ECLI:NL:RBAMS:2023:5158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
13/028531-23 (was: 13/751532-16)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een EAB dat op 20 juni 2016 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd en dat strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1979 in Polen. De behandeling van het EAB vond eerder plaats op 27 juni 2017, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Tijdens de zitting op 19 juli 2023 werd de zaak voortgezet in gewijzigde samenstelling, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet aanwezig. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De officier van justitie stelde dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer 13/028531-23 (was: 13/751532-16)
Datum uitspraak: 19 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 oktober 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 juni 2016 door
the Regional Court in Gliwice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979
laatst bekende verblijfadres: [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 27 juni 2017
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 juni 2017, in aanwezigheid van mr. J.J.M. Asbroek, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat te Alkmaar en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de beantwoording van de prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Popławski af te wachten. De officier van justitie kan in de tussentijd de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de vraag voorleggen of ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij zijn verblijfsrecht in Nederland zal verliezen ten gevolge van de opgelegde Poolse straf.
Zitting 19 juli 2023
De behandeling van het EAB is, met instemming van de officier van justitie, in gewijzigde samenstelling voortgezet in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven zijn niet ter zitting verschenen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [1] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent
echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB nu de Poolse autoriteiten het EAB hebben ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARThet Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB
.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22 OLW.