Op 1 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Hof van Beroep van Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, was in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar voor feiten die onder Nederlands recht als poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen en dat de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering beoordeeld en geconcludeerd dat de overlevering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de in België opgelegde straf kan worden overgenomen door Nederland. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland bevolen. Tevens is de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf bevolen.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW, in haar overwegingen betrokken.