvraag is onder andere gevoegd: een ontwerptekening inclusief bomen, een boomeffectanalyse, een inventarisatie en BLVC [3] -lijst bomen en een Notitie quickscan natuur.
2.1.
Op 21 december 2022 heeft de groenadviseur van verweerder geadviseerd de aangevraagde vergunning te verlenen. Het project is getoetst aan artikel 2.18 van de Wabo [4] en artikel 5 van de Bomenverordening 2014. Daarbij is een herplantplicht geadviseerd van 125 bomen.
2.2.
Met het primaire besluit van 16 januari 2023 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 85 bomen op het perceel (de kapvergunning). De kapvergunning is verleend voor de activiteit “het vellen van een houtopstand” [5] . Ook is op het perceel een herplantplicht opgelegd van 125 bomen [6] . Deze bomen moeten vóór 1 april 2024 zijn herplant.
2.3.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de kapvergunning. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard en de kapvergunning gehandhaafd. Het bestreden besluit is gebaseerd op een advies van de bezwaarschriftencommissie van 23 mei 2023.

Het juridisch kader

3. Voor de beoordeling van een kapvergunning is de relevante regelgeving weergegeven in de Bomenverordening 2014. In artikel 5, eerste lid, van de Bomenverordening 2014 zijn de - niet dwingend voorgeschreven - weigeringsgronden voor het vellen van een houtopstand opgenomen. Het artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning kan worden geweigerd in verband met:
a. de natuur- en milieuwaarde van de houtopstand;
b. de waarde van de houtopstand voor het stadsschoon of het landschap;
c. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
d. de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid.
3.1.
Uit de toelichting bij artikel 5 van de Bomenverordening 2014 blijkt dat verweerder bij iedere aanvraag tot het vellen van een houtopstand een afweging moet maken van alle betrokken belangen, zowel de belangen die de aanleiding voor de aanvraag vormen als de belangen tot het behoud van de bomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Standpunt verzoekers
4. Verzoekers voeren aan dat het kappen van de bomen zeer prematuur is, nu er diverse bezwaarprocedures aanhangig zijn tegen onder meer de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. Daarom is het onzeker of de bouw van de woningen wel doorgaat. Omdat verweerder – anders dan in het advies van de bezwaarschriftencommissie staat - niet wil toezeggen dat het perceel hoe dan ook wordt gesaneerd, bestaat er een kans dat de bomen worden gekapt terwijl het uiteindelijke doel, het bouwen van woningen, niet kan worden gerealiseerd. Volgens verzoekers is het behoud van de 85 bomen essentieel voor de leefbaarheid en het groene karakter van de omgeving. Vanuit hun woning kijken zij uit op de bomen en ander groen en dat heeft voor hun natuurwaarden. Verweerder heeft met deze belangen onvoldoende rekening gehouden. Verder stellen verzoekers dat verweerder een recenter ecologisch onderzoek dient uit te voeren, omdat de Notitie quickscan natuur die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit van 24 oktober 2019 is. Ook bestaat er volgens verzoekers grote onzekerheid over de herbeplanting. Verzoekers begrijpen niet waarom de kapvergunning niet voorwaardelijk is afgegeven totdat duidelijk is dat ook sanering van de strook op het perceel langs het water zal plaatsvinden en de aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen onherroepelijk is.
Beoordeling voorzieningenrechter
4.1.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de sanering en bouw van de woningen is aanbesteed en dat de financiering daarvoor rond is. Er worden modulaire woningen geplaatst die na vijftien jaar kunnen worden verplaatst. Het streven is om begin augustus 2023 de bomen te kappen waardoor het terrein gereed wordt gemaakt voor de sanering. De sanering wordt direct na de kap uitgevoerd. Er is een recent onderzoek uitgevoerd naar de flora en fauna op het perceel dat is opgenomen in een quickscan van
10 juli 2023. Hieruit blijkt dat de kap doorgang kan vinden. Daags vóór de kap voert een ecoloog (conform dit advies) nog een check uit of daadwerkelijk kan worden gekapt. Vervolgens worden de woningen in september 2023 geassembleerd, begin december 2023 aan Ymere opgeleverd en eind 2023 begin 2024 door Ymere geplaatst op het perceel. Gelet op het voorgaande vindt de voorzieningenrechter dat er geen onzekerheid bestaat over de sanering of de realisatie van de woningen. Verder is op de zitting met partijen besproken dat het door verzoekers ingestelde bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen de sanering, kap en/of bouw van de woningen niet tegenhoudt. Daarvoor is schorsing van de betreffende besluiten door een rechter noodzakelijk. Ook is besproken dat de Crisis- en Herstelwet in deze bomenkapzaak niet van toepassing is.
4.2.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de door verweerder ingeschakelde groenadviseur in zijn advies van 21 december 2022 de weigeringsgronden benoemt van artikel 5, eerste lid, van de Bomenverordening 2014 en concludeert dat bij geen sprake is van bijzondere waarden. Dat betekent dat een bevoegdheid tot weigering bestaat en daarmee een verplichting om een belangenafweging te maken. Die belangenafweging staat in het advies van de bezwaarschriftencommissie. De commissie begrijpt enerzijds dat verzoekers de bomen willen behouden omdat deze zorgen voor een groen uitzicht, van belang zijn voor de leefomgeving en dieren en in algemene zin natuurwaarden hebben. Anderzijds is het belang van vergunninghouder erin gelegen dat de bodem op het perceel in het verleden is vervuild door industrie, moet worden gesaneerd en dat verweerder al langere tijd de wens heeft om de bestemming van het perceel om te zetten van industrie naar wonen. De commissie weegt de belangen af door aan te geven dat de bomen geen bijzondere waarden hebben op grond waarvan de kapvergunning moet worden geweigerd. Ook is aan de vergunning een herplantplicht van 125 bomen verbonden, zodat de groenwaarde op deze locatie zal worden hersteld. Nu zich geen weigeringsgronden voordoen, vindt de commissie het belang van verweerder bij de kap zwaarder wegen dan de belangen van verzoekers bij behoud van de bomen. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder deze belangenafweging in redelijkheid zo heeft kunnen maken. Bovendien is voldoende verzekerd dat er 125 bomen worden herplant vóór 1 april 2024, omdat dit als nader voorschrift aan de kapvergunning is verbonden. Indien dat niet gebeurt, kunnen verzoekers (en anderen) op dit voorschrift een beroep doen door handhaving daarvan te verzoeken.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de omgevingsvergunning kunnen verlenen. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
5.1.
De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door verzoekers betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
8 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.De oorspronkelijke aanvraag zag op het kappen van 86 bomen, maar omdat 1 boom behouden blijft, is het aantal bijgesteld naar 85.
3.Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie.
4.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
5.Als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid, onder g, van de Wabo.
6.“standaard bomen”, met een stamomtrek tussen de 18 en 20 centimeter gemeten op 1 meter hoogte.