ECLI:NL:RBAMS:2023:5191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
22/5828
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake de Eenmalige Energietoeslag 2022 en de gevolgen van een digitale blokkade

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2023, in de zaak met nummer AMS 22/5828, wordt het besluit van 10 november 2022 beoordeeld, waarin het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres, een student uit Amsterdam, had geprobeerd de Eenmalige Energietoeslag 2022 digitaal aan te vragen, maar stuitte op een online blokkade bij het invullen van het aanvraagformulier. Na het indienen van een bezwaar tegen deze blokkade, verklaarde verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het geen besluit zou zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdens de zitting erkende verweerder echter dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en dat er alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslist moest worden. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres de gelegenheid krijgt om nadere stukken in te dienen.

Daarnaast werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moest vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 2.092,50. De rechtbank merkte op dat de proceskostenvergoeding ook betrekking had op een andere samenhangende zaak, waarin dezelfde beroepsgrond was aangevoerd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. B.C. Langendoen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5828

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigden: mr. J.C. Kotteman, mr. R.S. Bosch en mr. D. Swildens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. R. Nomden en mr. D. Ahmed).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit van 10 november 2022 (het bestreden besluit), waarin het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Op 4 april 2023 heeft een regiezitting bij de rechtbank plaatsgevonden. Op 25 mei 2023 heeft de rechtbank deze zaak met 68 andere energietoeslagzaken op zitting behandeld. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens verweerder waren tevens aanwezig de heer [naam 1] en de heer [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiseres is student en heeft geprobeerd de Eenmalige Energietoeslag 2022 digitaal aan te vragen. Zij stuitte daarbij op een online blokkade bij het invullen van het geautomatiseerde aanvraagformulier. Bij een bevestigend antwoord op de vraag “bent u student?” kreeg eiseres bericht dat het niet mogelijk was de aanvraag verder in te vullen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit bericht.
2.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Alleen tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan bezwaar gemaakt worden. Tegen een blokkade in een digitale aanvraagprocedure kan geen bezwaar gemaakt worden, want dat staat niet gelijk met een besluit.
2.3.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat het bezwaarschrift van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en dat alsnog inhoudelijk beslist moet worden. De rechtbank is het hiermee eens.
4. Gelet hierop is het beroep van eiseres gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb, op te dragen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen. Daarbij dient eiseres in de gelegenheid te worden gesteld om nadere stukken in te dienen.
5. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
6. Verder krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.092,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het bijwonen van de regiezitting en 1 punt voor het bijwonen van de inhoudelijke zitting, met een waarde per punt van € 837,-). Alhoewel deze zaak samen met andere zaken op de zittingen van 4 april en 25 mei 2023 is behandeld, is er ten opzichte van die zaken, gelet op de beroepsgronden, geen sprake van samenhang, waardoor een afzonderlijke proceskostenvergoeding voor het verschijnen ter zitting op zijn plaats is.
7. De rechtbank merkt overigens op dat de proceskostenvergoeding in deze zaak ook ziet op de zaak met nummer AMS 23/1605 ( [naam 3] ), in welke zaak de rechtbank gelijktijdig uitspraak doet. In deze beide zaken heeft de gemachtigde van eiseres een gelijkluidend beroepschrift ingediend en dezelfde beroepsgrond aangevoerd, zodat de zaken naar het oordeel van de rechtbank samenhangend zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 november 2022;
- draagt verweerder op om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- (zegge: vijftig euro) aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.092,50,- (zegge: tweeduizend tweeënnegentig euro en vijftig cent) aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, voorzitter, en mr. M.F. Ferdinandusse en mr. S.D. Arnold, leden, in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.