ECLI:NL:RBAMS:2023:5116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
13/276348-22, EAB 1
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaken in Polen

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De rechtbank behandelde de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak in twee zittingen behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor een aantal vonnissen kan worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen en geen advocaat had gemachtigd voor de vonnissen 2, 3 en 4. De officier van justitie betoogde dat de overlevering voor alle vonnissen kon worden toegestaan, maar de rechtbank oordeelde dat voor de vonnissen 2, 3 en 4 de overlevering moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen en er geen garanties waren dat haar verdedigingsrechten waren gewaarborgd.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering voor het vonnis 1 van 9 juni 2016, met kenmerk IIK 638/16, kon worden toegestaan, omdat aan de eisen van de OLW was voldaan. Voor de overige vonnissen werd de overlevering geweigerd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/276348-22, EAB1
RK nummer: 22/5144
Datum uitspraak: 16 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 december 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2022 door
the Regional Court in [geboorteplaats](Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. T. van Riel, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van aanvullende informatie.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De behandeling van het EAB is - met instemming van partijen gelet op de gewijzigde samenstelling van de rechtbank - hervat op de zitting van 2 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgementof:
1/
the local court in Kielcevan 9 juni 2016, met kenmerk IIK 638/16;
2/
the local court in Kielcevan 20 mei 2019, met kenmerk II K 1143/16;
3/
the regional court in Kielcevan 6 maart 2017, met kenmerk III K 30/16;
4/
the local court in Busko-Zdrójvan 2 maart 2018, met kenmerk IIK 187/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
1/ 8 maanden;
2/ 10 maanden;
3/ 1 jaar en 10 maanden, van deze straf resteren volgens het EAB nog 9 maanden en 11 dagen;
4/ 1 jaar en 2 maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
Voor de vonnissen 1, 2 en 4 moet de overlevering worden geweigerd. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de zittingen en heeft geen advocaat gemachtigd. Er is niet aan de vereisten van artikel 12 OLW voldaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering voor alle vonnissen kan worden toegestaan. Bij het proces dat tot vonnis 1 heeft geleid was de opgeëiste persoon in persoon aanwezig en is daarbij geïnformeerd over de mogelijkheden tot het hoger beroep. Voor de vonnissen 2, 3 en 4 geldt dat de weigeringsgrond van toepassing is, maar dat hiervan kan worden afgezien. De opgeëiste persoon heeft in alle gevallen de adresinstructie gehad en heeft stilzwijgend afstand van haar verdedigingsrechten gedaan door geen adreswijziging door te geven.
Oordeel van de rechtbank
Vonnis 1 vanthe Local Court in Kielcevan 9 juni 2016, met kenmerk IIK 638/16:
Uit de aanvullende informatie van 23 januari 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon de oproeping in persoon heeft ontvangen. De situatie als bedoeld in artikel 12 sub a OLW is aan de orde. De weigeringsgrond is voor dit vonnis niet van toepassing.
De vonnissen 2, 3 en 4
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de vonnissen 2, 3 en 4 vonnis/arrest is gewezen terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de processen die tot die beslissingen hebben geleid, en die beslissingen - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan voor deze vonnissen de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren voor vonnis 2 van
the Local Court in Kielcevan 20 mei 2019, met kenmerk II K 1143/16, vonnis 3 van
the Regional Court in Kielcevan 6 maart 2017, met kenmerk III K 30/16 en vonnis 4 van
the Local Court in Busko-Zdrójvan 2 maart 2018, met kenmerk IIK 187/16. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Vonnis 2 vanthe Local Court in Kielcevan 20 mei 2019, met kenmerk II K 1143/16 en daaropvolgend arrest vanThe Regional Court in Kielcevan 18 december 2019 met kenmerk IX Ka 1572/19:
De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest op de zitting en niet is gebleken dat zij in persoon is opgeroepen. Een advocaat is namens haar aanwezig geweest, maar uit de aanvullende informatie blijkt niet dat deze advocaat door de opgeëiste persoon gemachtigd is. Uit de aanvullende informatie van 23 januari 2023 blijkt dat geen verdere aanvullende informatie gegeven kan worden. Op vragen van het OM is vanuit de uitvaardigende justitiële autoriteit geen duidelijk antwoord gekomen. Gelet op het ontbreken van nadere informatie, kan de rechtbank niet beoordelen in hoeverre de opgeëiste persoon (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van haar verdedigingsrechten. Nu de beslistermijn geen ruimte meer biedt om hierover nadere vragen te stellen, zal de rechtbank daarom niet afzien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.
Vonnis 3 vanthe Regional Court in Kielcevan 6 maart 2017, met kenmerk III K 30/16 en daaropvolgend arrest vanThe Regional Court in Kielcevan 3 oktober 2018 met kenmerk II AKa 209/17:
De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zitting in hoger beroep. Uit het EAB noch de aanvullende informatie blijkt door wie hoger beroep is ingesteld. Uit de aanvullende informatie is niet gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen of een advocaat had gemachtigd om namens haar de verdediging te voeren. Evenmin is gebleken dat de opgeëiste persoon geïnstrueerd is om haar adreswijzigingen door te geven en dat zij hierbij op de hoogte is gesteld van de gevolgen van het niet doorgeven van adreswijzigingen. Er kan daarom niet worden gesteld dat de opgeëiste persoon (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van haar verdedigingsrechten.
Vonnis 4 vanthe Local Court in Busko-Zdrójvan 2 maart 2018, met kenmerk IIK 187/16 en daaropvolgend arrest vanThe Regional Court in Kielcevan 18 december 2019 met kenmerk III Kop 124/21:
De rechtbank beoordeelt het arrest, omdat in hoger beroep blijkens de aanvullende informatie van 7 februari 2023 opnieuw over schuld en strafoplegging is geoordeeld. Uit de aanvullende informatie blijkt dat hoger beroep is ingesteld door de advocaat van de opgeëiste persoon, maar niet is gebleken, noch kan op basis van de voorhanden zijnde informatie worden aangenomen, dat deze advocaat door de opgeëiste persoon daartoe gemachtigd is noch dat zij in persoon was opgeroepen. Uit de aanvullende informatie van 1 februari 2023 blijkt slechts dat de advocaat door de
Local Court in Kielceis aangewezen om de opgeëiste persoon te verdedigen. Ook is niet gebleken dat de adresinstructie die in eerste aanleg werd gegeven, bij het verhoor door de politie, zich ook uitstrekt over een mogelijk hoger beroep.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten waarop vonnis 1 ziet niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
feit 1: opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst;
feit 2: oplichting;

5.Gelijkstelling

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander. De opgeëiste persoon woont en werkt sinds 2017 in Nederland. Ze is verzekerd en betaalde belasting, maar staat niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De raadsman heeft geen, althans onvoldoende stukken overgelegd ter onderbouwing van dit verweer en heeft zodoende niet aangetoond dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. De opgeëiste persoon komt dus niet in aanmerking voor gelijkstelling met een Nederlander.

6.Slotsom

Nu ten aanzien van vonnis 1 van
the Local Court in Kielcevan 9 juni 2016, met kenmerk IIK 638/16, waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Kielce(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd bij vonnis 1 van
the Local Court in Kielcevan 9 juni 2016, met kenmerk IIK 638/16.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de vrijheidsstraffen die zijn opgelegd bij vonnis 2 van
the Local Court in Kielcevan 20 mei 2019, met kenmerk II K 1143/16 en vonnis 3 van
the Regional Court in Kielcevan 6 maart 2017, met kenmerk III K 30/16 en vonnis 4 van
the Local Court in Busko-Zdrójvan 2 maart 2018, met kenmerk IIK 187/16.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.