ECLI:NL:RBAMS:2023:5117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
13/002547-23, EAB 2
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van een Poolse verdachte

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer en betreft een verzoek tot overlevering dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kielce, Polen, op 8 september 2022. De verdachte, geboren in Polen en momenteel gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van strafbare feiten die naar Pools recht zijn omschreven in het EAB.

De behandeling van de vordering vond plaats op 31 januari 2023, waarbij de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind aanwezig was, en de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman mr. T. van Riel. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor aanvullende informatie en de behandeling hervat op 2 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de verdachte niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat niet aan de vereisten is voldaan. De rechtbank staat de overlevering toe, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/002547-23, EAB2
RK nummer: 23/18
Datum uitspraak: 16 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 september 2022 door
the Regional Court in Kielce(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. T. van Riel, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van aanvullende informatie in een gelijktijdig behandeld EAB.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De behandeling van het EAB is - met instemming van partijen gelet op de gewijzigde samenstelling van de rechtbank - hervat op de zitting van 2 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrant of the Local Court in Kielcevan10 augustus 2021.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd, nu de pleegplaats en mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon onvoldoende omschreven zijn in het EAB.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten genoegzaam omschreven zijn in het EAB en de aanvullende informatie en dat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen. De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht meermalen met valse documenten leningen te hebben afgesloten voor anderen. Uit de aanvullende informatie van 24 januari 2023 blijkt dat de pleegplaats waarschijnlijk Świętokrzyskie is. Bovendien is sprake van een strafrechtelijk onderzoek dat kennelijk nog niet is afgerond. De omschrijving voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar is zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

5.Gelijkstelling

De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering in de uitvoerende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten genoemd in het EAB;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel.
De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander. De opgeëiste persoon woont en werkt sinds 2017 in Nederland. Ze is verzekerd en betaalde belasting, maar staat niet ingeschreven.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De raadsman heeft geen althans onvoldoende stukken overgelegd ter beoordeling en heeft zodoende niet aangetoond dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. De opgeëiste persoon komt dus niet in aanmerking voor gelijkstelling met een Nederlander.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Regional Court in Kielce(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.