ECLI:NL:RBAMS:2023:5260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
13.132823.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot diefstal in vereniging met geweld, met strafvermindering wegens onherstelbaar vormverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal in vereniging en poging tot diefstal in vereniging, beide vergezeld van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 mei 2023 samen met twee anderen een mobiele telefoon en een horloge van een aangever heeft geprobeerd te stelen. Tijdens de aanhouding van de verdachte heeft een verbalisant zijn vuurwapen getrokken en dit op de benen van de verdachte gericht, wat door de rechtbank werd gekwalificeerd als een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het vuurwapen niet gerechtvaardigd was, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte tijdens zijn vlucht over verzetsmiddelen beschikte. Dit vormverzuim leidde tot strafvermindering. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte de diefstal van de telefoon bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot diefstal van het horloge, omdat het geweld niet gericht was op het wegnemen van de telefoon. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het vormverzuim.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.132823.23
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres] (niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen),
thans gedetineerd te: [plaats detentie]

1.Het onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 10 augustus 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.I. L’Ghdas, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. een diefstal in vereniging vergezeld van geweld, waarbij van [aangever] een telefoon (Apple iPhone 11 Pro) is weggenomen;
2. een poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld, waarbij is gepoogd van [aangever] een horloge (merk Tudor) weg te nemen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich aan beide ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende bewijs op basis waarvan de rol van verdachte als (mede)pleger kan worden aangetoond, gelet ook op de verklaring van verdachte dat hij niets met de diefstal te maken heeft en de situatie alleen wilde de-escaleren. Hij is weggerend voor de politie, omdat hij geen legale verblijfstatus heeft. Dat kan dus niet als belastend worden aangemerkt.
Mocht de rechtbank vinden dat het dossier voldoende bewijs bevat om verdachte als (mede)pleger aan te merken, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat ten aanzien van de diefstal van de telefoon (feit 1) niet is gebleken dat het toegepaste geweld zag op het voorbereiden of vergemakkelijken daarvan, waardoor het in dit verband vereiste oogmerk ontbreekt. Verdachte moet dus in ieder geval van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever, [aangever] , wordt op 28 mei 2023 kort na 04:45 uur door drie mannen benaderd. Nadat deze mannen aan aangever vragen of hij weet waar de tram is, loopt een van de mannen het trappetje op waarop aangever zit. Aangever staat op en wordt dan bij zijn linkerarm ter hoogte van zijn elleboog vastgepakt. Nadat aangever zich weet los te rukken en wegrent, krijgt hij een trap van achteren waardoor hij op de grond terecht komt. Eenmaal op de grond voelt aangever dat de drie mannen naar zijn horloge grijpen. Aangever houdt zijn horloge stevig vast en wordt ondertussen door de mannen tegen zijn benen getrapt. Tijdens de worsteling valt de telefoon van aangever uit zijn broekzak. Zodra een fietser ter plaatse komt rennen de drie mannen weg. De telefoon van aangever blijkt dan te zijn verdwenen.
Nadat de drie mannen zijn weggerend komt de politie ter plaatse. Aangever vertelt hen wat er is gebeurd en laat weten dat een van de mannen een opvallend rood trainingspak droeg. De vriendin van aangever, [vriendin van aangever] , traceert de telefoon van aangever via een app op haar iPhone. De laatst bekende locatie van de telefoon van aangever, is de [straat] ter hoogte van perceel [nummer] . Verbalisant [verbalisant] treft drie personen aan die naast elkaar op hun rug in de bosjes liggen. Wanneer verbalisant [verbalisant] de drie personen toeroept dat zij zijn aangehouden, slaan zij op de vlucht. Er volgt een achtervolging. Eén van de personen die in de bosjes lag wordt uiteindelijk aangehouden. Deze persoon draagt een rood traingingspak en blijkt verdachte te zijn.
4.3.2.
Verdachte is medepleger
De rechtbank vindt op basis van de bovenstaande feiten en omstandigheden bewezen dat de drie mannen nauw en bewust hebben samengewerkt bij het wegnemen van de telefoon van aangever (feit 1) en ook in hun poging om het horloge van aangever weg te nemen (feit 2). Verdachte is één van die drie mannen. De afzonderlijke rollen zijn niet precies vast te stellen, maar dat is voor de bewezenverklaring van medeplegen ook niet nodig. Dat verdachte niets met de ten laste gelegde feiten te maken heeft en enkel de situatie wilde de-escaleren, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Deze verklaring wordt weersproken door de verklaring van aangever en ook door de verklaring van getuige [getuige] . Uit beide verklaringen volgt dat aangever door drie mannen te grazen werd genomen. Daarnaast is verdachte samen met de twee medeverdachten gevlucht en later door de politie aangetroffen, terwijl hij naast deze medeverdachten in de bosjes lag. Ook hieruit blijkt het gezamenlijk handelen van de drie mannen. Dat verdachte vluchtte voor de politie omdat hij geen verblijfstatus heeft, vindt de rechtbank in het licht van het voorgaande evenmin geloofwaardig.
4.3.3.
Wel geweld bij poging diefstal horloge, maar niet bij diefstal telefoon
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden vindt de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten met geweld hebben geprobeerd het horloge van aangever weg te nemen (feit 2). Dat het geweld ook was gericht op het wegnemen van de telefoon van aangever (feit 1), kan echter niet worden bewezen. De toepassing van het geweld door de verdachten richtte zich vanaf het begin op het voorbereiden en het vergemakkelijken van het wegnemen van het horloge van aangever. De telefoon van aangever is tijdens de worsteling uit zijn broek gevallen en is daarmee als een bijkomstig gevolg van het toegepaste geweld in het bezit van verdachte en zijn mededaders gekomen. Het oogmerk om geweld toe te passen in relatie tot de diefstal van de telefoon kan niet worden bewezen. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit vonnis, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal van een telefoon in vereniging gepleegd (feit 1) en aan een poging tot diefstal van een horloge in vereniging gepleegd en vergezeld van geweld (feit 2).

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 28 mei 2023 te Amsterdam omstreeks 4:55, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (te weten een Apple iPhone 11 Pro) die aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van feit 2:
op 28 mei 2023 te Amsterdam omstreeks 4:55, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een horloge (te weten van het merk Tudor) dat aan [aangever] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [aangever] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
- die [aangever] met kracht bij de linker arm heeft vastgepakt en
- die [aangever] met kracht tegen de rug heeft getrapt, ten gevolge waarvan die [aangever] ten val kwam en
- (vervolgens) terwijl die [aangever] op de grond lag, met kracht aan het voornoemde horloge aan de arm van die [aangever] heeft getrokken en
- met kracht het horloge van de arm van die [aangever] heeft af/losgetrokken en
- die [aangever] meermaals tegen zijn benen heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie gaat daarbij uit van een eendaadse samenloop.
De officier van justitie is verder van mening dat het gebruik van een vuurwapen door de politie bij de aanhouding van verdachte een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert, maar dat verdachte hiervan geen nadeel heeft ondervonden. Om die reden dient dit volgens haar niet te leiden tot strafvermindering.
8.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank beide ten laste gelegde feiten bewezen verklaren, sprake is van eendaadse samenloop.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Uit het dossier blijkt dat een van de verbalisanten betrokken bij de aanhouding van verdachte zijn vuurwapen uit zijn holster heeft gehaald en daarmee op verdachte heeft gericht. Dit vuurwapengebruik is in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, omdat er geen sprake is van een verdenking van een strafbaar feit dat ernstig genoeg is om het trekken van een vuurwapen te rechtvaardigen. Het nadeel dat verdachte heeft ondervonden bestaat uit een schending van zijn lichamelijke integriteit, te meer nu verdachte recent het slachtoffer is geweest van een schietincident. De raadsman vindt dat er naar aanleiding van het vormverzuim strafvermindering moet volgen.
Bij het bepalen van de straf moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging en aan een poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit als het eigendomsrecht van het slachtoffer, [aangever] . Naast dat dit soort feiten schokkend zijn voor de samenleving in het algemeen , leert de ervaring dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog langdurig nadelige gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. In deze zaak speelt daarbij ook dat het slachtoffer als gevolg van het geweld dat tegen hem is gebruikt zijn pols heeft gebroken. Het slachtoffer zal hierdoor nog vaak ongewild herinnerd zijn aan wat hem op 28 mei 2023 is overkomen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de twee bewezen verklaarde feiten dusdanig samenhangend zijn en zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspeelden, dat er moet worden gesproken van eendaadse samenloop. De diefstal in vereniging van de telefoon (feit 1) maakte onderdeel uit van de poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld (feit 2). De rechtbank neemt daarom dit laatste bewezen verklaarde feit als vertrekpunt voor de op te leggen straf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken (LOVS). De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat aan het dossier is toegevoegd en waaruit blijkt dat verdachte zich eerder aan vermogensdelicten schuldig heeft gemaakt. Het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is, in geval van recidive, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat het slachtoffer een botbreuk aan de beroving heeft overgehouden en dat verdachte de feiten samen met anderen heeft begaan. De rechtbank komt tot een lagere straf dan vermeld in de oriëntatiepunten vanwege het hierna te bespreken vormverzuim.
De rechtbank is met de raadsman en officier van justitie van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Uit het dossier blijkt dat een van de verbalisanten tijdens de achtervolging die uiteindelijk tot de aanhouding van verdachte heeft geleid, zijn vuurwapen heeft getrokken en dit vuurwapen kort op de benen van verdachte heeft gericht. De rechtbank is van oordeel dat het doel dat de verbalisant tijdens het trekken van zijn vuurwapen nastreefde, namelijk het tot stilstand brengen en aanhouden van een verdachte waarvan niet is gebleken dat hij tijdens zijn vlucht over verzetsmiddelen beschikte, het gebruik van een vuurwapen niet rechtvaardigt en dat dit doel op een andere wijze had kunnen worden bereikt. Daarmee heeft de verbalisant artikel 7 van de Politiewet geschonden.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat verdachte nadeel heeft ondervonden als gevolg van het vormverzuim zoals hierboven omschreven. De raadsman heeft op de zitting betoogd dat verdachte recent het slachtoffer is geweest van een schietincident. De rechtbank neemt zonder meer aan dat een dergelijk incident traumatisch is en dat het opnieuw worden geconfronteerd met een vuurwapen onder deze omstandigheden gevoelens van angst en psychisch leed heeft veroorzaakt. Om dit nadeel te compenseren zal de rechtbank overgaan tot strafvermindering.
Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.Beslag

Naar aanleiding van de bewezen verklaarde feiten is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 STK Pet (G6346924)
Dit goed is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane feiten. Nu niet is gebleken aan wie dit goed toebehoort, zal het worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 55, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op, ten aanzien van feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan: 1 STK Pet (G6346924).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en L. Leerkes, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.M. Esschendal en R.R. Eijsten, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2023.
[(...)]