ECLI:NL:RBAMS:2023:5109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
10523050 EA VERZ 23-520
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap VCTS B.V. en de werknemer [verweerster]. De werknemer heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door haar zakelijke laptop en werktelefoon aan een derde te geven, waardoor deze toegang kreeg tot het bedrijfssysteem van de werkgever. Dit gedrag werd als ernstig verwijtbaar beschouwd, wat leidde tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding.

De procedure begon met een verzoek van de werkgever, VCTS B.V., dat op 25 mei 2023 werd ingediend. De werknemer heeft verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend voor toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding, maar dit werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer haar geheimhoudingsverplichting had geschonden en dat er geen reden was om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft de werknemer ook veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

De uitspraak benadrukt het belang van geheimhouding in de arbeidsovereenkomst en de gevolgen van ernstig verwijtbaar handelen van een werknemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet voldoende onderbouwd heeft dat zij onder druk is gezet bij het afleggen van haar verklaringen, en dat haar verklaringen over het uitlenen van haar apparatuur aan een derde niet geloofwaardig waren. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is met terugwerkende kracht per 4 augustus 2023 vastgesteld, en de werknemer is verantwoordelijk voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10523050 EA VERZ 23-520
beschikking van: 4 augustus 2023
func.: 57146

beschikking van de kantonrechter

In de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VCTS B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Van Caem
gemachtigden: mr. E.L. Steenis en mr. M. Kik
tegen

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Van Caem heeft op 25 mei 2023 een verzoek ingediend met producties dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
Van Caem heeft voorafgaand aan de zitting nadere producties in het geding gebracht.
Het verzoek is mondeling behandeld op 28 juli 2023. Van Caem is verschenen bij
[naam 1] (Head Legal Counsel) en [naam 2] (manager), bijgestaan door de gemachtigden. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1994, is sinds 1 februari 2021 in dienst van Van Caem, dat deel uitmaakt van Van Caem Klerks Group (Van Caem Groep), in de functie van Back Office Employee. Per 5 september 2022 is [verweerster] werkzaam in de functie van junior Trader. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uren bedraagt € 3.000,00 per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.2.
In september 2022 heeft [verweerster] voor haar promotie van Back Office Employee naar (junior) Trader een addendum ondertekend. Op 16 december 2022 heeft [verweerster] een nieuwe arbeidsovereenkomst ondertekend met daarin opgenomen een geheimhoudingsbeding en een boetebeding.
1.3.
[verweerster] is als junior Trader uitsluitend betrokken bij de verkoop van (sterke) drank, champagne en wijn aan bestaande en nieuwe klanten van Van Caem in landen op het continent Afrika.
1.4.
Op 14 november 2022 werd [naam 3] (Director Liquor) door een leverancier van de Van Caem Groep, te weten Suilven Limited, geconfronteerd met een schermafdruk met daarop zichtbaar vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Van Caem.
1.5.
Naar aanleiding van een datum en tijdstip (zaterdag 22 oktober 2022 om 00:11:32 uur) en het product (Johnny Walker Red Label met item nummer 14796), zichtbaar op de schermafdruk, heeft Van Caem een intern onderzoek ingesteld op hun ICT-systemen. Uit een analyse van de logbestanden van het ‘2FA’-authenticatie systeem en het QlikView-systeem volgt volgens dat alleen via het gebruikersaccount van [verweerster] op het QlikView-systeem was ingelogd in het weekend van 22 en 23 oktober 2022 en werd gezocht naar het artikelnummer ‘14796’. Op 22 oktober 2022 was het account van [verweerster] 7 uur en op 23 oktober 2022 4 uur actief.
1.6.
Op 8 maart 2023 heeft Van Caem Hoffmann Bedrijfsrecherche (Hoffmann) opdracht gegeven om een onderzoek naar [verweerster] in te stellen. In het kader van dat onderzoek hebben drie gesprekken plaatsgevonden tussen onderzoekers van Hoffmann en [verweerster] . Daarvan zijn door Hoffmann gespreksverslagen opgemaakt, die door [verweerster] voor akkoord zijn getekend.
1.7.
Op 23 maart 2023 hebben twee gesprekken plaatsgevonden met [verweerster] . In het eerste gesprek heeft [verweerster] aanvankelijk ontkend iets met de zoekopdrachten in het weekend van 22 en 23 oktober 2022 te maken te hebben en wees zij op de mogelijkheid dat haar werklaptop en werktelefoon mogelijk zouden zijn gehackt. Vervolgens is zij daarop teruggekomen. [verweerster] vertelde dat zij haar werklaptop en werktelefoon (meermaals) had uitgeleend aan een voormalig medewerker van Van Caem, op zijn verzoek. Tijdens het tweede gesprek, waarbij de leidinggevende van [verweerster] ( [naam 2] ) ook aanwezig was, heeft [verweerster] de naam genoemd van de betreffende voormalig medewerker, dit is de heer [naam 4] .
1.8.
Bij e-mail van 27 maart 2023 aan Van Caem komt [verweerster] terug op haar verklaringen.
1.9.
Met een brief van 29 maart 2023 heeft Van Caem [verweerster] geïnformeerd over het onderzoek van Hoffmann en medegedeeld dat zij gedurende het verdere onderzoek op non actief wordt gesteld onder doorbetaling van haar salaris. Daarbij heeft Van Caem [verweerster] naar aanleiding van de e-mail van 27 maart 2023, uitgenodigd voor een derde gesprek met Hoffmann.
1.10.
Op 4 april 2023 heeft het derde gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek heeft [verweerster] ontkend dat zij haar zakelijke laptop en werktelefoon heeft uitgeleend en verklaarde dat zij haar eerdere verklaringen voor een groot deel intrekt. Zij verklaarde verder dat zij de naam van de voormalig medewerker slechts als ‘fake lead’ zou hebben genoemd.
1.11.
Hoffmann heeft op 16 mei 2023 gerapporteerd en komt tot de conclusie dat uit het digitaal onderzoek bekend werd dat de zakelijke laptop in gebruik zijnde bij [verweerster] op zaterdag 22 oktober 2022 een draadloze netwerkverbinding maakte met het publieke WiFi-netwerk van de Centrale Bibliotheek van Den Haag. Tevens werd op zondag 23 oktober 2022 met de zakelijke laptop een draadloze verbinding gemaakt met een netwerkprofiel, waarvan de laatst bekende locatie is gesitueerd in Den Haag. Verder werden uit het digitale onderzoek geen bevindingen bekend die erop duiden dat enige hackpoging plaatsvond op de zakelijke laptop en werktelefoon van [verweerster] .

Verzoek

2. Van Caem verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden. Omdat volgens Van Caem sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , verzoekt Van Caem de arbeidsovereenkomst primair dadelijk te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 9, onderdeel b, BW. Daarnaast verzoekt Van Caem om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een contractuele boete van € 146.000,00 wegens overtreding van het overeengekomen geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met € 500,00 voor elke dag [verweerster] in verzuim blijft met nakoming van haar verplichtingen. Verder verzoekt Van Caem [verweerster] te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Aan dit verzoek legt Van Caem ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens Van Caem is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] (de e-grond), een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond), dan wel een cumulatie van voorgaande gronden (de i-grond). Ter onderbouwing daarvan stelt Van Caem - kort gezegd - dat [verweerster] haar verplichting tot geheimhouding voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst ernstig heeft veronachtzaamd, nu zij een ongeautoriseerde derde toegang heeft verschaft tot haar zakelijke laptop en werktelefoon. Daarbij komt dat [verweerster] door Van Caem herhaaldelijk in staat is gesteld om volledige openheid van zaken te geven, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Verweer

4. [verweerster] voert als verweer dat - samengevat - geen sprake is van verwijtbaar handelen van haar kant. [verweerster] voert aan dat zij het geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden. Zij heeft haar zakelijke laptop en werktelefoon niet uitgeleend. Zij heeft zelf in het weekend van 22 en 23 oktober 2022 de aangetroffen zoekopdrachten verricht en ter lering gekeken naar het werk van andere traders. [verweerster] stelt dat zij bij het afleggen van haar verklaringen onder druk is gezet. [verweerster] stelt verder dat zij niet aan het (verzwaarde) geheimhoudingsbeding kan worden gehouden, met name omdat het boetebeding pas in december 2022 door [verweerster] is ondertekend. Daarnaast stelt [verweerster] dat eventuele verbeurde boetes gematigd moeten worden.

Tegenverzoek

5. [verweerster] verzet zich niet tegen toewijzing van de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). Zij verzoekt wel om toekenning van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW en een billijke vergoeding van € 20.000,00 op grond van artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW, omdat Van Caem volgens haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, met veroordeling van Van Caem in de kosten van deze procedure.

Verweer tegen het tegenverzoek

6. Van Caem stelt dat [verweerster] zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen waardoor haar verzoek tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding moet worden afgewezen.

Beoordeling

Ontbinding arbeidsovereenkomst

7. Gezien de nauwe samenhang tussen het verzoek en het tegenverzoek zullen de verzoeken gezamenlijk worden beoordeeld.
8. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Op grond van artikel 7:669 lid 2 sub e BW kan een arbeidsovereenkomst worden ontbonden indien een werknemer verwijtbaar handelt, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
9. Van Caem stelt dat dit geldt met betrekking tot het handelen van [verweerster] . Het verwijtbaar handelen zou bestaan uit het ter beschikking stellen van haar zakelijke laptop en werktelefoon aan een derde die daarmee toegang kreeg tot het account van [verweerster] en daarmee tot de bedrijfsgegevens van Van Caem. Het spreekt voor zich dat indien dit komt vast te staan de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Het verstrekken van toegang tot bedrijfsinformatie aan derden is zodanig ernstig dat dan van de werkgever niet kan worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
10. [verweerster] heeft tot twee keer toe aan medewerkers van Hoffman toegegeven dat zij haar laptop en telefoon meermaals aan een derde heeft gegeven. In haar tweede verklaring geeft zij aan dat die derde de heer [naam 4] is geweest en dat hij een voormalig medewerker van Van Caem is en haar oud collega. Zij geeft gedetailleerd aan waarom en wanneer zij dit heeft gedaan en waarom zij hiermee is gestopt. Beide verklaringen zijn door haar ondertekend.
11. In haar derde verklaring heeft zij aangegeven dat haar eerder afgelegde verklaringen niet juist zijn en dat zij zo heeft verklaard omdat zij onder druk gezet zou zijn door de onderzoekers van Hoffmann. Naar het oordeel van de kantonrechter is van ongeoorloofde druk niet gebleken. Evenmin is het aannemelijk dat zij een zodanige druk heeft ervaren dat zij daardoor een onjuiste verklaring zou hebben afgelegd. De door haar afgelegde verklaringen zijn gedetailleerd, door haar ondertekend en vinden ook steun in ander bewijs. Zo verklaart een medewerker van Van Caem - mevrouw [naam 5] - dat zij hierover heeft gesproken met [verweerster] en dat [verweerster] tegen haar heeft gezegd betrokken te zijn bij het lekken van bedrijfsinformatie.
12. [verweerster] verweert zich voorts door aan te geven dat zij in het weekend wel eens in het bedrijfssysteem zoekt om te kijken hoe andere handelaren handelen om daar van te leren. Dat dit door haar leidinggevende is geadviseerd, is niet vast komen te staan. Daarnaast is uit digitaal onderzoek gebleken dat de zoektermen die zijn gebruikt
– namen en artikelnummers – weinig relevantie hebben voor haar eigen werk en dat zij ook bestanden heeft geëxporteerd naar Excel. Overigens is er geen enkele redelijke belemmering geweest om eerlijk te vertellen wat zij bijvoorbeeld op 22 en 23 oktober 2022 heeft gedaan met haar account, als dat is geweest wat zij heeft aangegeven. Het verweer van [verweerster] is onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk en slaagt dan ook niet.
13. Nu Van Caem haar standpunt voldoende heeft onderbouwd en het verweer van [verweerster] niet slaagt, staat vast dat [verweerster] haar zakelijke laptop en werktelefoon en daarmee de toegang tot het bedrijfssysteem van Van Caem aan een derde heeft gegeven. In ieder geval in het weekend van 22 en 23 oktober 2022, maar ook op andere momenten. Hierdoor heeft zij verwijtbaar gehandeld jegens Van Caem en kan van Van Caem niet worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst langer voortduurt.
13. Herplaatsing ligt niet in de rede. [verweerster] heeft het vertrouwen beschaamd, dat van Caem in haar heeft gesteld. Dan kan van Van Caem niet worden gevergd dat zij [verweerster] in een andere functie plaatst.
13. Voor het bepalen van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt, is op grond van artikel 7:671b lid 9 BW onder meer van belang of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , zoals door Van Caem is aangevoerd. Dit is ook van belang voor beoordeling van het verzoek van [verweerster] om toekenning van een transitievergoeding.
13. De kantonrechter is van oordeel dat het handelen van [verweerster] kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Het handelen is namelijk in strijd met de bepalingen in haar arbeidsovereenkomst – de geheimhoudingsverplichting – en goed werknemerschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. Zij heeft misbruik gemaakt van haar positie en van de middelen waarmee zij haar werkzaamheden dient te verrichten en die in vertrouwen aan haar ter beschikking zijn gesteld. [verweerster] heeft zich hiervan bewust moeten zijn. Dit volgt alleen al uit het feit dat zij geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd en dus heeft gelogen om de waarheid te verbloemen. Van [verweerster] mocht worden verwacht dat zij volledige openheid zou hebben gegeven, nu haar werkgever een gerechtvaardigd belang heeft om boven tafel te krijgen hoe bedrijfsinformatie bij een leverancier en mogelijk anderen terecht kon komen.
17. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Van Caem zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van de datum van deze beschikking, te weten 4 augustus 2023, nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] .
17. De kantonrechter ziet geen reden om de transitievergoeding aan [verweerster] toe te kennen, aangezien uit het voorgaande volgt dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] als bedoeld in artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW.
17. Het verzoek van [verweerster] om toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Hiervan is geen sprake. [verweerster] is degene die ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
17. Nu aan de ontbinding geen (billijke) vergoeding wordt verbonden, hoeft Van Caem geen gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken.

Geheimhoudingsbeding

21. Hoewel het juist is dat [verweerster] per 5 september 2022 is junior Trader is geworden bij van Caem, heeft zij eerst op 16 december 2022 haar arbeidsovereenkomst getekend. Vanaf dat moment staat vast dat zij kennis heeft genomen van de inhoud van de arbeidsovereenkomst en deze heeft geaccordeerd. De daarin opgenomen geheimhoudingsverplichting en het daaraan verbonden boetebeding, die de grondslag vormt voor de vordering van Van Caem met betrekking tot de op te leggen contractuele boete kan haar in alle redelijkheid niet met terugwerkende kracht binden. Gesteld noch gebleken is dat zij voor 22 oktober 2022 op de hoogte was van het boetebeding en hiermee akkoord was. Deze vordering van Van Caem wordt dan ook afgewezen.

Proceskosten

22. Bij deze uitkomst van de procedure, zowel ten aanzien van het verzoek als het tegenverzoek, zal [verweerster] met de proceskosten van Van Caem worden belast. De proceskosten die samenhangen met het tegenverzoek worden op nihil gesteld vanwege hun onderlinge verwevenheid.

BESLISSING

De kantonrechter:
Ten aanzien van het verzoek van Van Caem:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 4 augustus 2023;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Van Caem begroot op € 793,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief btw en aan griffierecht € 128,00;
veroordeelt [verweerster] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de beschikking, wat de kostenveroordelingen als bedoeld onder II en III betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Ten aanzien van het tegenverzoek van [verweerster] :
I. wijst de verzoeken af;
II. veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Van Caem tot op heden begroot op nihil;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.