Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een EAB dat op 20 juni 2016 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd en dat strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1979 in Polen. De behandeling van het EAB vond eerder plaats op 27 juni 2017, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Tijdens de zitting op 19 juli 2023 werd de zaak voortgezet in gewijzigde samenstelling, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet aanwezig. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De officier van justitie stelde dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.