ECLI:NL:RBAMS:2023:5155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
13/028587-23 (was 13/751167-15)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met gelijktijdige tenuitvoerlegging van de straf in Nederland

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court in Tarnobrzeg, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft, wat hem gelijkstelt aan een Nederlander in de zin van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om te beslissen.

De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing verklaard, omdat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland heeft. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/028587-23 (was parketnummer: 13/751167-15)
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 20 februari 2015 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 juni 2014 door
The Circuit Court in Tarnobrzeg, the Second Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 3 april 2015
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. A. Oswald,
officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn
raadsvrouw, mr. N. Swart, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde de ontwikkelingen en beslissing in de zaak Poplawski, waarin dezelfde rechtsvragen aan de orde zijn, af te wachten en bij de uitkomst in die zaak aan te sluiten voor wat betreft de afdoening van de onderhavige zaak.
Zitting 19 juli 2023
De behandeling van het EAB is met instemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie hervat in de stand aarin het zich ten tijde van de schorsing bevond in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de
rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een samengevoegd vonnis van de
District Court in Tarnobrzeg(Polen)
d.d. 15 oktober 2009 (File no. II K 142/09) waarbij de straffen zijn samengevoegd die bij de volgende vonnissen zijn opgelegd:
1. het vonnis van de
District Court in Tarnobrzeg(Polen) d.d. 19 november 2008
(II K 195/08);
2. het vonnis van de
District Court in Tarnobrzeg(Polen) d.d. 30 juni 2009
(II K 52/09).
Het EAB en de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 12 juni 2023 vermelden dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot bovengenoemde beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de tenuitvoerlegging voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 8 maanden en 24 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het samengevoegde vonnis.
Dit vonnissen betreffen de feiten zoals deze zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om diediefstal gemakkelijk te maken
-
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
-
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter/ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. Immers uit het dossier blijkt dat de opgeëiste persoon vanaf 22 januari 2015 voortdurend ingeschreven heeft gestaan in het BRP- register en uit de overgelegde inkomens gegevens van de afgelopen 5 jaar blijkt dat hij ruimschoots voldoet aan 50% van de bijstandsnorm.
Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 31 maart 2015 volgt dat de opgeëiste persoon als gevolg van zijn veroordeling in Polen zijn verblijfsrecht in Nederland niet zal verliezen. Bij e-mail van 13 juli 2023 heeft de IND laten weten dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de brief van 31 maart 2015.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4. weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar zijn aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraffen overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Uit het voorgaande volgt verder dat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland heeft, zodat sprake is van een rechtmatig belang dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland rechtvaardigt.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond.
Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 285a en 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Circuit Court in Tarnobrzeg, the Second Criminal Division(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.