Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1974, die wordt verdacht van diefstal met geweld en poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen gevolgd, waarbij de opgeëiste persoon steeds werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen.
De rechtbank heeft beoordeeld of de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij niet zijn recht van verblijf zal verliezen als gevolg van de opgelegde straf in Polen. Hierdoor kan de overlevering worden geweigerd en kan de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf in Nederland plaatsvinden.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De opgeëiste persoon zal in afwachting van de tenuitvoerlegging van de straf in voorlopige hechtenis worden gehouden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.