ECLI:NL:RBAMS:2023:529

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
13/332655-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en overlevering

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Warschau Regionale Hof op 8 december 2022. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, die momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld tijdens een openbare zitting op 26 januari 2023. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.M. Penn, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de verzochte overlevering. In het EAB wordt melding gemaakt van een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar en 24 dagen resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk ontvoering, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, met betrekking tot de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft vragen geformuleerd die door de officier van justitie aan de Poolse autoriteiten moeten worden voorgelegd. De beslissing om het onderzoek te heropenen en de vordering te schorsen, is genomen om te waarborgen dat de rechten van de opgeëiste persoon worden gerespecteerd en dat er voldoende informatie beschikbaar is om een weloverwogen beslissing te nemen over de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/332655-22
RK nummer: 22/5195
Datum uitspraak: 9 februari 2023
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 december 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 december 2022 door
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis van
  • een arrest van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en 24 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis/arrest.
Het vonnis/arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 16, te weten:
Ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW (heropening)

De rechtbank is na beraadslaging in raadkamer tot de conclusie gekomen dat het onderzoek moet worden heropend om nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW.
Van belang is dat aan het EAB een vonnis in eerste aanleg en een arrest in hoger beroep ten grondslag liggen.
Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de zitting in eerste aanleg die heeft geleid tot het vonnis. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is in zoverre dus niet van toepassing.
Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, kan echter de laatste van die beslissingen – in dit geval het arrest in hoger beroep van 9 juli 2019 – relevant zijn voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW. Dat is het geval als bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1]
De rechtbank kan uit de verstrekte informatie niet opmaken of de zaak in hoger beroep in feite en in rechte ten gronde is behandeld, zoals hiervoor vermeld. In een dergelijk geval toetst de rechtbank doorgaans de procedure in beide instanties aan artikel 12 OLW. Als de rechtbank op basis van de verstrekte informatie kan vaststellen dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW evenmin van toepassing is op de procedure in hoger beroep, dan zou de rechtbank namelijk toch kunnen concluderen dat die weigeringsgrond niet van toepassing is. Dat is echter niet het geval.
De rechtbank gaat ervan uit dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces in hoger beroep, gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon dat het hoger beroep op zijn verzoek door de advocaat is ingesteld. Uit de verstrekte informatie blijkt echter dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de zitting in hoger beroep. Verder blijkt uit de nadere informatie van de Poolse autoriteiten van 11 januari 2023 dat de oproeping voor de zitting in hoger beroep is betekend op het adres ‘ [adres 1] , gemeente [plaats] ’, terwijl de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor op 27 september 2017 een ander adres voor de betekening had doorgegeven aan de autoriteiten, namelijk: ‘ [adres 2] . Hierover wil de rechtbank nadere uitleg hebben. Daarnaast wordt uit de verstrekte informatie niet duidelijk of de advocaat van de opgeëiste persoon aanwezig was op de zitting in hoger beroep en zo ja, of de advocaat door de opgeëiste persoon was gemachtigd namens hem de verdediging te voeren en of de advocaat dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Ook daarover wil de rechtbank nadere informatie ontvangen.
Gelet op het voorgaande verzoekt de rechtbank de officier van justitie de volgende vragen door de uitvaardigende justitiële autoriteit te laten beantwoorden:
  • Is bij het arrest van 9 juli 2019 definitief uitspraak gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en aan hem een straf opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld?
  • Is de oproeping voor de zitting in hoger beroep ook betekend op het adres dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor op 27 september 2017 heeft opgegeven, te weten: ‘ [adres 2] ?
  • Was de advocaat van de opgeëiste persoon op de zitting in hoger beroep op 9 juli 2019 aanwezig? Zo ja, was de advocaat door de opgeëiste persoon gemachtigd namens hem de verdediging te voeren en heeft de advocaat dat laatste ook daadwerkelijk gedaan?

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5. geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEPAALTdat de vordering zo mogelijk opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór 14 maart 2023, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628.