ECLI:NL:RBAMS:2023:5206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/733241 / HA RK 23-147
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek van NOVAWATT B.V. tegen mr. W.M. de Vries

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door NOVAWATT B.V. tegen mr. W.M. de Vries, de insolventierechter in een lopende zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 2 mei 2023 en betrof de vermeende vooringenomenheid van de rechter. De gemachtigde van NOVAWATT B.V. stelde dat de rechter een mededeling onjuist had weergegeven, wat volgens hen een reden was voor wraking.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat er een vermoeden van onpartijdigheid bestaat, dat alleen kan worden weerlegd door uitzonderlijke omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren.

In dit geval oordeelde de rechtbank dat de argumenten van NOVAWATT B.V. onvoldoende waren om te concluderen dat mr. W.M. de Vries vooringenomen was. De rechtbank merkte op dat de partij die om wraking verzoekt, alle relevante feiten en omstandigheden gelijktijdig moet voorleggen, en dat het niet mogelijk is om tijdens de mondelinge behandeling nieuwe feiten aan te voeren. Aangezien de motivering van het wrakingsverzoek niet voldeed aan de vereisten, werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 2 mei 2023 ingekomen en onder rekestnummer C/13/733241 / HA RK 23-147 ingeschreven verzoek van:
de besloten vennootschap NOVAWATT B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. W.M. de Vries, insolventierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 het proces-verbaal van de behandeling van 2 mei 2023 in het faillissementsrekest in de procedure met rekestnummer C/13/730301 / FT RK 23.152 inhoudende het verzoek tot wraking.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter is bovenvermelde zaak in behandeling tegen verzoekster. De behandeling van de zaak vond plaats op 2 mei 2023.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal heeft de gemachtigde van verzoekster onder meer verklaard:
“Ik vind het raar dat ik nu hoor van mr. Bouter dat hij niet akkoord gaat met aanhouding. Gisteren heb ik nog contact gehad met zijn confrère mr. I.A. van Rooij. Die wilde wel meewerken aan aanhouding mits minstens de helft van de vordering was betaald. Ik hoor u zeggen dat de helft van de vordering niet is betaald. Dat klopt. Ik hoor u zeggen dat u weinig ruimte ziet, nu verzoeker niet wil aanhouden en u van mij geen concrete datum hebt gehoord waarop er wordt betaald. Ik moet de rechtbank dus wraken. Er is wel een concrete datum genoemd. Ik heb gezegd dat de inspecteur van de Belastingdienst, [naam] , heeft toegezegd binnen 14 dagen het geld over te maken naar de Holding. De rechter geeft dus blijk van vooringenomenheid door te zeggen dat ik geen concrete betalingsdatum heb gegeven.”

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat dit vermoeden slechts moet wijken als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In dit geval heeft verzoekster enkel aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter blijk zou hebben gegeven van vooringenomenheid door een mededeling van haar gemachtigde onjuist weer te geven. Een eventuele onjuiste weergave van de mededeling van verzoekster is echter onvoldoende om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. Het verzoek is dus niet toewijsbaar op basis van de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden.
3.4.
De partij die om wraking verzoekt moet alle feiten en omstandigheden die naar haar mening het wrakingsverzoek rechtvaardigen, tegelijk voordragen, zie artikel 37 lid 1 Rv. Dat betekent dat verzoekster niet bij een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog andere feiten of omstandigheden aan het verzoek mag toevoegen. De wrakingskamer moet het dus doen met de motivering die verzoekster bij het verzoek heeft gegeven, en die is onvoldoende. Een mondelinge behandeling is daarom zinloos en kan achterwege blijven. Het verzoek is kennelijk ongegrond.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, M.V. Ulrici en K.A. Brunner, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.