ECLI:NL:RBAMS:2023:5198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/733547 / KG ZA 23-388
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsommen geschil tussen woonbooteigenaren in kort geding

In deze zaak, die op 22 juni 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee partijen die buren zijn en beide woonbooteigenaren. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot dwangsommen die zijn opgelegd in een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam. De partijen hebben elkaar beschuldigd van onrechtmatige gedragingen, waaronder geluidsoverlast en inbreuk op de privacy. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is er verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in het verleden camera's hebben geplaatst om hun woonboot te beveiligen, maar dat dit ook inbreuk maakt op de privacy van de eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers zich niet hebben gehouden aan de eerder opgelegde veroordelingen en dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het pesten van de gedaagden. De rechtbank heeft de eisers verboden om de gedaagden te filmen en heeft een maximum aantal pakketbezorgingen per jaar vastgesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/733547 / KG ZA 23-388 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 22 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie bij dagvaarding van 25 mei 2023,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. N. Bakker te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en (gedaagden 1 en 2 gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud) [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 8 juni 2023 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagden] heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediend schriftelijk verweer en tevens tegenvorderingen ingesteld. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren partijen en hun advocaten aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [gedaagden] is sinds 2010 eigenaar van de woonboot gelegen aan de [adres 1] . [eiser 1] en [eiser 2] zijn sinds 2016 eigenaar van de woonboot gelegen aan de [adres 2] .
2.2.
De woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] ligt - vanaf de kade gezien - achter die van [gedaagden] . Partijen hebben vanaf de kade toegang tot hun woonboten via dezelfde loopbrug en [eiser 1] en [eiser 2] kunnen hun woonboot vervolgens alleen bereiken door over de woonboot van [gedaagden] te lopen.
2.3.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft de advocaat van [gedaagden] [eiser 1] en [eiser 2] - kort gezegd - gesommeerd hun onrechtmatige gedragingen te staken en gestaakt te houden. Volgens die brief bestaan die gedragingen uit stalking, geluidsoverlast, opzettelijk hinderen, opzettelijk openlaten van het hek, inbreuk op de privacy, fysieke intimidatie en het indienen van onterechte handhavingsverzoeken bij de gemeente Amsterdam.
2.4.
Bij e-mail van 9 maart 2021 heeft de raadsman van [eiser 1] en [eiser 2] gereageerd op die brief. Hierin is bestreden dat [eiser 1] en [eiser 2] zich schuldig maken aan onrechtmatig handelen. [gedaagden] is vervolgens erop gewezen dat hij inbreuk maakt op de privacy van [eiser 1] en [eiser 2] door steeds met een handcamera en met twee vaste camera’s (door het woonkamerraam en het dakraam van de woonboot van [gedaagden] ) opnames te maken van [eiser 1] en [eiser 2] en hun woonboot, hetgeen onrechtmatig wordt geacht. [gedaagden] is gesommeerd het filmen per direct te staken en gestaakt te houden.
2.5.
Tussen partijen is eerder een kortgedingprocedure aanhangig geweest. In die procedure heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021 in hoger beroep arrest gewezen (hierna: het arrest). Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:

Beoordeling hof
3.8
Partijen stellen over en weer dat de andere partij onaanvaardbare overlast en (buren)hinder veroorzaakt in een mate die ernstig afbreuk doet aan het eigen woongenot en aan de eigen persoonlijke levenssfeer. Het hof is, met de voorzieningenrechter, van oordeel dat de juridische weg die partijen thans gekozen hebben om een eind te maken aan de door hen gestelde overlast, slechts op beperkte schaal een oplossing kan bieden en dat voorkomen moet worden dat door de rechter opgelegde en met een dwangsom versterkte bevelen en verboden vooral gebruikt worden als middel om de andere partij nog meer dwars te kunnen zitten. Ondanks deze bezwaren is het hof echter van oordeel dat de verhoudingen tussen partijen inmiddels zodanig zijn geëscaleerd dat het treffen van een aantal van de door hen gevorderde voorzieningen noodzakelijk is.
Het maken van beeld- en geluidsopnamen
3.9
Het staat [gedaagden] in beginsel vrij om op, aan of in de eigen woonboot camera’s te plaatsen voor het maken van beeldopnamen al dan niet met geluid, maar uitsluitend indien en voor zover daarmee slechts de eigen woonboot (inclusief loopbrug) in beeld wordt gebracht en de personen die zich op of in die woonboot bevinden.
3.1
Daaraan doet in dit geval niet af dat door [gedaagden] dan ook, tegen hun zin, opnamen van [eiser 2] en [eiser 1] en hun bezoekers gemaakt worden, alleen al omdat zulke opnamen uitsluitend gemaakt mogen worden op het moment dat zij zich bevinden op het erf van [gedaagden] en daarmee ‘binnendringen’ in diens persoonlijke levenssfeer, hetgeen beperkingen stelt aan hun eigen vrijheden.
3.11 (…)
Een verdere rechtvaardiging voor het plaatsen van camera’s door [gedaagden] is dat [eiser 2] en [eiser 1] hun eigen woonboot met enige regelmaat verhuren of in gebruik geven aan derden zoals toeristen, waardoor [gedaagden] zich geconfronteerd ziet met wildvreemden die zijn boot c.q. zijn erf betreden. Uit de beeld- en geluidopnamen die [gedaagden] in het geding heeft gebracht, blijkt bovendien genoegzaam van gedragingen op en rond zijn woonboot door [eiser 2] en [eiser 1] zélf waarmee moedwillige, althans onnodige geluidoverlast wordt veroorzaakt binnen de woning van [gedaagden] . Gelet op dit alles heeft [gedaagden] dan ook een gerechtvaardigd belang om te kunnen zien en, met het oog op bewijslevering in gerechtelijke procedures, in beeld en geluid te mogen vastleggen wie zijn woonboot c.q. zijn ‘erf’ en daarmee zijn persoonlijke levenssfeer binnentreedt en daaraan, door de wijze van gedragen of het maken van geluiden, hinder toebrengt die bij normaal gedrag en in redelijkheid onnodig is en dus onrechtmatig is.
3.12
Het voorgaande betekent dat grief 7 van [gedaagden] in het principaal hoger beroep deels slaagt. Het door [eiser 2] en [eiser 1] gevorderde en door de voorzieningenrechter deels toegewezen verbod aan [gedaagden] tot het maken van beeld- en geluidopnamen zal daarom worden gepreciseerd en beperkt tot het maken van
beeldopnamen van [eiser 2] en [eiser 1] en hun bezoekers wanneer zij zich
nietbevinden op (het dek of de loopbrug van) de woonboot van [gedaagden] . Onder dit verbod valt ook het maken van beeldopnamen van (die gedeelten van) de woonboot van [eiser 2] en [eiser 1] waar zich personen
kunnenbevinden of zichtbaar
kunnenzijn, zoals de stuurhut of het dek of de ramen, omdat zulke opnamen een onaanvaardbare inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [eiser 2] en [eiser 1] . Het verbod geldt niet voor het maken van
geluidopnamen. Niet valt in te zien waarom het [gedaagden] niet vrij zou staan op zijn boot opnamen te maken van geluid dat hij ondervindt van zijn omgeving en dat zijn persoonlijke levenssfeer binnendringt, ook al is dat geluid afkomstig van [eiser 2] en [eiser 1] vanaf hun boot. Wel zal het hof, met het oog op de privacy van [eiser 2] en [eiser 1] en hun bezoekers, [gedaagden] verbieden de door hem gemaakte beeld- en geluidopnamen langer dan vijf dagen te bewaren, uitgezonderd opnamen van incidenten en inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer die [gedaagden] langer mag bewaren en gebruiken voor de bescherming en handhaving van zijn rechten en die van zijn gezinsleden.
Het betreden van de woonboot van [gedaagden] door [eiser 2] en [eiser 1]
3.13
[gedaagden] enerzijds en [eiser 2] en [eiser 1] anderzijds mogen over en weer van elkaar verlangen dat zij bij hun handelen, zowel in woord en gebaar als in daden, zich jegens elkaar gedragen als een ‘goede buur’ en in al hun gedragingen in normale, redelijke mate rekening houden met en respect hebben voor ieders persoonlijke levenssfeer, woongenot en privacy.
3.14
De aldus verlangde zorgvuldigheid geldt in het bijzonder wanneer [eiser 2] en [eiser 1] noodgedwongen om hun eigen woonboot te bereiken - waartegen [gedaagden] op zichzelf terecht geen bezwaar maakt - de loopbrug en woonboot van [gedaagden] betreden en daarmee diens persoonlijke levenssfeer binnendringen. Zij weten bovendien dat die woonboot bijzonder gevoelig is voor geluidoverlast.
3.15
Onder die omstandigheden mag van [eiser 2] en [eiser 1] worden verlangd dat zij op normale, rustige wijze over de loopbrug en het dek van [gedaagden] lopen, fietsen rijdend en niet slepend of stuiterend meenemen, en het stoten tegen, of laten vallen van zaken op, de woonboot van [gedaagden] zo veel mogelijk voorkomen, en hekjes normaal - als een deur - dicht
doenen niet dichtsmijten of laten dichtvallen. Een daartoe strekkend bevel zoals door [gedaagden] in het principaal hoger beroep (na eiswijziging) onder I is gevorderd, is voldoende concreet om te kunnen worden toegewezen. Omdat het aan [gedaagden] niet verboden wordt om beeld- en geluidopnamen te maken van wie zich op (het dek van) zijn woonboot bevinden, kan in voorkomend geval aan de hand van die opnamen met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld - de filmopnamen die [gedaagden] in het geding heeft gebracht tonen dat aan - of [eiser 2] en [eiser 1] zich zichtbaar of hoorbaar (duidelijk) onvoldoende hebben ingespannen om de bedoelde hinder voor [gedaagden] te voorkomen.
Pesten en treiteren in woord engebaar
3.16
Uit het filmmateriaal dat door [gedaagden] in het geding is gebracht, blijkt dat [eiser 2] en [eiser 1] zich meer dan eens in woord en gebaar of met onnodige geluiden hebben opgedrongen aan [gedaagden] en/of diens gezinsleden terwijl deze zich op hun eigen woonboot bevonden, op een wijze die, in de context van hun onderlinge spanningen en de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet anders kan worden begrepen dan als een bewust treiteren en pesten dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagden] en zijn gezin. Zo begrepen en geherformuleerd, is het verbod dat door [gedaagden] in het principaal hoger beroep (na eiswijziging) onder II, eerste gedachtestreepje is gevorderd, voldoende concreet om te kunnen worden toegewezen.
3.17
Wel zal dat verbod door het hof worden beperkt tot gedragingen van [eiser 2] en [eiser 1] die door [gedaagden] kunnen worden ondervonden of ervaren vanaf zijn woonboot, omdat het vooral de eigen woning is die aanspraak kan maken op bijzondere bescherming als het gaat om de persoonlijke levenssfeer.
Het verbod dient bovendien aldus te worden begrepen dat daaronder niet vallen gebaren of grimassen in stilte die [eiser 2] en [eiser 1] maken binnen hun eigen woonboot, omdat een dergelijk verbod betrekking heeft op hoe zij zich dienen te gedragen binnen de eigen woning en daarmee diep zou ingrijpen in hun persoonlijke levenssfeer, zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging bestaat. In voorkomend geval kan [gedaagden] zich immers eenvoudig aan die (stille) gebaren onttrekken door weg te kijken van de woonboot van [eiser 2] en [eiser 1] .
(…)
Geluidwerende voorzieningen aan de boot van [gedaagden]
3.26
Uit het rapport van Geluidsconsult dat in opdracht van [gedaagden] is opgesteld (…) blijkt dat de woonboot van [gedaagden] bijzonder gevoelig is voor geluidsoverlast door contactgeluiden bij het betreden van het dek. In paragraaf 8.1 van dat rapport worden maatregelen voorgesteld om deze geluidhinder te beperken. [eiser 2] en [eiser 1] klagen in grief 4 van hun incidenteel appel dat de rechtbank ten onrechte hun vordering heeft afgewezen dat [gedaagden] die maatregelen ook daadwerkelijk zal treffen.
3.27
Van [eiser 2] en [eiser 1] mag worden verwacht (zie 3.13 tot en met 3.15) dat zij bij het betreden van de woonboot van [gedaagden] in redelijke mate rekening houden met de geluidhinder die [gedaagden] daarvan ondervindt. Méér zorgvuldigheid dan die van een ‘goede buur’ kan rechtens echter niet van [eiser 2] en [eiser 1] worden verlangd. Voor de geluidhinder die [gedaagden] dan nog steeds ondervindt, zijn [eiser 2] en [eiser 1] niet verantwoordelijk en zij kunnen daarop niet door [gedaagden] worden aangesproken. Het is uitsluitend aan [gedaagden] om te beslissen of hij de geluidoverlast die hij bij een dergelijk normaal zorgvuldig gedrag door [eiser 2] en [eiser 1] nog steeds ondervindt, accepteert dan wel dat hij geluidwerende voorzieningen aan zijn boot treft om die geluidsoverlast te verminderen. Bij die stand van zaken hebben [eiser 2] en [eiser 1] niet voldoende eigen belang bij hun vordering dat [gedaagden] de geluidoverlast in zijn woning zal beperken door het daaraan aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen die in het rapport van Geluidsconsult zijn opgenomen. Die vordering is daarom terecht afgewezen (zie artikel 3:303 BW). Dat betekent dat grief 4 in het incidenteel hoger beroep van [eiser 2] en [eiser 1] faalt.
(…)
Beslissing
Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
(…)
5.3
gebiedt [eiser 2] en [eiser 1] om bij het betreden van de loopbrug en woonboot van [gedaagden] de zorgvuldigheid in acht te nemen die een goede buur betaamt om de overlast van [gedaagden] binnen de grenzen van het redelijke te beperken, onder meer maar niet daartoe beperkt inhoudende dat zij op normale, rustige wijze over de loopbrug en het dek van [gedaagden] lopen; fietsen rijdend en niet slepend of stuiterend meenemen; het stoten tegen, of laten vallen van zaken op, de woonboot van [gedaagden] zo veel mogelijk voorkomen; en hekjes normaal - als een deur - dicht
doenen niet dichtsmijten of laten dichtvallen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-;
5.4
verbiedt [eiser 2] en [eiser 1] zich te gedragen op een wijze die door [gedaagden] en/of zijn gezin op zijn woonboot kan worden ondervonden en waaraan hij zich niet kan of gezien zijn recht op privacy niet hoeft te onttrekken, en die in de context van hun onderlinge spanningen en de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet anders kan worden begrepen dan als een bewust treiteren en pesten dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagden] en zijn gezin, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-;
(…)”.
2.6.
Het arrest is op 14 januari 2022 aan [eiser 1] en [eiser 2] betekend.
2.7.
[gedaagden] heeft aan Nederlandse Stichting Geluidshinder (hierna: NSG) opdracht gegeven tot het uitvoeren van een geluidsonderzoek. Ten behoeve van dat onderzoek zijn van 2 november 2022 tot en met 15 december 2022 metingen uitgevoerd in de woonboot van [gedaagden] . Op 1 maart 2023 heeft NSG een rapport uitgebracht.
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 22 maart 2023 heeft [gedaagden] dwangsommen laten aanzeggen aan [eiser 1] en [eiser 2] , omdat zij zich niet aan de veroordelingen in het arrest zouden hebben gehouden. In het exploot heeft [gedaagden] bevel gedaan om binnen twee dagen € 12.600,00 vermeerderd met kosten te betalen, bij gebreke waarvan executiemaatregelen zullen worden getroffen. Uit het exploot volgt dat voor € 10.000,00 aan dwangsommen zijn aangezegd voor overtreding van 5.3 van het arrest en € 2.600,00 aan dwangsommen voor overtreding van 5.4 van het arrest door [eiser 1] en [eiser 2] .
2.9.
[gedaagden] heeft een USB-stick in het geding gebracht waarop films zijn te zien gerubriceerd naar soort overlast. Die zullen hierna in de beoordeling, voor zover daarvoor van belang, worden besproken.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, samengevat:
[gedaagden] te verbieden om executiemaatregelen te treffen, althans voort te zetten aangaande de aangezegde dwangsommen;
de executie van de aangezegde dwangsommen te schorsen tot het moment dat in een bodemprocedure door de rechter is beoordeeld of de dwangsommen zijn verbeurd;
in goede justitie een voorziening te treffen en aan deze voorziening een dwangsom te verbinden;
[gedaagden] te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert, samengevat, [eiser 1] en [eiser 2] :
hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding van de onder r.o. 5.3 en 5.4. van het arrest uitgesproken veroordeling, tot een maximum is bereikt van € 250.000,00;
te verbieden om [gedaagden] te filmen op zijn woonboot en/of de openbare weg, op straffe van een dwangsom;
voorwaardelijk, voor zover de gedragingen van [eiser 1] en [eiser 2] zoals die worden getoond in de als productie 3 getoonde foto’s niet vallen onder het verbod van r.o. 5.4. van het arrest, hoofdelijk te verbieden naar de woonboot van [gedaagden] te staren en om door de ramen van de woonboot van [gedaagden] naar binnen te staren, althans in dat kader in goede justitie een voorziening te treffen, op straffe van een dwangsom;
te verbieden om vanaf hun woonboot [gedaagden] op non-verbale wijze te pesten onder andere door het maken van beledigende gebaren en/of het trekken van gekke bekken/rare gezichten, althans in dat kader in goede justitie een voorziening te treffen, op straffe van een dwangsom;
voorwaardelijk, voor zover de gedragingen van [eiser 1] en [eiser 2] bestaande uit het met een (fiets)lamp schijnen naar de woonboot van [gedaagden] niet valt onder het verbod van r.o. 5.4. van het arrest, hoofdelijk te verbieden met een (fiets)lamp te schijnen naar de woonboot van [gedaagden] , op straffe van een dwangsom;
hoofdelijk te verbieden om meer dan 50 bezorgingen, waarbij de bezorgers over de woonboot van [gedaagden] dienen te gaan om de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] te bereiken, per jaar te laten plaatsvinden, althans in goede justitie een maximum aantal bezorgingen vast te stellen, op straffe van een dwangsom;
te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en die in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Hebben [eiser 1] en [eiser 2] voldaan aan het gebod/verbod in het arrest
5.2.
In een executiegeschil als dit, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een veroordeling niet of niet voldoende zou zijn nageleefd, moeten de handelingen die zijn verricht ter uitvoering van het vonnis worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij gaat het om het doel en de strekking van de veroordeling, waarbij die veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Verder moet worden bedacht dat een dwangsom is bedoeld als een dwangmiddel (prikkel) om uitvoering te geven aan een rechterlijke uitspraak en steeds in die context moet worden bezien.
5.3.
Met inachtneming van deze uitgangspunten moet de vraag worden beantwoord of [eiser 1] en [eiser 2] zich hebben gehouden aan de veroordelingen in 5.3 en 5.4 van het arrest.
5.4.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser 1] en [eiser 2] zich in de periode van 25 november tot en met 9 december 2022 57 keer niet aan de veroordeling in 5.3. van het arrest hebben gehouden. [gedaagden] verwijst hiervoor naar het geluidsrapport van 1 maart 2023 van NSG.
5.5.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen aan het gebod van 5.3 van het arrest te hebben voldaan bij het betreden van de loopbrug en woonboot van [gedaagden] . NSG is volgens hen ten onrechte uitgegaan van grenswaarden voor geluidsniveaus voor woningen. Die normen zijn hier niet van toepassing, omdat het om een woonboot gaat. Bovendien is de woonboot van [gedaagden] heel gevoelig voor geluidsoverlast en is onduidelijk of [gedaagden] de geluidwerende voorzieningen heeft getroffen die staan opgenomen in het rapport van Geluidsconsult.
5.6.
Uit het rapport van NSG volgt dat de toegestane geluidsniveaus, uitgaande van de norm die geldt voor woningen, zeer vaak en ruimschoots zijn overschreden. Echter, [eiser 1] en [eiser 2] wijzen er terecht op dat het maar de vraag is of de norm die geldt voor woningen hier wel van toepassing is. Het gaat hier immers om een woonboot, die bovendien bijzonder gevoelig is voor geluidsoverlast. Verder ziet het gebod in 5.3. van het arrest op het veroorzaken van geluidsoverlast bij het betreden van de loopbrug en de woonboot van [gedaagden] . Uit het rapport van NSG blijkt niet dat dit de geluiden zijn die zijn gemeten of dat ook geluid is gemeten die [eiser 1] en [eiser 2] produceren op het moment dat zij op/in hun eigen woonboot zijn.
5.7.
Bovenstaande betekent dat onvoldoende aannemelijk is dat [eiser 1] en [eiser 2] niet hebben voldaan aan de veroordeling in 5.3 van het arrest; geoordeeld wordt dan ook dat zij ten aanzien van die veroordeling geen dwangsommen hebben verbeurd.
5.8.
In 5.4. van het arrest is aan [eiser 1] en [eiser 2] een verbod opgelegd om, samengevat, zich te gedragen op een wijze die in de context van de onderlinge spanningen tussen partijen niet anders kan worden begrepen dan als een bewust treiteren en pesten.
5.9.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser 1] en [eiser 2] zich dertien keer niet hebben gehouden aan de veroordeling in 5.4 van het arrest. Één keer omdat één van hen mevrouw [gedaagden] uitlacht op het moment dat zij op het dek van haar woonboot gaat zitten en twaalf keer door met de koplamp van hun fiets vanaf de kade opzettelijk in de woonboot van [gedaagden] te schijnen.
5.10.
[gedaagden] heeft een video-opname in het geding gebracht. Daarop is te zien en te horen dat op het moment dat mevrouw [gedaagden] op het dek van haar woonboot gaat zitten, op of vanuit de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] een rare, gemaakte lach is te horen die qua volume steeds verder toeneemt. Op het moment dat mevrouw [gedaagden] het dek verlaat en haar woonboot binnengaat, houdt het lachen direct op.
5.11.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hiervoor geen goede verklaring gegeven. Ter zitting hebben zij desgevraagd meegedeeld niet te weten wie van hen op de video te horen is en dat het ook net zo goed familie of een vriend kan zijn geweest, die een plezierig moment had op hun boot. Deze verklaring is volstrekt ongeloofwaardig. Het is uitgesloten dat [eiser 1] en [eiser 2] niet kunnen horen wie van hen op de video aan het lachen is. Verder is het te toevallig dat het lachen start precies op het moment dat mevrouw [gedaagden] plaatsneemt op het dek van haar woonboot en het lachen stopt op het moment dat zij haar woonboot ingaat. Met dit gedrag hebben [eiser 1] en [eiser 2] zich niet gehouden aan de veroordeling in 5.4 van het arrest en een keer een dwangsom verbeurd.
5.12.
[gedaagden] heeft filmopnames in het geding gebracht waarop is te zien dat ’s avonds de koplamp van de fiets van [eiser 1] en/of [eiser 2] terwijl deze op de kade staat meerdere keren voor kortere dan wel langere duur - een keer zelfs ruim 10 minuten - in de woonboot van [gedaagden] schijnt. Verder is op de filmopnames te zien dat op het moment dat [eiser 1] en/of [eiser 2] hun woonboot verlaten en langs de fiets lopen, de koplamp aanspringt om even later weer uit te gaan. Ook is te zien dat als [eiser 1] en of [eiser 2] de fiets op de kade parkeren de koplamp van de fiets voor kortere of langere duur wordt aangelaten. De fiets wordt op de kade precies zo geplaatst dat de koplamp door een van de ramen naar binnen schijnt in de woonboot van [gedaagden] . Niet in geschil is dat de koplamp van de fiets met een app op een mobiele telefoon kan worden bediend, dus ook vanaf de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] . Ook hiervoor hebben [eiser 1] en [eiser 2] geen goede verklaring gegeven, behalve dan dat [gedaagden] mogelijk heeft geknipt in de beelden. Dat doet aan de gedragingen echter niet af. Met dit gedrag, dat niet anders kan worden opgevat als een bewust treiteren en pesten van [gedaagden] , hebben [eiser 1] en [eiser 2] zich niet gehouden aan de veroordeling in 5.4 van het arrest en twaalf keer een dwangsom verbeurd.
5.13.
Bovenstaande betekent dat de vordering onder 3.1. onder I in zoverre wordt toegewezen dat het [gedaagden] wordt verboden om executiemaatregelen te treffen, althans voort te zetten aangaande de aangezegde dwangsommen voor zover het overtreding door [eiser 1] en [eiser 2] van r.o. 5.3. van het arrest betreft.
5.14.
Een verhoging van de dwangsommen zoals door [gedaagden] gevorderd onder 4.1. onder I is (nog) niet aan de orde. Ten aanzien van de veroordeling in 5.3 van het arrest omdat voorshands niet aannemelijk is dat [eiser 1] en [eiser 2] zich daar niet aan hebben gehouden. Ten aanzien van de vordering onder 5.4 in het arrest wordt ervan uitgegaan dat [eiser 1] en [eiser 2] , nu zij voor € 2.600,00 aan dwangsommen hebben verbeurd, zullen stoppen met het bewust treiteren en pesten van [gedaagden] . Als [eiser 1] en [eiser 2] daar wel mee doorgaan ligt een verhoging van de dwangsom wel in de rede.
Filmen van [gedaagden] op zijn woonboot en/of de openbare weg door [eiser 1] en [eiser 2]
5.15.
[gedaagden] heeft twee filmopnames in het geding gebracht waarop is te zien dat hij door [eiser 1] en/of [eiser 2] wordt gefilmd als hij over straat loopt, één keer terwijl [gedaagden] de hond aan het uitlaten is. Door [gedaagden] bewust te filmen terwijl hij over straat loopt, maken [eiser 1] en [eiser 2] een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagden] en handelen zij onrechtmatig jegens hen. Deze vordering zal daarom toegewezen op straffe van een dwangsom zoals in de beslissing vermeld.
Staarverbod en verbod aan [eiser 1] en [eiser 2] om vanaf hun woonboot [gedaagden] op non-verbale wijze te pesten (zie 4.1. onder 3 en 4)
5.16.
[gedaagden] heeft foto’s in het geding gebracht waaruit zou moeten blijken dat [eiser 1] en/of [eiser 2] vanuit hun woonboot staren en/of gekke bekken trekken naar [gedaagden] .
5.17.
Ten aanzien van deze vorderingen wordt aansluiting gezocht bij hetgeen hierover in het arrest is geoordeeld. Deze verboden hebben betrekking op hoe [eiser 1] en [eiser 2] zich dienen te gedragen binnen de eigen woning en zouden daarmee diep ingrijpen in hun persoonlijke levenssfeer, zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging bestaat. In voorkomend geval kan [gedaagden] zich eenvoudig aan het staren of de non-verbale gebaren onttrekken door weg te kijken van de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] .
5.18.
Dit betekent dat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
Beperking aantal pakketbezorgingen
5.19.
[gedaagden] stelt dat [eiser 1] en [eiser 2] excessief veel gebruik maken van pakketbezorgers die allemaal over de loopbrug en het dek van [gedaagden] lopen om bij [eiser 1] en [eiser 2] pakketjes af te leveren of bij [gedaagden] aankloppen in het geval [eiser 1] en [eiser 2] niet thuis zijn. [gedaagden] stelt in de periode van 18 januari tot en met 17 september 2022 te hebben bijgehouden hoeveel pakketbezorgers er langs zijn geweest en dat dit er 179 waren. Ter onderbouwing van hun stelling heeft [gedaagden] 179 foto’s/screenshots van bezorgers in het geding gebracht.
5.20.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben aangevoerd dat zij regelmatig online wat bestellen, maar niet bijhouden hoe vaak zij dat doen en zij in voormelde periode niet zo vaak wat hebben besteld. Ook nemen zij regelmatig een pakketje aan voor [gedaagden] , aldus [eiser 1] en [eiser 2] .
5.21.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben op zichzelf niet betwist dat zij zeer regelmatig pakketjes bij hen op de woonboot laten bezorgen. Of dat inderdaad 179 keer is geweest, kan in het midden blijven. Om bij de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] te komen, moet de pakketbezorger via het dek van de woonboot van [gedaagden] . Voorstelbaar is dat als dit te vaak gebeurt, [gedaagden] hiervan (ernstige) overlast ondervindt. Verder geldt dat er voor [eiser 1] en [eiser 2] een alternatief bestaat, namelijk de bestelling op een afhaalpunt laten bezorgen. Dat hun levensstijl niet past bij het zelf moeten ophalen van het pakket op het afhaalpunt is geen serieus te nemen argument. In deze omstandigheden wordt aanleiding de vordering van [gedaagden] toe te wijzen, in die zin dat het maximum aantal bezorgingen wordt vastgesteld op 100 per jaar. De daaraan te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
5.22.
Omdat partijen in conventie en in reconventie allebei deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
verbiedt [gedaagden] om executiemaatregelen te treffen, althans voort te zetten aangaande de aangezegde dwangsommen voor zover het overtreding van r.o. 5.3. van het arrest betreft,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
verbiedt [eiser 1] en [eiser 2] om [gedaagden] te filmen op zijn woonboot en/of de openbare weg, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per keer dat zij in strijd handelen met dit verbod, tot een maximum is bereikt van € 10.000,00,
6.6.
verbiedt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk om meer dan 100 bezorgingen, waarbij de bezorgers over de woonboot van [gedaagden] dienen te gaan om de woonboot van [eiser 1] en [eiser 2] te bereiken, per jaar te laten plaatsvinden, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per keer dat zij dit verbod overtreden, tot een maximum is bereikt van € 10.000,00,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG