In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage van 54,72% beoordeeld. Eiser, een voormalig internationaal vrachtwagenchauffeur, had zich op 12 januari 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na verschillende herbeoordelingen, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid aanvankelijk werd vastgesteld op 58,36%, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) zijn percentage gewijzigd naar 54,72% op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiser betwistte deze wijziging en stelde dat de medische beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische beoordeling. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen die voortvloeien uit de Duitse rapportage, waarin staat dat eiser niet kan omgaan met stress, mensen en tijddruk. De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de vereisten voldoen, omdat ze niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen en tegenstrijdigheden bevatten. Eiser krijgt gelijk, en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, waarbij verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in zaken van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor verzekeringsartsen om adequaat te reageren op medische rapportages.