ECLI:NL:RBAMS:2023:5213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/726993 HA ZA 22-1035
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kredietverzekeraar na opschorting uitkering

In deze zaak vorderen Magna Group B.V., Magna Tyres World B.V. en Universal Tyre Trading B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Magna c.s.) betaling van hun kredietverzekeraar Coface. Magna c.s. hebben vorderingen geclaimd bij Coface, omdat hun debiteur TDI onbetaald gelaten facturen heeft. Coface heeft echter de uitkering opgeschort, omdat er volgens haar een geschil bestaat tussen Magna c.s. en TDI over de vorderingen. Magna c.s. zijn van mening dat deze opschorting onterecht is en eisen betaling van Coface. De rechtbank heeft op 9 augustus 2023 geoordeeld dat Coface terecht de uitkering heeft opgeschort. De rechtbank overweegt dat de opschorting gerechtvaardigd was op basis van de brief van de advocaat van TDI, waarin wordt gesproken over een geschil over de hoogte van de vorderingen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een betwiste vordering in de zin van de polisvoorwaarden, en dat Coface niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vorderingen van Magna c.s. worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/726993 / HA ZA 22-1035
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van

1.MAGNA GROUP B.V.,

te Waalwijk,
2.
MAGNA TYRES WORLD B.V.,
te Wa0alwijk,
3.
UNIVERSAL TYRE TRADING B.V.,
te Waalwijk,
eisende partijen,
hierna te noemen: Magna Group, Magna Tyres World en Universal Tyre Trading, en tezamen: Magna c.s.,
advocaat: mr. D.H.J. Rijkers te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
COMPAGNIE FRANCAISE D'ASSURANCE POUR LE COMMERCE EXTÉRIEUR,
te Parijs (Frankrijk),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Coface,
advocaat: mr. M.G. Kos te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 december 2022,
  • akte overlegging producties van 21 december 2022,
  • de conclusie van antwoord,
  • het tussenvonnis van 1 maart 2023,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 juni 2023 en de daarin genoemde stukken,
  • de brief van 10 juli 2023 van Magna c.s. met opmerkingen bij het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Magna c.s. hebben door haar debiteur TDI onbetaald gelaten vorderingen geclaimd bij haar kredietverzekeraar Coface. Coface heeft uitkering opgeschort omdat volgens haar sprake is van een geschil tussen Magna c.s. en TDI over de vorderingen. Magna c.s. stellen dat dat onterecht is en vorderen daarom betaling van de kredietverzekeraar. De rechtbank oordeelt dat Coface mocht opschorten en wijst de vorderingen van Magna c.s. af.

3.De feiten

3.1.
Magna c.s. houden zich bezig met de wereldwijde verkoop van industrie-, OTR- en grondverzetbanden. Coface is een kredietverzekeraar. Magna c.s. zijn sinds 2010 verzekerd bij Coface. Vanaf 1 januari 2019 gold tussen partijen de eenjarige Globalliance polis met daarop van toepassing de Algemene Voorwaarden Globalliance Contract. Vanaf 1 januari 2020 gold daarnaast de tweejarige TradeLiner polis met daarop van toepassing de Algemene Voorwaarden TradeLiner. Magna Group was onder deze polissen verzekeringsnemer en haar dochtermaatschappijen Magna Tyres World en Universal Tyre Trading medeverzekerden.
3.2.
In de Algemene Voorwaarden Globalliance Contract staan onder meer de volgende bepalingen:
“ART 3 UITKERING VAN SCHADE
(…)
3.4.
Betwiste vorderingen
Ingeval de vordering wordt betwist, keren wij de schade uit nadat deze zich heeft voorgedaan, wanneer bij dit geschil voor beide partijen door arbitrage of gerechtelijke uitspraak de rechtsgeldigheid van uw vordering is vastgesteld en de vordering in het land van de debiteur afdwingbaar is verklaard.
(…)
ART 10 DEFINITIES
(…)
GESCHIL
Elk geval van betwisting van de hoogte of de juistheid van uw vordering of de daaraan verbonden rechten voor wat betreft de grondslag of de omvang; dit geldt ook voor wat betreft de grondslag of de omvang voor nog uitstaande verrekeningen van eventuele verplichtingen van uw kant jegens uw debiteur.”
3.3.
In de Algemene Voorwaarden TradeLiner staan onder meer de volgende bepalingen:
“1.2 Uitsluitingen
1.2.1
Uitgesloten Vorderingen
(…)
d) Indien de
Vorderingonderwerp is van een
Betwisting, wordt de dekking opgeschort totdat de
Betwistingis beslecht door een voor beide partijen bindende arbitrage of gerechtelijke uitspraak en de rechtsgeldigheid van de
Vorderingis vastgesteld en de
Vorderingin het land van de
Debiteurafdwingbaar is verklaard.
(…)
DEFINITIES
(…)
Betwisting: elk geval waarbij de hoogte, de juistheid of de rechtsgeldigheid van een
Vorderingof de daaraan verbonden rechten onderwerp is van een geschil; dit geldt ook voor wat betreft de grondslag voor of de omvang van nog uitstaande verrekeningen van eventuele verplichtingen van uw kant jegens de
Debiteur.”
3.4.
Vanaf eind 2018 hebben Magna c.s. banden geleverd aan het in de Verenigde Staten gevestigde Tires Direct Inc (hierna: TDI). Magna c.s. zijn bij Coface verzekerd voor haar vorderingen op TDI voor een maximaal uit te keren bedrag van € 774.000.
3.5.
Vanaf 19 september 2019 heeft TDI 12 facturen van Magna Tyres World en Universal Tyre Trading onbetaald gelaten, met een totale waarde van USD 1.200.690,07.
3.6.
Op 27 mei 2020 heeft Magna een melding achterstallige vorderingen gedaan bij Coface voor een totaalbedrag van USD 1.200.690,07. Het betreft de in 3.5 genoemde facturen van Magna Tyres World en Universal Tyre Trading. Ook in een aantal andere landen hebben Magna c.s. en aan haar gelieerde entiteiten uitkering gevraagd onder daar afgesloten polissen.
3.7.
Op 2 juni 2020 heeft de advocaat van TDI een brief gestuurd naar de CEO en de CFO van “Magna Tyres Group” in Nederland. In de brief staat onder meer:
“Our client promised to provide you with a payment schedule in an attempt to amicably resolve the current disputes between the parties, including debts owed to Magna Tyres Group and its affiliates ("Magna"). This letter contains that payment schedule.
(…)
Before setting forth our client's proposal, to put things into perspective, we think that some background history is in order.
First and foremost, it is important to understand that the arrangement between Magna and TDI was never intended to be just a vendor/vendee relationship. So even though the purchase of tires by TDI from Magna was evidenced by purchase orders and invoices, the course of conduct between the parties indicates that the arrangement was intended to be more of a "joint venture," which also included a multi-year exclusive distributorship to TDI. Magna was seeking an inroad into the U.S. marketplace, after unsuccessfully attempting to do so previously. TDI was a profitable and nationally known wholesale business which offered Magna the opportunity to expand its brand into the U.S. wholesale and eventually retail markets, and to grow the brand to the benefit of both TDI and Magna. Mr. de Ruijter flew to Los Angeles and had discussions with Mr. Singh about leasing warehouse locations in California, Florida and elsewhere in the U.S. in furtherance of the venture. Magna and TDI displayed jointly at the November 2019 SEMA trade show in Las Vegas, and several press releases were issued announcing the relationship. To that end, Magna never insisted on strict payment terms and continued to ship inventory to TDI even when payments fell way behind the stated payment schedule in the purchase orders.
The true nature of the arrangement is further evidenced by the fact that Magna made an offer to purchase TDI's business and then another offer to purchase fifty percent (50%) of TDI's business (although Magna never followed through). Up until then, the relationship was good, but around that same time, in early 2020, things changed. Magna began insisting on more prompt payment, and at least three (3) times unilaterally changed the payment terms, without any discussion with TDI, coercing TDI to accept those new terms by refusing to release shipments from the U.S. port of entry. Magna reneged on its obligation to sublease space in a warehouse which TDI leased in reliance on the sub-tenancy arrangement. Magna never paid any sublease rent, and TDI has had to settle with the landlord by paying a substantial sum to extricate itself from a lease which it does not need. Then, in blatant violation of the parties' exclusive arrangement, Magna began selling tires to TDI's competitors, and in some cases, approached TDI’s retail clients attempting to circumvent TDI and interfere with its economic relationships. Shipments of tires from Magna to TDI eventually ceased. The relationship by then had completely soured, and Magna commenced making demands for immediate full payment, knowing that it was impossible for TDI to comply, especially considering the intervention of the COVID-19 pandemic, which closed down TDI's stores, stopped its revenue stream and made compliance with such demands impossible.
(…)
The fact is that TDI simply does not have the liquidity to repay the full amount owed at this time. (…)
TDI desires to resolve its debt to Magna. The actual amount of the debt still needs to be confirmed by an accounting. There are expected offsets to the debt, such as unpaid sublease rent. This will be worked out in the next few weeks.
Frankly, there are not many options here. Magna can refuse to negotiate in good faith towards a mutually acceptable resolution and, if that is the case, TDI can file for bankruptcy protection. Magna will then stand in line with all the other creditors to divvy up the proceeds of a liquidation. After administrative expenses, Magna will realize pennies on the dollar.
Aside from bankruptcy, there will also be litigation over Magna's breach of the exclusive distribution agreement and the sublease, which will be costly and which will in all likelihood further reduce Magna's claim.
The alternative is to reach agreement on a reasonable payment plan, one under which TDI believes it can effectively pay back Magna's entire debt (after the final amount due has been confirmed), albeit over time.
To that end, TDI would agree to pay the final agreed upon debt in sixty (60) equal monthly installments, commencing thirty (30) days after a settlement agreement is executed.”
3.8.
Op 9 juni 2020 heeft Coface het volgende bericht aan Magna c.s. gestuurd:
“In het bovengenoemde schadedossier berichten wij u als volgt.
Van het incassobureau hebben wij vernomen dat uw vordering door de debiteur wordt betwist.
Wij maken u erop attent dat een recht op uitkering wordt opgeschort tot het moment dat het geschil is beslecht en de rechtsgeldigheid van de vordering is vastgesteld door arbitrage of gerechtelijke uitspraak en de vordering afdwingbaar is verklaard in het land van debiteur. Eventuele kosten ten aanzien van het oplossen van een geschil komen niet voor vergoeding in aanmerking.”
3.9.
Ook in de andere jurisdicties heeft Coface uitkering onder andere polissen opgeschort.
3.10.
Op enig moment na 9 juni 2020 heeft TDI verschillende buitenlandse Magna vennootschappen en Magna Tyres World gedagvaard bij een rechtbank in Californië (Verenigde Staten).
3.11.
Op l februari 2021 heeft TDI bij een rechtbank in Californië een procedure aanhangig gemaakt ten behoeve van een reorganisatie op grond van Chapter 11 van de United States Bankruptcy Code, die daarna is omgezet in een faillissementsprocedure op grond van Chapter 7 van de United States Bankruptcy Code. Magna c.s. hebben hun vorderingen ingediend in het faillissement van TDI. Tijdens de mondelinge behandeling in deze zaak (22 juni 2023) was er nog geen duidelijkheid over de vraag of de vorderingen van Magna c.s. in de faillissementsprocedure worden erkend.

4.Het geschil

4.1.
Magna c.s. vorderen samengevat dat de rechtbank bij uitvoer bij voorraad te verklaren vonnis:
Coface veroordeelt tot betaling aan Magna Group, Magna Tyres World of Universal Tyre Trading van € 774.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 juni 2020;
Coface veroordeelt aan Magna Group te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.075,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
voor recht verklaart dat Coface aansprakelijk is voor alle schade die het gevolg is van de ongegronde opschorting van de uitkering onder de Globalliance polis en de TradeLiner polis, althans de niet-nakoming van haar verplichtingen jegens Magna Group onder deze polissen, en Coface veroordeelt de door Magna Group daardoor geleden schade te vergoeden, meer in het bijzonder
primair€ 154.800,- + P.M. aan betaalde rentebedragen en € 184.913,60 + P.M. aan gemaakte advocaatkosten in de VS en € 95.084,- + P.M. aan intern gemaakte kosten,
subsidiaireen nader door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 9 juni 2020 althans de datum van dagvaarden, en
meer subsidiaireen bedrag als nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet;
Coface veroordeelt in de kosten van deze procedure.
4.2.
Ter onderbouwing van de vordering onder 4.1(i) stellen Magna c.s. primair dat Coface de uitkeringsplicht onder de verzekeringsovereenkomsten moet nakomen en subsidiair dat Coface toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomsten. Coface heeft haar uitkeringsplicht ten onrechte opgeschort. Volgens Magna c.s. moeten de polisvoorwaarden zo worden uitgelegd dat voor opschorting sprake moet zijn van een daadwerkelijk en serieus te nemen geschil. In dit geval was van zo’n geschil geen sprake. Uit de brief van 2 juni 2020 van de advocaat van TDI blijkt juist dat sprake was van betalingsonmacht bij TDI, niet van betalingsonwil. Coface had na kennisneming van die brief onderzoek moeten doen naar de achtergrond van de stellingen van TDI en contact op moeten nemen met Magna c.s. Bovendien is TDI inmiddels failliet en volgt uit de polisvoorwaarden dat Coface in dat geval niet mag opschorten, omdat Coface dat wat is uitgekeerd weer terug kan vorderen van de verzekerde als later blijkt dat de curator de vordering niet erkent. Er bestond op 9 juni 2020 dus geen rechtvaardiging voor opschorting: juist de risico’s van betalingsonmacht en faillissement worden door de kredietverzekering gedekt. Coface mag zich voor de opschorting van 9 juni 2020 niet beroepen op omstandigheden die daarna hebben plaatsgevonden. Coface zou dan immers altijd zekerheidshalve haar verplichtingen kunnen opschorten en latere ontwikkelingen alsnog ter verdediging daarvan kan opvoeren. Bovendien is de relatie met TDI na 9 juni 2020 verslechterd door de houding van Coface. Daardoor hebben Magna c.s. tegen TDI moeten procederen om de vorderingen in rechte te laten vaststellen en zo alsnog uitkering van Coface te krijgen. Voor zover Coface zich wel op omstandigheden van na 9 juni 2020 mag beroepen, hebben Magna c.s. betoogd dat uit het verloop van de gerechtelijke procedure tussen TDI en verschillende Magna vennootschappen in de Verenigde Staten juist blijkt dat geen sprake is van een daadwerkelijk en serieus te nemen geschil. Door uitkering op onredelijke gronden op te schorten hebben Magna c.s. schade geleden, die zij op Coface willen verhalen.
4.3.
Coface betwist dat voor opschorting sprake moet zijn van een daadwerkelijk en serieus te nemen geschil. Zij beroept zich voor de uitleg van de opschortingsbepaling op de uitleg die de rechtbank Amsterdam heeft gegeven in haar vonnis van 20 maart 2013, waarin is geoordeeld dat onder een ‘betwiste vordering’ moet worden verstaan ”iedere niet evident onzinnige of inhoudsloze betwisting van de hoogte of de juistheid van de vordering of de daaraan verbonden rechten voor wat betreft de grondslag of de omvang alsmede de grondslag of de omvang van uitstaande verrekeningen van eventuele verplichtingen van de verzekerde jegens de debiteur”. Coface mocht op grond van de brief van de advocaat van TDI van 2 juni 2020 uitkering opschorten. Uit de brief blijkt dat sprake is van een veelomvattend geschil tussen Magna en TDI. TDI erkent in de brief weliswaar haar schuld aan Magna c.s. te willen voldoen, maar uit de brief blijkt ook dat TDI daarmee onder meer vorderingen uit hoofde van onderhuur van magazijnen op Magna c.s. wilde verrekenen. Het geschil waaraan in de brief wordt gerefereerd heeft ook betrekking op Universal Tyre Trading, omdat deze brief is gericht aan “Magna Tyres Group” (waarmee Magna Group zal worden bedoeld) en in de brief wordt gesproken over “disputes” tussen TDI en “Magna Tyres Group and its affiliates”. Daarmee kan alleen worden gedoeld op Magna Tyres World en Universal Tyre Trading, omdat dat de enige dochtervennootschappen zijn van Magna Group. Coface hoeft geen onderzoek te doen naar de houdbaarheid van de stellingen van TDI. Zij hoeft en kan zich niet verdiepen in de handelsrelatie tussen de verzekerde en haar debiteur. De omstandigheden van na 9 juni 2020 bevestigen dat sprake is van een geschil tussen TDI en Magna c.s. in de zin van de polisvoorwaarden. Coface betwist de gevorderde schadeposten. De vorderingen van Magna c.s. moeten dus worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen is of Coface uitkering onder de verzekeringsovereenkomsten mocht opschorten. Om dat te beoordelen moet eerst worden vastgesteld wat er in de polisvoorwaarden staat over opschorting en hoe die bepalingen moeten worden uitgelegd.
uitleg van de relevante polisvoorwaarden
5.2.
Bij de uitleg van een bepaling in een (verzekerings)overeenkomst is de bewoording van de bepaling van belang, de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bewoording mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf). Het gaat in dit geval om standaard polisvoorwaarden die zijn opgenomen in de algemene voorwaarden van een verzekeringsovereenkomst. Niet gesteld of gebleken is dat door partijen over de tekst van die bepalingen is onderhandeld. In die situatie is de uitleg met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoording van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. [1]
5.3.
Bij het beoordelen van de vordering van Magna c.s. zijn deels de voorwaarden van de Globalliance polis en deels de voorwaarden van de TradeLiner polis van belang. De bepalingen over opschorting in beide polisvoorwaarden – hiervoor geciteerd in 3.2 en 3.3 – zijn woordelijk niet gelijk. De inhoud komt echter op hetzelfde neer, zo vinden ook partijen: Coface mag haar uitkering opschorten als de vordering
wordt betwist. Daarvoor moet sprake zijn van
een geschiltussen de verzekerde en haar debiteur over de hoogte of de juistheid van (een) vordering(en) van verzekerde op haar debiteur of over verrekenbare tegenvorderingen van de debiteur op verzekerde. De vraag is dus: wanneer is sprake van een geschil in de zin van de polisvoorwaarden?
5.4.
Dat het moet gaan om een serieus en daadwerkelijk geschil, zoals Magna c.s. stellen, volgt niet uit de bewoordingen van de bepalingen of de definities. Deze uitleg die Magna c.s. voorstaan zou bovendien betekenen dat Coface de (houdbaarheid van de) stellingen van beide partijen moet onderzoeken en beoordelen. Dit kan niet van haar worden verwacht. Zij heeft immers geen inzicht in de handelsrelatie tussen de verzekerde en haar debiteur. Een redelijke uitleg van de polisvoorwaarden op dit punt brengt wel mee dat Coface niet mag opschorten als het geschil evident onzinnig of inhoudsloos is en dit voor Coface kenbaar is. De gevolgen van opschorting kunnen voor de verzekerde immers groot zijn. Daarmee volgt de rechtbank de uitleg die in het vonnis van deze rechtbank van 20 maart 2013 is gegeven aan eenzelfde soort opschortingsbepaling in een kredietverzekeringsovereenkomst. [2]
een geschil met TDI in de zin van de polisvoorwaarden
5.5.
Anders dan Magna c.s. stellen mocht Coface op basis van de brief van (de advocaat van) TDI van 2 juni 2020 concluderen dat sprake was van een geschil in de zin van de polisvoorwaarden. Daartoe geldt het volgende.
5.6.
De brief is gericht aan “Magna Tyres Group”. Magna c.s. hebben niet bestreden dat daarmee Magna Group bedoeld zal zijn. Blijkens de aanhef van de brief is het doel het treffen van een betalingsregeling om de geschillen tussen partijen in der minne op te lossen, waaronder schulden aan “Magna Tyres Group and its affiliates”. Magna Tyres World en Universal Tyre Trading zijn de enige twee dochtervennootschappen van Magna Group, zodat Coface er vanuit mocht gaan dat TDI in de brief spreekt over geschillen met en schulden aan zowel Magna Group als Magna Tyres World en Universal Tyre Trading. Dat Universal Tyre Trading geen gedaagde is in de door TDI in de Verenigde Staten geëntameerde procedure maakt dit niet anders. Universal Tyre Trading is een dochtervennootschap van Magna Group en Magna Group maakt deel uit van een groep vennootschappen die wereldwijd actief is. Dat een van die vennootschappen niet betrokken is in een procedure maakt, gezien de verwijzing in de brief van 2 juni 2020, niet dat het geschil ten opzichte van deze vennootschap evident onzinnig of inhoudsloos is.
5.7.
In de rest van de brief wordt toegelicht waar het geschil over gaat. TDI schrijft in de brief dat zij haar openstaande schuld aan Magna wil afbetalen, maar dat de hoogte van dat bedrag nog moet worden vastgesteld vanwege onder meer een door Magna onbetaald gelaten vordering uit hoofde van onderhuur. Hieruit mocht Coface opmaken dat niet alleen sprake was van betalingsonmacht van TDI, maar ook van een geschil over (in ieder geval) de hoogte van het door TDI verschuldigde bedrag aan Magna vanwege één of meerdere verrekenbare tegenvordering(en). De brief geeft dus geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het om een evident onzinnig of inhoudsloos geschil gaat.
opschorting proportioneel
5.8.
Magna c.s. hebben verder betoogd dat de opschorting niet proportioneel was, omdat de (vermeende) verrekenbare tegenvorderingen van TDI zeer beperkt zijn in vergelijking met de totale openstaande schuld aan Magna c.s. Magna c.s. hebben niet toegelicht wat de hoogte is van de tegenvorderingen zodat Coface daar ook geen rekening mee heeft kunnen houden. Omdat Magna c.s. hierover ook in de procedure geen nadere informatie hebben gegeven, kan de rechtbank dit verweer evenmin beoordelen.
5.9.
Magna c.s. hebben in dit verband nog gesteld dat Coface nader onderzoek had moeten doen, na ontvangst van de brief van 2 juni 2020, voordat zij opschortte. Deze stelling wordt gepasseerd. Zoals hiervoor overwogen mocht Coface opschorten op basis van genoemde brief. Een nader onderzoek hoefde zij daarvoor niet te doen.
conclusie opschorting5.10. Het voorgaande betekent dat Coface op grond van de brief van (de advocaat van) TDI van 2 juni 2020 op 9 juni 2020 uitkering mocht opschorten. De vraag of Coface de opschorting mede mocht baseren op omstandigheden die zich na 9 juni 2020 hebben voorgedaan, hoeft daarmee niet meer beantwoord te worden.
tekortkoming in de nakoming
5.11.
Magna c.s. hebben verder gesteld dat Coface tekort is geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomsten omdat zij onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de vorderingen van Magna c.s. te incasseren. Voor zover Magna c.s. daarmee bedoelen dat Coface vóór 9 juni 2020 onvoldoende maatregelen heeft genomen om de vorderingen op TDI te incasseren heeft zij daarvoor onvoldoende gesteld. Coface is op 27 mei 2020 door de melding achterstallige betaling op de hoogte geraakt van de openstaande vorderingen van Magna c.s. Hiervoor is vastgesteld dat Coface op basis van de brief van 2 juni 2020 mocht opschorten. Dat heeft zij op 9 juni 2020 gedaan. Uit niets blijkt dat Coface op grond van de polisvoorwaarden verplicht was in deze (korte) periode meer of anders te doen dan zij heeft gedaan ten aanzien van de incasso van de vorderingen op TDI. Na de opschorting van 9 juni 2020 had Coface geen verdere verplichting meer zich in te spannen om de vorderingen op TDI te incasseren.
5.12.
Dat Coface haar zorgplicht heeft geschonden is door Magna c.s. onvoldoende onderbouwd. Er is niet voldoende aangevoerd waar die zorgplicht uit bestaat en op welk punt Coface in die veronderstelde zorgplicht tekort zou zijn geschoten. Voor zover Magna c.s. in dit kader betogen dat Coface eerst contact met Magna c.s. had moeten opnemen om Magna c.s. in de gelegenheid te stellen een toelichting te geven op de brief van 2 juni 2020, voordat ze tot opschorting overging, volgt dit niet uit de polisvoorwaarden. Het staat Magna c.s. vrij na opschorting die toelichting alsnog te geven, zoals zij ook hebben gedaan. Dat dit vervolgens voor Coface geen aanleiding is geweest de opschorting te herzien, maakt niet dat Coface daarmee tekort is geschoten. Bovendien bepalen de polisvoorwaarden dat na opschorting pas dekking wordt verleend als de rechtsgeldigheid van de vordering door arbitrage of gerechtelijke uitspraak is vastgesteld en afdwingbaar is verklaard in het land van de debiteur. Daarvan is deze zaak (nog) geen sprake.
faillissement van TDI
5.13.
De stelling van Magna c.s. dat Coface niet (meer) mag opschorten nu TDI failliet is, volgt evenmin uit de polisvoorwaarden. Zoals hiervoor overwogen, volgt na opschorting pas uitkering als de rechtsgeldigheid van de vordering is vastgesteld en de betreffende uitspraak afdwingbaar is. Dat is (nog) niet het geval. Coface heeft daarnaast bevestigd dat als de betwiste vordering in het faillissement van TDI wordt erkend, zij de claim opnieuw in behandeling neemt. Omdat er op dit moment nog geen duidelijkheid is over de status van de vorderingen van Magna c.s. in het faillissement van TDI, heeft dit faillissement nu geen gevolgen voor de opschorting.
conclusie en proceskosten
5.14.
Uit het voorgaande volgt dat Coface op 9 juni 2020 uitkering mocht opschorten en niet tekort is geschoten in de nakoming onder de verzekeringsovereenkomsten. Alle vorderingen van Magna c.s. worden daarom afgewezen.
5.15.
Omdat Magna c.s. ongelijk krijgen, worden zij in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van Coface als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
8.494,00
(2 punten × € 4.247,00)
Totaal
14.231,00
5.16.
De nakosten worden begroot en toegewezen zoals hierna vermeld onder ‘De beslissing’. De gevorderde wettelijke rente wordt als onweersproken eveneens toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Magna c.s. af,
6.2.
veroordeelt Magna c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Coface tot dit vonnis vastgesteld op € 14.231,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt Magna c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis aan de zijde van Coface ontstane nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en eventueel gemaakte explootkosten van betekening van de uitspraak als Magna c.s. niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis aan het vonnis hebben voldaan, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 6.2 en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, mr. L. Voetelink en mr. J. Huber, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793 (
2.Rechtbank Amsterdam, 20 maart 2013, zaak- en rolnummer C/13/516954/HA ZA 12-591