Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2023 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
10 augustus 2023.
Rechtbank Amsterdam
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De aanvraag was afgewezen met het besluit van 13 juli 2023, waarna verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening indiende. Tijdens de zitting op 9 augustus 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Verzoeker had eerder gewerkt bij een ex-werkgever en stelde dat zijn ontslag op 14 februari 2023 niet rechtsgeldig was. Hij had een WW-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zijn dienstverband was beëindigd voor de opzegtermijn. Verzoeker verzocht om een voorschot van € 1.000,- netto per maand, vanaf 1 april 2023, omdat hij meende recht te hebben op een WW-uitkering per die datum.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Bij financiële geschillen is er doorgaans geen spoedeisend belang, tenzij er sprake is van een onomkeerbare situatie of acute financiële nood. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat hij in zijn dagelijkse levensbehoeften niet kon voorzien. Bovendien had hij geen nieuwe stukken overgelegd ten opzichte van een eerder verzoek om voorlopige voorziening, dat op 6 juli 2023 was afgewezen om dezelfde redenen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af.